VNG Magazine nummer 7, 16 april 2021

Organisatieantropoloog Annebregt Dijkman schreef op basis van haar bijna twintig jaar ervaring in (de)radicalisering een inleiding op wat op de achterzijde van het boek een ‘jonge en complexe beroepspraktijk’ wordt genoemd.
 

De radicaliseringsindustrie

Het boek is bedoeld voor iedereen die op dit onderwerp werkzaam is en biedt een schat aan informatie, inclusief een gedetailleerd toetsingskader en talloze praktische handreikingen. Dijkman noemt radicalisering, extremisme en terrorisme (niet scherp te onderscheiden, laat staan te definiëren) een wicked problem met een hoge mate van complexiteit, met nog maar weinig structuur en bewijs voor wat werkt én met duivelse dilemma’s. Vaak gaat het om mensenlevens. Daardoor is de druk al hoog en door de – vaak eenzijdige en fors geframede – media-aandacht neemt die druk nog verder toe. Ook wetenschappelijk is dit explosief terrein, zoals eerder al door onder meer Beatrice de Graaf in diverse publicaties is uiteengezet.
De auteur gebruikt het beeld van een caleidoscoop om te illustreren dat er veel verschillende perspectieven meespelen, en er zijn ook heel veel verschillende instanties bij betrokken (soms nogal negatief betiteld als de ‘radicaliseringsindustrie’ uit de titel, de lijst in het boek beslaat ruim drie volle pagina’s). Deels hebben die een veiligheidsachtergrond, deels juist ook in de zorg, wat veel kan uitmaken. Er zijn nog weinig specifieke beroepskaders en effecten van interventies zijn lastig te meten. Bij elkaar komt Dijkman tot maar liefst dertien spanningsvelden waarmee professionals bij radicalisering te maken krijgen: niet voor niets noemt zij het ‘professioneel koorddansen’. Daar komt dan nog bij dat het persoonlijke en het professionele hier lastig te scheiden zijn, waardoor trauma’s, PTSS en burn-outs op de loer liggen.
De auteur kan daarbij uit eigen ervaring putten: toen zij door een vermeend belangenconflict vol in de wind kwam te staan van kritische media, was ze ruim een jaar uit de running. Met dit boek neemt ze opnieuw een zeker risico, maar dat doet ze vanuit oprechte betrokkenheid en uit liefde voor haar vak.
De grote meerwaarde van dit boek zit in het vierde hoofdstuk, waar Dijkman de door haar bepleite professionalisering handen en voeten geeft met een model waarbij de vier contexten die hierbij samenkomen in perspectief worden gezet. Een verdere verdieping krijgt de professionalisering door in te zoomen op de drie E’s: Experimenteren (maar wel met duidelijke afspraken!), Evalueren (om te komen tot heldere kaders en tot een uitgewerkt competentie- en functieprofiel voor de eerstelijnswerkers) en Excelleren (met onder andere aandacht voor zelfzorg, intervisie en ethische oordeelsvorming). Dit alles mondt uit in het al eerdergenoemde toetsingskader waarin in acht stappen systematisch wordt beschreven wat ervoor nodig is om de gewenste professionaliseringsslag te kunnen maken.
Het boek sluit af met een doorkijkje naar de toekomst, met een uitgebreide verantwoording en een uitvoerige literatuurlijst. Elk hoofdstuk begint met een leeswijzer plus leerdoelen en sluit af met een beknopte samenvatting. Zeer nuttig, ook in de lokale beroepspraktijk.

Rogier van der Wal

Annebregt Dijkman, De radicaliseringsindustrie, Van pionieren naar professionaliseren, Amsterdam University Press, € 22,50.

Verder leren en praten kan op werkenmetextremisme.nl.