Schending inlichtingenplicht
-
Volledige vraag
Moet in geval van schending inlichtingenplicht van een echtpaar een boete worden opgelegd aan beide partners samen, of aan beide partners afzonderlijk?Antwoord
In artikel 18a, negende lid Participatiewet is met ingang van 1 januari 2015 vastgelegd dat indien bijstand aan een gezin wordt verleend, de verplichting tot betaling van de bestuurlijke boete bij alle gezinsleden berust en dat deze gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van deze verplichting. -
Volledige vraag
Betrokkene is verhuisd naar een andere gemeente en heeft zich daar bij Burgerzaken ingeschreven. Bij de gemeente waar zij een bijstandsuitkering ontvangt heeft zij deze verhuizing niet doorgegeven. Desgevraagd geeft zij aan dat de nieuwe gemeente bij inschrijving heeft gezegd dat de inschrijving zal worden door gegeven aan de oude gemeente.
Betrokkene dacht dat hiermee aan de inlichtingenplicht was voldaan. Is dit boetewaardig?Antwoord
Het feit dat betrokkene haar verhuizing naar en vestiging in de nieuwe gemeente heeft gemeld bij de nieuwe gemeente en zich daar heeft laten inschrijven, maakt het feit, dat betrokkene het niet aan de uitkeringsafdeling in de oude gemeente heeft gemeld, niet boetewaardig.Bespreking
De vraag is, of er sprake is er sprake van schending van de inlichtingenplicht als de gemeente de gegevens zelf uit diverse administraties kan halen? Van belang is om te weten wat die inlichtingenplicht precies inhoudt.In artikel 17, eerste lid PW staat: De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
De ministeriële regeling die hier wordt genoemd, is echter nooit gemaakt. Dat betekent dat de inlichtingenplicht onverkort geldt. De verwarring ontstaat door artikel 5.2a van het Besluit suwi, omdat daar een aantal gegevens genoemd worden die de gemeente zelf uit administraties binnen en buiten de gemeente kan halen. Maar dit artikel verwijst enkel naar artikel 53a PW (onderzoeksplicht gemeente) en niet naar artikel 17 PW (inlichtingenplicht).
Als de bijstandsgerechtigde bij de BRP heeft gemeld dat er iets in zijn woonsituatie is gewijzigd, dan heeft hij aan de inlichtingenplicht voldaan. Door deze melding heeft hij het college namelijk op de hoogte gebracht van de wijziging. Hoe het college ervoor zorg draagt dat deze informatie van burgerzaken terecht komt bij de sociale dienst, is aan het college. De bijstandsgerechtigde staat hier buiten.
-
Volledige vraag
Indien de gemeente in het jaar 2013 een verzwegen samenwoning constateert in de eigen gemeente dan dient de ten onrechte verstrekte bijstandsuitkering te worden teruggevorderd en kan/moet een boete worden opgelegd ter hoogte van de bijstandsvordering.Moet/kan de boete ook worden opgelegd aan de verzwegen partner omdat de bijstandsvordering i.v.m. hoofdelijke aansprakelijkheid wel van de verzwegen partner kan worden teruggevorderd?
Antwoord
De inlichtingenplicht op grond van de WWB (nu Participatiewet - PW) geldt vanaf het moment dat iemand zich heeft gemeld voor een uitkering. En de verzwegen partner heeft zich nooit gemeld, hij is juist in het geheel niet bekend bij de gemeente. De inlichtingenplicht van artikel 17, eerste lid WWB (thans PW) is daarom niet op hem of haar van toepassing. Om die reden kan er geen bestuursrechtelijke boete opgelegd worden wegens schending van die inlichtingenplicht. De te veel of ten onrechte betaalde uitkering kan wel worden teruggevorderd, nu dit specifiek is geregeld in artikel 59, tweede lid WWB (PW).Dit is anders als er aangifte wordt gedaan en de fraude via het strafrecht wordt afgehandeld. Op grond van het strafrecht kan de meeprofiterende - verzwegen -partner wel worden bestraft.
Er is wel sprake van een medepleger als een echtpaar een uitkering aanvraagt en beide partners verzwijgen de inkomsten van één van de partners. In dat geval hebben beiden de inlichtingenplicht geschonden en is de boete voor hun beide.
-
Volledige vraag
Een bijstandsontvanger bezit sedert tien jaar vermogen in het buitenland, in de vorm van een woning. Tien jaar lang heeft de bijstandsontvanger dit vermogen verzwegen. De bijstandsontvanger heeft de afgelopen tien jaar in totaal € 24.000,- aan bijstand ontvangen. Hij ontving nml. per maand € 200,- aanvullende bijstand.Vast staat dat de bijstandsontvanger de inlichtingenplicht geschonden heeft, door zijn vermogen in het buitenland te verzwijgen. Echter: het fraudebedrag is minder dan € 50.000,-. Er dient dus een boete opgelegd te worden. Moet de boete nu over de laatste 5 jaar opgelegd worden of over de gehele periode. De Awb spreek nml. van een vervallen termijn van 5 jaar. (art. 5.4.2.6 Awb)
Antwoord
De eerste vraag is vanaf wanneer de schending van de inlichtingenplicht speelt. Er zijn drie mogelijkheden:- De fraude speelt geheel vóór 01-01-2013
In dat geval is het maatregelregime nog aan de orde. - De fraude speelt geheel na 01-01-2013
In dat geval is het boeteregime aan de orde. - De fraude speelt deels vóór en deels ná 01-01-2013
In dat geval komt het overgangsrecht in beeld. Op grond van dat overgangsrecht is het nieuwe (boete)regime van toepassing als de fraude begonnen is vóór 2013 en tenminste 30 dagen in 2013 doorloopt. Ofwel, is het vermogen ontdekt op of voor 30 januari (hetzij door mededeling van de klant, hetzij door onderzoek door de gemeente) dan is over de gehele periode het oude maatregelen)regime van toepassing. Is het na die periode boven water gekomen (hetzij door mededeling van de klant, hetzij door onderzoek door de gemeente) dan is het nieuwe regime van toepassing waarbij de boete over de periode vóór 2013 wordt gematigd.
Vervaltermijn
De vervaltermijn is opgenomen in artikel 5:45 eerste en tweede lid van de Awb. Als sprake is van een benadelingsbedrag van meer dan € 340,- dan is de vervaltermijn vijf jaar nadat de overtreding is begaan. Dat betekent dat je geen boete meer kunt opleggen over overtredingen die meer dan vijf jaar geleden zijn. Ook niet als je dit pas na vijf jaar ontdekt. Kom je er dus na precies tien jaar achter dat de fraude al tien jaar speelt, dan kun je enkel over de afgelopen vijf jaar een boete opleggen. - De fraude speelt geheel vóór 01-01-2013
Schooltijden
-
Vanaf 1 augustus 2006 hebben scholen in het primair onderwijs meer vrijheid om, in samenspraak met ouders, de schooltijden zelf in te vullen. Zo is het mogelijk om voor alle groepen naast de woensdagmiddag een tweede vrije middag in te voeren, of de verplichte lesuren in vier dagen per week te verzorgen. Een school kan ook kiezen voor een zesdaagse lesweek.
Bovendien kunnen scholen een extra vakantieweek inplannen of het totale aantal lesdagen terugbrengen naar 180 in plaats van de huidige 200. Indien een school van de nieuwe regelgeving gebruik maakt en dat vastlegt in de schoolgids, dient de gemeente bij het vervoer hier rekening mee te houden.Het leerlingenvervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals dat is vastgelegd in de schoolgids. Alleen wanneer de structurele handicap van een leerling het volgen van het volledige onderwijsprogramma onmogelijk maakt kan hiervan worden afgeweken. Zo wordt voorkomen dat ouders op basis van sociale of tijdelijke medische overwegingen aanvragen indienen voor het vervoer tijdens de schooltijd, bijvoorbeeld omdat de leerling te jong is om het hele onderwijsprogramma te volgen.
Bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden kan de gemeente besluiten af te wijken van de reguliere schooltijden, wanneer hierom wordt gevraagd. Zie onder ‘Tijdelijke handicap’.
Examens zijn alleen aan de orde voor de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs, tijdens een beperkte periode. Examens vinden vaak plaats buiten het reguliere rooster om, maar zijn onderdeel van het schoolprogramma. Het is dan redelijk om bij het vervoer zo veel mogelijk rekening te houden met de afwijkende tijden. Vaak zijn, wanneer leerlingen enige tijd op elkaar kunnen wachten, combinaties mogelijk. Dit zou dan in overleg met de leerlingen, de ouders en de school uitgewerkt kunnen worden. Voor proefwerkweken dienen leerlingen, ouders en school in principe andere oplossingen te zoeken.
Seksuele intimidatie
-
Dat seksuele intimidatie een overtreding en geen misdrijf is betekent onder andere dat bepaalde opsporingsbevoegdheden die alleen bij misdrijven kunnen worden toegepast niet kunnen worden ingezet. Bijvoorbeeld het opvragen van camerabeelden van derden. Wel kunnen camerabeelden die zijn verkregen met cameratoezicht door gemeenten op grond van artikel 151c van de Gemeentewet worden geraadpleegd. Ook is het bijvoorbeeld mogelijk om door inbeslagname van een telefoon beelden te verkrijgen.
Dat seksuele intimidatie als overtreding en niet als misdrijf strafbaar is gesteld betekent ook dat schuld en opzet niet bewezen hoeven te worden. Dit faciliteert de handhaving.
-
In het kader van de implementatie van de Wet seksuele misdrijven, waar de strafbaarstelling van seksuele intimidatie onderdeel van is, wordt rond 1 juli een landelijke publiekscampagne gestart om de nieuwe wet onder de aandacht van een breed publiek te brengen. In deze campagne, die zich in het bijzonder richt op jongeren (tussen 18 en 30 jaar) - aangezien dit de bevolkingsgroep is die het meest geconfronteerd wordt met seksueel geweld - is ook aandacht voor de strafbaarstelling van seksuele intimidatie. Het doel van deze campagne is het informeren van burgers over de nieuwe wet en door middel van communicatie de normatieve en preventieve werking ervan te versterken. Zo wordt gewerkt aan meer maatschappelijk bewustzijn rondom seksuele veiligheid en een cultuur van respect, instemming en afstemming. Zie voor meer informatie over deze campagne: www.metelkaartrekkenwedegrens.nl
-
Het gaat om een seksuele benadering met een zekere intensiteit, die een gemiddelde mens als opdringerig kan beschouwen en die een intimiderend effect heeft. Het kan bestaan uit opmerkingen, gebaren, geluiden en/of aanrakingen. Of sprake is van seksuele intimidatie zoals gedefinieerd in de Wet seksuele misdrijven wordt beoordeeld aan de hand van de inhoud van de opmerkingen, gebaren etc. en van de context. Bij expliciete seksuele opmerkingen, zinspelingen op seksueel contact en seksualiserende opmerkingen zal snel de conclusie kunnen zijn dat er sprake is van seksuele intimidatie. Bijvoorbeeld als iemand voor ‘hoer’, ‘bitch’, ‘slet’, ‘geil wijf’ etc. wordt uitgemaakt of als opmerkingen worden gemaakt zoals ‘Ik wil je pakken’ of ‘Ik zou je doen’.
-
Het is de verwachting dat de meeste handhaving van seksuele intimidatie op straat zal plaatsvinden als een opsporingsambtenaar het gedrag op heterdaad constateert of als getuigen het gedrag zien, maar bijvoorbeeld ook bij seksuele intimidatie online door een bekende dader.
Handhaving in andere situaties is ook mogelijk, bijvoorbeeld met gebruik van camerabeelden van cameratoezicht door de gemeente. De verwachting is ook dat meldingen van seksuele intimidatie helpen om hotspots in kaart te brengen en beter zicht krijgen op deze problematiek. De handhavers kunnen bijvoorbeeld bij veel meldingen op bepaalde locaties bijvoorbeeld gerichte acties gaan doen op die plekken.
-
Seksuele intimidatie in het openbaar is vanaf 1 juli 2024, de datum waarop de Wet seksuele misdrijven van kracht wordt, strafbaar. In deze wet wordt seksuele intimidatie in het openbaar als volgt gedefinieerd: ‘Een ander in het openbaar indringend seksueel benaderen door middel van opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten’.
Het gaat dus om opdringerige seksuele benadering in het openbaar waarvan een intimiderend effect uitgaat. Om dit te beoordelen wordt gekeken naar de inhoud van de seksuele benadering en naar de context waarbinnen deze benadering plaatsvindt (bijvoorbeeld duur, frequentie, omgeving of situatie). Seksuele intimidatie kan zowel offline als online plaatsvinden. Seksuele intimidatie is iets anders dan flirten. Een ongewenst flirt kan vervelend zijn maar is niet direct intimiderend.
-
Boa’s kunnen op dit moment alleen in de gemeenten Rotterdam, Utrecht en Arnhem op seksuele intimidatie handhaven. In deze gemeenten loopt een pilot met boa’s die een specifieke training hebben gehad en aan wie het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft toegekend om op seksuele intimidatie te handhaven. Omdat de strafbaarstelling van seksuele intimidatie in het openbaar niet is opgenomen in de domeinlijst van domein I zijn boa’s namelijk niet automatisch bevoegd tot het opsporen en handhaven van de nieuwe strafbaarstelling. Na afloop van de pilot zal worden bezien of boa’s in het algemeen bevoegd kunnen worden om op seksuele intimidatie te handhaven en in dat geval wat hiervoor nodig is. Mocht dat het geval zijn, dan zal de lokale driehoek bepalen of boa’s op de handhaving van seksuele intimidate in een bepaalde gemeente worden ingezet. Dit zal in dat geval dus een extra mogelijkheid voor gemeenten zijn, maar geen verplichting.
De handhaving van seksuele intimidatie door boa’s is in aanvulling op de handhaving door de politie die sowieso hiervoor bevoegd is. Verdere afspraken over de hierover maak je als gemeente in de lokale driehoek. U kunt daarbij denken aan afspraken over handhaving en prioritering van strafbaarstelling
Heeft u vragen over de pilot, neem dan contact op met het ministerie van JenV: pilot.handhaving.seksuele.intimidatie@minjenv.nl.
-
Voor seksuele intimidatie is in onze samenleving geen plaats, nergens. De kern van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie in het openbaar is dat iemand een ander in het openbaar op intimiderende wijze als seksueel object benadert. Hierdoor voelen mensen zich onveilig of worden ze gehinderd om zichzelf te zijn in het openbaar. Zo komt een veilige publieke ruimte waarin iedereen zich vrij kan bewegen steeds meer onder druk te staan. Vanuit het perspectief van de openbare orde is er hier een rol weggelegd voor het strafrecht.
De aanpak van seksuele intimidatie op de werkvloer kan veel doeltreffender met de inzet van andere middelen dan met strafrechtelijke handhaving. Hier liggen belangrijke verantwoordelijkheden voor de werkgevers om te zorgen voor een veilig werkklimaat en een respectvolle omgang onder werknemers. Andere wetgevingsdomeinen, zoals het Arborecht, geven daar ook regels voor. Zie voor meer informatie over de aanpak van seksuele intimidatie op de werkvloer: Seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer | Met elkaar trekken we de grens