In de regio Haaglanden vindt sinds vorig jaar regelmatig overleg plaats tussen wethouders en burgemeesters van de negen gemeenten en ketenpartners als politie, Openbaar Ministerie en ggz. Hierbij wordt voortgebouwd op de goedlopende ambtelijke samenwerking. Het is een verandering die illustratief is voor het steeds vaker en succesvoller verbinden van het zorgdomein en het veiligheidsdomein.

We spraken met Kavita Parbhudayal, wethouder Zorg, Jeugd en Volksgezondheid in Den Haag en Marja van Bijsterveldt, burgemeester in Delft. Beiden vervullen een trekkersrol in het bestuurlijk verbinden van het zorgdomein en het veiligheidsdomein.

Voor complexe problemen is niet één passende oplossing

portretfoto van wethouder Kavita Parbhudayal

Kavita Parbhudayal: “We zien vaak inwoners met problemen die raken aan zorg én veiligheid. Het zijn veelal complexe problemen waar niet één passende oplossing voor is. Als we tot passende oplossingen willen komen voor veiligheidsproblemen, dan kan zorg een belangrijke sleutel zijn om mensen op een goede manier terug te laten landen in hun woonsituatie. We moeten af van de situatie waarbij we mensen oppakken en na een paar dagen weer naar huis sturen, zonder dat er aan een echte oplossing is gewerkt. Daar willen we onze schouders onder zetten, samen met partners uit het zorg- en het veiligheidsdomein.”

portetfoto burgemeester Marja van Bijsterveldt

Marja van Bijsterveldt vult aan: “We komen uit de situatie waarin de ggz voor een deel is afgebouwd en de ambulante zorg niet in dezelfde mate is opgebouwd. Regelmatig hoor ik bij mijn stafoverleg dat de politie veel zorg en tijd heeft moeten besteden aan personen met verward gedrag. Dat betekent druk op schaarse politietijd én mensen worden ook niet op het juiste spoor gezet. Dat doet geen recht aan mensen. Door met elkaar aan tafel te zitten over hoe we zorg en veiligheid samen kunnen organiseren, kunnen we het hebben over hoe je het veiliger maakt op straat én hoe we mensen op het goede spoor krijgen. Zo hopen we ook de politie enigszins te ontlasten.”

Gemeenten en ketenpartners aan zet, het Rijk faciliteert

Marja van Bijsterveldt: “Ik ben blij met de samenwerking zoals we die met betrokken partners hebben ingericht, maar ik vind ook dat het Rijk goed betrokken moet blijven. Als gemeenten willen we creatief zijn, krachten bundelen en zorgen dat één en één optelt tot drie. We hebben de plicht om als gemeenten onderling en met ketenpartners problemen zo goed mogelijk op te lossen, maar als extra inzet van het Rijk nodig is, moet dat ook bespreekbaar zijn. Er komt een moment dat je de creativiteit en de complementariteit van de samenwerking ten volle benut en dan zou het nog weleens moeilijk kunnen zijn om voor die volgende inwoner de meest passende zorg te realiseren. Dan is het goed dat het Rijk aan tafel zit, bijvoorbeeld om ruimte te maken om te experimenteren en te innoveren en te zorgen dat er voldoende geld beschikbaar is.”

Kavita Parbhudayal vult aan: “Daarnaast lobbyen we natuurlijk ook voor versoepeling en verbetering in wetgeving als het gaat om gegevensdeling. Soms heb je binnen de praktijk iets meer gegevens nodig van elkaar en dat moet ook geregeld kunnen worden. Verder hebben we ook wel eens geld nodig, bijvoorbeeld als we een pilot willen inrichten die niet precies past binnen één bepaald stelsel zoals de Wmo, de Wlz of de Zvw. Dan willen we niet alleen laten zien dat we domeinoverstijgend samenwerken, maar ook dat we in die samenwerking resultaten boeken. Daarom is het mooi dat minister Grapperhaus en staatssecretaris Blokhuis beiden in oktober aanschoven aan onze tafel en beloofd hebben terug te komen.”

Geen extra bestuurlijke drukte creëren

Marja van Bijsterveldt: “Ambtelijk was de samenwerking tussen veiligheid en zorg al langer vormgegeven. De wet verplichte ggz heeft ons gepusht om zorg en veiligheid bestuurlijk beter te verbinden. Dat hebben we pragmatisch aangevlogen: we hebben het reeds bestaande overleg voorafgaand aan de veiligheidsregio, de stuurgroep veiligheidshuis, verbreed. Vier keer per jaar sluiten alle wethouders zorg van regio Haaglanden aan bij dit overleg waarmee het de stuurgroep Zórg- en Veiligheidshuis is geworden, waarbij Kavita en ik samen het duovoorzitterschap vervullen. Op deze manier vermijden we dat er weer een nieuw overleg in het leven wordt geroepen. Naast de negen gemeenten, zitten ook de ggz-instellingen, politie en Openbaar Ministerie aan tafel. En als de agenda daarom vraagt, worden ook andere partijen zoals de reclassering en Dienst Justitiële Inrichtingen uitgenodigd.”

Kavita Parbhudayal: “Zo’n samenwerking zorg en veiligheid helpt ons enorm bij de zogeheten ‘buikpijn-dossiers’, waarin we mensen steeds weer terugzien. We zien ze bij de politie, bij de huisverboden, bij de ggz. Bij deze groep inwoners moet je mensen én niet loslaten én een lange adem hebben. Anders zie je ze weer terug. Die complexe casussen kunnen we nu samen oppakken. Dat doen we met negen gemeenten en bovendien op een vernieuwende manier in het Zorg- en Veiligheidshuis. Van die aanpak verwachten we veel.”

Weg uit de machteloosheid

Kavita Parbhudayal: “De samenwerking  zoals we die nu in Haaglanden vormgeven, is  ontzettend belangrijk en een sleutel tot succes. De thema’s die op ons bordje liggen – van re-integratie ex-gedetineerden tot bestrijding van mensenhandel – vragen om een heldere aanpak. Hoe sneller we zorg en welzijn met veiligheid bij elkaar brengen, des te beter het met de betreffende mensen gaat.”

Marja van Bijsterveldt vult aan: “Wij willen hen uit die veelal negatieve cirkel halen. En is een professional dan in staat net even een stapje meer te zetten dan normaal van je verwacht mag worden om toch dat probleem op te lossen? Dat kan met een goede samenwerking. Daar is ook vertrouwen voor nodig en dat vertrouwen opbouwen kost tijd. Het is belangrijk dat niet steeds één partij wegloopt met het voordeel van de samenwerking, maar dat we daar met z’n allen plezier van hebben. Samen bereiken we meer dan ieder afzonderlijk.”

Bouwen op de goedlopende ambtelijke samenwerking

Kavita Parbhudayal: “Het bestuurlijk overleg is pas dit jaar [2020, red.] tot stand gekomen, daarvoor werkten we lokaal ook al veel samen tussen zorg en openbare orde afdelingen binnen en tussen gemeenten. In de stuurgroep hebben we recentelijk vastgelopen dossiers doorgesproken, zodat iedereen een beeld krijgt bij complexe casussen. En we stonden stil bij de knelpunten. Veel mensen geven bijvoorbeeld aan dat ze nog niet zelfstandig kunnen wonen, dat ze afhankelijk zijn van instanties en het gevoel hebben ‘niet verder te kunnen’ met het leven.”

Marja van Bijsterveldt beaamt dit: “Dat laatste voorbeeld van die passende huisvesting is treffend, want dat laat zien dat het hebben van zo’n overlegtafel cruciaal is. En natuurlijk bouwen we op een organisatie [het Zorg- en Veiligheidshuis, red.] die zeer dedicated is en op een goedlopende samenwerking in de ambtelijke werkgroep zorg en veiligheid sinds 2018. In de loop der jaren is ambtelijk kennis opgebouwd en zijn ook de complexiteiten, gebrek aan voortgang, grenzen, competenties et cetera in beeld gekomen. Als je die goedlopende ambtelijke afstemming hebt loop je op den duur tegen een grens op. Een grens waar je bestuurders voor nodig hebt om nieuwe afspraken te maken. We hebben nu op de drie niveaus – operationeel, tactisch en strategisch – een eigen overlegstructuur, waardoor we als stuurgroep aanjager zijn en regie voeren, waarbij wij steeds gevoed worden door de praktijk.”

Als bestuurders zorgen dat mensen andere mensen kunnen helpen

Kavita Parbhudayal: “We hebben elkaar in deze bestuurlijke setting nu drie keer gezien. Die samenwerking moet zo gaan groeien dat we elkaar en elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden beter snappen. Nu praten we soms wat (te) makkelijk over de positie van de ggz-partners of de politie, of zij over ons.”

Marja van Bijsterveldt: “Het is belangrijk dat de bestuurlijke samenwerking zich de komende jaren verder ontwikkelt. Inwoners met complexe problemen ondersteunen; wij voelen ons er bestuurlijk verantwoordelijk voor dat mensen andere mensen kunnen helpen. Ik hoop dat we dat de komende jaren nog beter gaan doen dan nu het geval is. En ik hoop dat we het gevoel blijven vasthouden dat we met elkaar voor het hogere doel gaan. Ondanks de schaarste, ondanks de onmogelijkheden.”