Nummer 9, 2016

Het gaat niet goed met de uitvoering van het Energieakkoord. Plannen lopen vertraging op en het beoogde aandeel duurzame energie ligt nog niet binnen handbereik. Het maatschappelijk verzet is een van de redenen dat het zo moeizaam verloopt. Volgens de Groningse onderzoeker Leo Heijne hebben gemeenten een sleutelpositie om daar iets aan te doen.

Met het Energieakkoord is vastgelegd dat het aandeel duurzame energie zou moeten toenemen van ruim 4 procent in 2013 naar 14 procent in 2020 en 16 procent in 2023. In de Nationale Energieverkenning 2015 staat dat de plannen vertraging oplopen en dat de doelstellingen voor 2020 niet gehaald dreigen te worden. Als een van de redenen waarom het zo moeizaam gaat, wordt het maatschappelijk verzet genoemd. Met name projecten met windenergie in Noord-Nederland lopen grote projectrisico’s door de weerstand van burgers, wat zijn weerslag heeft op decentrale overheden en de benodigde doorlooptijd. Welke rol kunnen gemeenten spelen bij het duurzamer maken van de energievoorziening en het verminderen van maatschappelijk verzet?

Top-down

Het energiebeleid wordt in Nederland vooral top-down vormgegeven. Op nationaal niveau worden afspraken gemaakt, die worden doorvertaald naar regionaal en lokaal niveau. Het Rijk heeft bijvoorbeeld met provincies afgesproken om 6000 MW aan windenergie te leveren. Provincies hebben het vervolgens verdeeld onder de gemeenten.

Gemeenten zitten klem maar hebben wel een sleutelpositie. Zij ervaren de ‘botsing’ tussen enerzijds het uitvoeren van bovenaf opgelegde energieafspraken en anderzijds ideeën en plannen die leven onder de eigen inwoners. Sommigen hebben allerlei ideeën om duurzamer te leven, energie te besparen en zelf energie op te wekken. Anderen hebben juist geen of weinig belangstelling voor duurzame ontwikkeling of verzetten zich tegen de top-down plannen.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten wil regionale energiestrategieën ontwikkelen waarbij de gemeenten een centrale rol krijgen omdat de transitie naar duurzame energie op lokaal en regionaal niveau plaatsvindt. Als eerste stap gaat de VNG aan de slag met koploperregio’s waar al initiatieven worden ondernomen (VNG Magazine, december 2015).

Inzicht geven

Koploperregio’s zijn een goed begin om de spanning tussen top-down en bottom-up aan te pakken. Na de koplopers zouden alle gemeenten inzicht moeten geven in het energiegebruik van hun inwoners (inclusief bedrijven) en hoe hierin voorzien gaat worden. De gemeentelijke plannen moeten op provinciaal en nationaal niveau op elkaar worden afgestemd. De plannen moeten wel volledig en realistisch zijn. Onderzoeksinstellingen (hogescholen en universiteiten) kunnen helpen met modellen waarbij inzicht wordt verkregen in de verschillende energiestromen. Hoeveel energie wordt er gebruikt en kan er worden geproduceerd? Wat gebeurt er met gemeenten met veel energie-intensieve bedrijven? Hoe kan de energiepuzzel helemaal worden opgelost? Niet alleen vanuit technisch perspectief maar vanuit een brede maatschappelijke invalshoek met economische, juridische, sociaalpsychologische en communicatieve aspecten. Het inschakelen van kennisinstellingen betekent ook dat een nieuwe generatie studenten wordt opgeleid met praktische kennis van en ervaring met de inrichting van een duurzame samenleving.

Draagvlak

In de gemeentelijke plannen kunnen zo op basis van verkregen draagvlak keuzes gemaakt worden. Belangrijk bij de energieplannen op lokaal niveau is het vertrouwen van de burgers te winnen en het te herwinnen bij burgers die zich in het huidige top-down beleid niet gehoord voelen (bijvoorbeeld bij de plaatsing van windmolens). Lastige kwesties zullen aan de orde komen zoals waardedaling van woningen, onevenwichtige verdeling van baten en lasten en de aantasting van het landschap. Maar burgers en bedrijven kunnen zelf het best aangeven hoe in hun energievraag wordt voorzien. Zij ervaren uiteindelijk de gevolgen van de te maken keuzes en zullen zien dat Nederland een dichtbevolkt land is waar de overgang naar duurzame energie grote gevolgen heeft voor hun omgeving. Dat proces kost tijd en moeite. Gemeenten hebben meer instrumenten nodig om een eerlijkere verdeling van baten en lasten te realiseren bijvoorbeeld door andere compensatie- en participatiemodellen. Gemeenten voeren hierbij de regie en creëren actief draagvlak. Want zonder draagvlak gaat het niet lukken met de afspraken uit het Energieakkoord.

Leo Heijne, Onderzoeker Kenniscentrum Energie, Hanzehogeschool Groningen


Wilt u ook een betoog schrijven? Stuur een mail naar redactie@vngmagazine.nl