Nummer 10, 2016

Interview met Wim van de Donk, voorzitter van de commissie Toekomstgericht lokaal bestuur

 

Auteur: Paul van der Zwan

De politieke democratie staat meer tegenover de samenleving dan voorheen, aldus Wim van de Donk, voorzitter van de commissie Toekomstgericht lokaal bestuur. In haar rapport Op weg naar meervoudige democratie pleit zij voor een agenda voor het opnieuw verbinden van politieke en maatschappelijke vormen van democratie. ‘Daarom mag een toekomstagenda van de lokale democratie zich niet beperken tot het herordenen van de stoelen in het stadhuis.’

Missing media-item.
Foto: Howcom

Het lokaal bestuur moet permanent inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Welke dat zijn, verschilt uiteraard per tijdsbestek. Decentralisaties en de vluchtelingenproblematiek vormen belangrijke maatschappelijke opgaven waar gemeenten momenteel voor staan. Maar is het lokaal bestuurlijk stelsel daartoe nog wel goed ingericht of moet het wellicht anders? Bijvoorbeeld tegen de achtergrond van de werking van dualisme in het lokaal bestuur. De VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters vroegen het de commissie onder voorzitterschap van Van de Donk, sinds 2009 commissaris van de Koning in Noord-Brabant. VNG Magazine sprak met hem.

In hoeverre voldoet het huidige lokaal bestuurlijk stelsel nog?

‘Het beeld is gemengd. Aan de ene kant hebben gemeenten hun dienstverlenende rol prima doorontwikkeld. En dat in een tijd van decentralisaties die hun takenpakket alleen maar verzwaard hebben. Bovendien moesten gemeenten die taken uitvoeren met minder geld dan er voorheen voor beschikbaar was. Daarbij wordt het openbaar bestuur  meegezogen in een ambitieniveau dat door nieuwe technologische mogelijkheden steeds hoger ligt. In de markt is het niet gek dat je een product dat je overdag bestelt, ’s avonds al in huis hebt. Iedereen begrijpt dat een paspoort iets anders is dan een paar schoenen, maar toch, de druk is groot. Bestuurders, raadsleden en ambtenaren moet je een groot compliment maken voor wat ze op het gebied van dienstverlening de laatste jaren hebben bereikt.

‘Aan de andere kant zijn er over de gemeente als democratie wel vragen te stellen. De lage opkomst bij raadsverkiezingen, met name in grotere gemeenten, laat zien dat dat democratisch stelsel niet meer voldoet. Dat heeft te maken met de manier waarop de politieke democratie verbonden is met de samenleving. In de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw werd de politieke democratie gedragen door maatschappelijke democratie. Mensen waren lid van maatschappelijke groepen en die politieke democratie leunde in feite ook op maatschappelijke legitimiteit. Nu lijkt het wel of de politieke democratie wat meer tegenover de samenleving is komen te staan, dus het stadhuis versus de samenleving. Dat kan natuurlijk niet lang goed gaan, want het stadhuis is de samenleving. Daar moeten we als lokaal bestuur kritisch naar durven kijken, anders missen we de boot. De lokale overheid mag niet een soort V&D worden die zomaar ineens omvalt omdat niemand er meer van houdt.’

Vanwaar die kloof tussen politiek en de samenleving?

‘Mensen hebben geen waardering voor allerlei gehakketak en politiek gedoe en verdeeldheid, ze willen dat het bestuur tot resultaten komt. Zij vragen zich steeds meer af wat die democratie nog voor hen doet en hoe zij nog kunnen meedoen. Er is een beetje een anti-overheidsentiment ontstaan. Dat heeft mede van doen met het veranderde medialandschap. Ook regionale media hebben een soort verdienmodel waarin het uitvergroten van conflicten een rol speelt. Wat goed gaat, komt minder in beeld. De commissie vindt dit een belangrijk onderwerp. We roepen het kabinet op om te kijken wat je eigenlijk met dat regionale medialandschap moet, want dat verschraalt. Eigenlijk kun je zeggen dat onze lokale democratie sowieso een beetje aan het verschralen is. We houden er minder van, we geven er meer op af, dat kan niet waar zijn. Het is kostbaar wat we hebben met elkaar. Dan moet je kritische vragen durven stellen, bijvoorbeeld of die lokale democratie nu voldoende is aangehaakt bij wat er in de samenleving gebeurt en of zij in staat is te verbinden. Een diagnose daarvan die zich alleen beperkt tot de verhoudingen in het stadhuis slaat de plank mis.’

Hoezeer hebben veranderingen in de maatschappij hun weerslag op de verschillende spelers binnen het lokaal bestuur?

‘De burgemeester is steeds belangrijker geworden in zijn onafhankelijke rol, dus in het boven de partijen staan en het bijdragen aan consensus. De commissie vindt dat die functie versterkt zou moeten worden. We moeten zuinig zijn op

de burgemeester die van iedereen is. Hij verdient bescherming en moet niet te veel afhankelijk worden van de politiek. We moeten die burgemeesters koesteren als bewakers van de democratie, een burgemeester die van iedereen is, die een opdracht van verbinding en consensus met zich draagt. Het is belangrijk ook de wethouders tot hun recht te laten komen. We hebben hier echt een wethoudersbestuur. Plannen maken en die realiseren, is ook een kracht. We leven in een tijd waarin het bestuur zich steeds meer met buiten moet verbinden. Een wethouder die voor de raadszaal staat om zijn plannen uit te leggen, zal steeds meer omkijken naar andere partijen met wie hij in de samenleving te maken heeft.

‘Maatschappelijke veranderingen laten zeker ook raadsleden niet ongemoeid. Dat zijn mensen die belangrijk werk doen in onze samenleving. Met de Denktank over de positie en toekomst van de gemeenteraad vinden we dat raadsleden beter toegerust moeten worden. We geloven heel sterk in de representatieve democratie. Je moet niet een soort antagonisme creëren met maatschappelijke vormen van democratie. Die moet je niet als tegengesteld zien aan representatieve democratie maar die moet je als complementair gaan inzetten. Wij vragen eigenlijk aan de regering: ontwikkel nu eens een programma van praktijken en experimenten waarmee je dat kunt doen.

Gemeenteambtenaren worden eveneens geacht steeds meer te schakelen met netwerken in de buitenwereld. Dat leidt op zich al tot spannende verhoudingen. Hoe ga je dat bestuurlijk verwerken? Ook daarbij geldt wat ons betreft: ga ontwikkelagenda’s maken en experimenteren.’

Voldoet het duaal systeem tegen de achtergrond van die maatschappelijke ontwikkelingen?

‘Er zitten heel goede elementen in de dualisering, zoals de loskoppeling van de wethouder van het algemeen bestuur zodat deze niet meestemt over zijn eigen voorstellen en de betere toerusting van de raad met zijn griffie. Maar de duidelijker rollen die college en raad hebben gekregen, hebben er ook toe geleid dat zij meer tegenover elkaar zijn komen te staan. Het is de vraag of dat heeft geleid tot betere besluiten. We constateren dat het heeft geleid tot proceduralisering van de lokale politiek. We hebben meer politiek en minder democratie gekregen, terwijl het ging om het versterken van die democratie. Die moet nu wel herijkt worden op de maat van onze tijd.’

Wat is de rol die referenda daarbij kunnen spelen?

‘Dat moeten raden vooral zelf beslissen. Vergeet niet dat er meer kanten aan zitten, want zo’n referendum gaat zelden over de vraag die wordt gesteld, het zijn vaak projectieschermen van maatschappelijk ongenoegen. Bovendien kun je moeilijk iedere week een referendum houden. We hebben nu in het frame van directe en indirecte democratie de keuze: óf een gemeenteraadsvergadering óf een referendum. Ik vind dat een weinig productieve tegenstelling: een echte democratie zoekt verbinding, is geworteld in de samenleving. In de beleving van velen staat de democratie nu tegenover de samenleving.’

Bestuurders zijn dus niet langer de enigen die het initiatief nemen, ook burgers en ondernemers doen dat. Hoe beoordeelt u dat?

‘Tegenover het negatieve signaal van de lage opkomst bij de raadsverkiezingen vind ik het een positief teken dat burgers ook zeggen: laten we nu zelf eens even iets doen en bemoei je daar als overheid niet te veel mee want we kunnen heel veel zelf, dat vraagt u als overheid ook van ons. Burgers claimen wellicht nog een sterkere positie. De babyboomgeneratie gaat nu met pensioen en ik zie ook hier in Brabant dat dat geen mensen zijn die verwachten dat de overheid even alles voor hen regelt. Dat is de generatie die in de jaren zestig de wereld op zijn kop heeft gezet, die wil nu ook meedoen. Vind ik heel interessant, die participatieve doe-democratie.’

Wat betekent dat voor bestuurders?

‘De burgemeester, wethouder, raad en ambtenaar zullen zich moeten verhouden tot een dergelijk meervoudige democratie. Ook andere partijen gaan meedoen in dat spel van plannenmakerij. Let daarom op als je een toekomstagenda van de lokale democratie maakt dat je je niet beperkt tot het herordenen van de stoelen in het stadhuis. Wij zien dat veel mensen in het lokaal bestuur toch de neiging hebben om de discussie maar vooral over zichzelf te voeren.’

Hoe kunnen burgers erbij worden betrokken?

‘Ik vind het werken met rapporteurschappen bijvoorbeeld erg interessant. Een raadslid maakt een rapport voor de hele raad, die er vervolgens over beslist. Net zoals het Europees Parlement, dat al werkt met rapporteurs. De raad zou bijvoorbeeld ook een gezaghebbend iemand in de samenleving kunnen aanwijzen om zo’n rapport te maken. Daartoe kan de raad een verordening aannemen dat als er een bepaald aantal handtekeningen is om die persoon een rapport te laten maken over een bepaald onderwerp, de raad zichzelf verplicht om dat op de agenda te zetten.

‘De representatieve democratie is geen doorgeefluik van burgerwensen. De raad heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid om geïnformeerd tot besluiten te komen. Maar niemand verbiedt de raad om een mechanisme te maken om burgers toegang te bieden tot de agenda.’

U pleit blijkens de titel van uw rapport voor een meervoudige democratie. Wat houdt die in?

‘Dat politieke en maatschappelijke vormen van democratie naast elkaar bestaan en meer dan nu het geval is intensief en creatief op elkaar kunnen worden betrokken. We pleiten voor een nieuw perspectief op de problematiek van het lokaal bestuur en vandaaruit voor een agenda van ontwikkelingen en opdrachten voor de toekomst. Belangrijk daarbij vinden we ook het toestaan van verscheidenheid, bijvoorbeeld in de manier waarop gemeenten hun onderlinge samenwerking inrichten. Dat gaat nu volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen, die daar een betrekkelijk uniform regime overheen legt. Wij vinden dat gemeenten daar vrijer in moeten worden gelaten. We achten het overigens geen doel op zich om dingen verschillend te gaan doen, maar een forse inzet op verscheidenheid spreekt ons meer aan dan een fictieve inzet op illusoire uniformiteit.’

Aanbevelingen

De commissie Toekomstgericht Lokaal bestuur doet in haar rapport Op weg naar meervoudige democratie vier concrete aanbevelingen:

  • Ontwikkel de huidige representatieve democratie naar een meervoudige democratie. 
  • Evalueer het dualisme in het licht van maatschappelijke en democratische ontwikkelingen.
  • Veranker de onafhankelijke en neutrale positie van de burgemeester in relevante wetgeving.
  • Meer maatwerk, variëteit en verscheidenheid in het openbaar bestuur.‘De representatieve democratie is geen doorgeefluik van burgerwensen.’

Zie ook: Op weg naar meervoudige democratie (pdf) (rapport Commissie toekomstgericht lokaal bestuur)