Onrechtmatige besluiten
-
Als een besluit niet is vernietigd terwijl er wel bestuursrechtelijke rechtsmiddelen zijn aangewend (dat wil zeggen dat er bezwaar is ingediend en/of beroep is aangetekend), dan is het besluit zowel qua inhoud als wijze van totstandkoming rechtmatig. Hetzelfde geldt als er geen gebruik wordt gemaakt van de bestuursrechtelijke rechtsmiddelen. Het besluit kan dan niet meer worden aangevochten. Het besluit heeft daarmee formele rechtskracht verkregen. Een vordering bij de civiele rechter dat het betreffende besluit onrechtmatig is, zal in dat geval worden afgewezen. De rechtspraak heeft de leer van de formele rechtskracht ontwikkeld om tegenstrijdige uitspraken bij de civiele en bestuursrechter te voorkomen en voorts om een goede taakverdeling tussen de civiele en de bestuursrechter te creëren.
-
Nee, overschrijding van de beslistermijn wordt niet ‘gedekt’ door de formele rechtskracht van het uiteindelijk genomen besluit. Overschrijding van de beslistermijn wil echter niet zeggen dat de gemeente per definitie onrechtmatig handelt. De Hoge Raad heeft bepaald dat voor de onrechtmatigheid bijkomende omstandigheden zijn vereist (HR 22-10-2010 ECLI:NL:HR:2010:BM7040). De Hoge Raad geeft aan dat als bijkomende omstandigheden onder meer van belang kunnen zijn: de mate van de termijnoverschrijding, de oorzaak daarvan en de voor het bestuursorgaan kenbare belangen van de betrokken belanghebbende.
Bijvoorbeeld als de oorzaak van de termijnoverschrijding is dat de gemeente moest wachten op een advies van Bureau Bibob, dan kan dat worden gezien als een rechtvaardiging voor de overschrijding van de beslistermijn. Of als het bij de gemeente bekend is dat een burger schade lijdt door de trage besluitvorming, dan zal de rechter eerder oordelen dat de gemeente onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig handelt.
-
Nee, de verzoekschriftprocedure op grond van artikel 8:88 Awb biedt uitsluitend de mogelijkheid om het bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade. De civiele rechter kan wel de gemeente gebieden het onrechtmatig handelen te staken.
-
De rechtspraak neemt niet snel een uitzondering op de formele rechtskracht aan. Dat wordt slechts mogelijk geacht als de aan de formele rechtskracht verbonden bezwaren ‘door bijzondere omstandigheden zo klemmend worden geacht dat op het beginsel een uitzondering moet worden gemaakt’, aldus de Hoge Raad.
In de loop der tijd is door de rechtspraak een aantal uitzonderingen gehonoreerd.
In de VNG-publicatie ‘Voorbereid op aansprakelijkheid‘ worden deze uitzonderingen onderverdeeld in 3 categorieën:
- Het is aan het betrokken bestuursorgaan te wijten dat er geen rechtsmiddelen zijn aangewend
- Het betrokken bestuursorgaan heeft de onrechtmatigheid (tijdig) erkend
- De betrokkene mocht er van uitgaan dat hij geen belanghebbende was en daarom geen rechtsmiddel hoefde aan te wenden.
Ontheffing
-
Artikel 35 Alcoholwet is daar niet voor bedoeld. Artikel 35 ziet toe op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat daarbij vooral gedacht moet worden aan evenementen, zoals braderieën, sportfeesten, kermissen, e.d. of bijzondere festiviteiten. De ontheffing kan worden verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen. Het is niet de bedoeling dat iedere keer opnieuw een ontheffing voor een korte periode wordt aangevraagd, want daardoor zou de vergunningplicht worden omzeild.
Als men regelmatig (zwak)alcoholhoudende drank - en daar valt bier onder- wil schenken zal men een reguliere vergunning moeten aanvragen en dus ook aan de daaraan gestelde eisen moeten voldoen.
-
Het is mogelijk een artikel 35-ontheffing te verlenen voor het organiseren van een proeverij tijdens een evenement. Het maakt niet uit dat de drank gratis wordt verstrekt. Wel is het zo dat het uitsluitend zwak-alcoholische drank mag zijn en dat deze absoluut niet verkocht mag worden voor gebruik elders dan ter plaatse. Dit laatste mag alleen in de slijterij met een alcoholwetvergunning of in een in artikel 18, tweede lid, genoemde winkel of een snackbar e.d.
-
Er is geen alcoholwetvergunning of ontheffing nodig als het feest volledig besloten is, dat wil zeggen uitsluitend toegankelijk is voor genodigden. Hiervan is sprake als er geen entree wordt gevraagd en er gratis alcohol wordt geschonken. Aan alle drie de eisen moet zijn voldaan anders is het géén besloten feest.
Het feest moet uitsluitend toegankelijk zijn voor genodigden. Anderen mogen het feest niet bezoeken. Is er toch sprake van het toelaten van anderen dan genodigden dan is het feest in strijd met artikel 25 Alcoholwet.
Openbare betrekkingen en nevenfuncties
-
Artikel 41b van de Gemeentewet geeft een regeling voor het vervullen van nevenfuncties door een wethouder. Volgens het derde lid moet een wethouder openbaar maken welke andere betaalde en onbetaalde functies hij naast het wethouderschap vervult. Dit moet terstond na de benoeming als wethouder of aanvaarding van een nieuwe nevenfunctie.
Deze verplichting geldt ongeacht of het wethouderschap voltijds dan wel in deeltijd wordt vervuld (Kamerstukken I 2009/10, 30425, C, p. 2). Een opgave van deze nevenfuncties moet op het gemeentehuis openbaar ter inzage worden gelegd. De openbaarmaking kan ook op internet geschieden, omdat dat aansluit bij de praktijk (Kamerstukken II 2009/10, 30693). Een wethouder die zijn ambt voltijds vervult, is ook verplicht zijn inkomsten uit nevenfuncties openbaar te maken (vierde lid). Het is daarbij niet van belang of het nevenfuncties bij publieke of private organisaties betreft (Kamerstukken II 2005/06, 30425, 3, p. 5).
De neveninkomsten dienen uiterlijk op 1 april, na het kalenderjaar waarin ze zijn genoten, openbaar te worden gemaakt. Deze datum is om praktische redenen gekozen. Omdat in de eerste maanden van het jaar de jaaropgave voor de inkomstenbelasting wordt verstrekt, bestaat er voldoende gelegenheid de informatie van de jaaropgave over te nemen en openbaar te maken.
De verplichting inkomsten uit nevenfuncties openbaar te maken geldt niet voor een wethouder die zijn ambt in deeltijd vervult. De reden voor deze uitzondering is dat het voor de hand ligt dat een wethouder die zijn ambt in deeltijd vervult nog andere functies bekleedt en dat publieke verantwoording daarover niet aan de orde is (Kamerstukken II 2009/10, 30425, 12, p. 4). De openbaarmaking van neveninkomsten wordt in dat geval onevenredig geacht gelet op de (geringe) omvang van het publieke ambt (Kamerstukken I 2009/10, 30425, C, p. 2). Het vijfde lid regelt welke inkomsten openbaar dienen te worden gemaakt.
-
Op grond van artikel 12 Gemeentewet dienen leden van de raad openbaar te maken welke andere functies zij vervullen naast het raadslidmaatschap. . Dit moet terstond na de benoeming als raadslid of aanvaarding van een nieuwe nevenfunctie.
Het gaat zowel om hoofd- als om nevenfuncties, betaald en onbetaald. Openbaarmaking van deze informatie is nodig met het oog op mogelijke strijdigheid van belangen. Het is daarom van belang dat deze informatie permanent openbaar is en - bij wijziging - geactualiseerd wordt.
De Gemeentewet stelt dat openbaarmaking plaats vindt door terinzagelegging van deze informatie op het gemeentehuis. Deze terminologie sluit niet uit dat de openbaarmaking ook geschiedt op het internet. Dat sluit aan bij de praktijk (Kamerstukken II, 30 693, nr. 17, p. 3).
-
Allereerst is van belang dat de wethouder niet tevens één van de functies genoemd in art. 36b Gemeentewet bekleedt. De in dit artikel genoemde functies zijn onverenigbaar met de functie van wethouder. Art. 41b lid1 Gemeentewet bepaalt dat een wethouder geen nevenfuncties vervult waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het wethouderschap. Het begrip nevenfunctie wordt niet nader gedefinieerd. De invulling hiervan wordt overgelaten aan het beoordelingsvermogen van de wethouder zelf (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 94). Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen betaalde en onbetaalde nevenfuncties. Het zou kunnen dat de door de raad vastgestelde Gedragscode voor wethouders hier nadere regels over bevat.
-
Het geloofsbrievenonderzoek is geregeld in artikel V4 van de Kieswet. Daarin is o.m. bepaald dat wordt nagegaan of de kandidaat geen met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekkingen vervult. Dat zijn de betrekkingen genoemd in artikel 13 van de Gemeentewet, en enkele uitzonderingen. Het gaat dus in elk geval om de openbare betrekkingen genoemd in artikel 13 Gemeentewet. Bij het geloofsbrievenonderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. Het gaat dus om die betrekkingen die mogelijk relevant zijn in het kader van artikel 13 Gemeentewet en de gedragscode. Bekijk de modelgedragscodes.
Opgraven / herbegraven / ruimen van graven
-
Wanneer sprake is van verwaarlozing kunnen, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, de grafrechten vervallen. Artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging bepaalt het volgende: De verwaarlozing wordt in een schriftelijke verklaring vastgelegd; deze wordt toegezonden aan de rechthebbende. Wanneer deze niet binnen één jaar na (bevestiging van) ontvangst in het onderhoud voorziet, vervalt het grafrecht. Wanneer de ontvangst van de verklaring niet wordt bevestigd, wordt deze gedurende vijf jaar bekend gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats. Als gedurende deze periode niet is voldaan aan de oproep het graf te onderhouden, vervalt het grafrecht. De minimale uitgiftetermijn dient dan wel te zijn verstreken. In de praktijk doen veel gemeenten oproepen om in het onderhoud van bepaalde graven te voorzien ook nog eens via regionale of landelijke media. Voor graven waarop voor 1 januari 2009 het recht is gevestigd, en ten aanzien waarvan voor 1 januari 2024 een verklaring van verwaarlozing wordt opgesteld, geldt een overgangsbepaling (artikel 84a van de Wet op de lijkbezorging): Het recht vervalt dertig jaar na de laatste begraving in dat graf, op zijn vroegst met ingang van 1 januari 2029. Bij een particulier graf is er sprake van een beschikking waarin het grafrecht is vastgelegd. Die beschikking is gebaseerd op de regels die golden ten tijde van het afgeven van de beschikking. Het is van belang deze regels te achterhalen. Als daarin is bepaald dat het onderhoud (inclusief groot onderhoud) aan het graf volledig is afgekocht, kan de gemeente het grafrecht niet laten vervallen op grond van verwaarloosd onderhoud . De gemeente was immers zelf verplicht het graf te onderhouden. Op voorwaarde dat de termijn van grafrust (tien jaar na de laatste begraving) wordt gerespecteerd kunnen, wanneer de grafrechten zijn vervallen, de graven worden geruimd. Er zijn immers geen rechthebbenden meer aan wie toestemming gevraagd moet worden. Hoe te handelen als de rechthebbende is overleden? In de Model-beheersverordening van de VNG is een bepaling opgenomen dat na het overlijden van de rechthebbende de nabestaanden zelf het initiatief moeten nemen het recht op het particuliere graf op een andere naam te zetten (artikel 17). De aanvraag daartoe dient dan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende te worden gedaan. Als de rechthebbende zelf in het graf moet worden begraven, dient het verzoek tot overschrijving van het recht vóór de begrafenis te worden gedaan. Wanneer het verzoek tot overschrijving niet binnen de genoemde termijnen wordt gedaan vervalt het grafrecht en kan de gemeente het graf na afloop van de grafrusttermijn (10 jaar) ruimen. Als de gemeente een dergelijke bepaling niet heeft vervalt het grafrecht na afloop van de termijn waarvoor het recht was verleend. Hierbij moet de gemeente wel rekening houden met de verplichting, genoemd in artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging om minstens een jaar voor afloop van de termijn de rechthebbende te informeren. Als die is overleden is het kies om de nabestaanden op de een of andere manier van de afloop van de termijn in kennis te stellen en de mogelijkheid van verlenging te bieden (zie ook weer artikel 28). Dat is mogelijk door middel van een bordje bij het graf en een bericht op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats. Ook een bericht in de media behoort tot de mogelijkheden. Als daar geen reactie op komt, kan het grafrecht na afloop van de termijn als vervallen worden beschouwd.