Samenwerkingsverbanden met partners
-
Hier is sprake van een subsidierelatie. Als een financiële relatie de kenmerken van een subsidie heeft dan is het dat ook, ongeacht de manier waarop de relatie door partijen aangeduid wordt. In beginsel kan slechts subsidie verstrekt worden op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, tenzij sprake is van een uitzondering als genoemd in artikel 4:23, derde lid, van de Awb. Er zal dus een subsidieregeling opgesteld moeten worden waarvan de omvang mede afhankelijk is van hoe de Algemene Subsidieverordening (ASV) van de gemeente luidt en in hoeverre het noodzakelijk/wenselijk is van die ASV af te wijken.
Schadeverhaal / kostenverhaal
-
Ja, de gemeente kan degene die illegaal posters plakt aansprakelijk stellen voor de schade, te weten de kosten van het verwijderen van de illegaal geplakte posters. De grondslag hiervoor is dat het illegaal plakken onrechtmatig is jegens de gemeente (artikel 6:162 BW). Om vast te stellen dat sprake is van illegaal plakken, is van belang dat de gemeente bij verordening heeft vastgelegd dat het plakken van posters alleen is toegestaan op aangewezen plaatsen.
De gemeente kan ook de opdrachtgever voor het plakken van de posters aansprakelijk stellen op grond van artikel 6:171 BW. Dit artikel houdt een risico-aansprakelijkheid in voor de opdrachtgever voor fouten van niet-ondergeschikten die in opdracht werkzaamheden voor dat bedrijf uitvoeren. Het is dan niet nodig te achterhalen wie of welk bedrijf de posters feitelijk heeft geplakt (Rechtbank Zwolle 16-12-2003, NJ Feitenrechtspraak 2004, 87)Als de aansprakelijkheid wordt betwist, kan de gemeente een vordering om de kosten te verhalen instellen bij de civiele rechter.
-
Te vroeg of te laat op straat gezet huisvuil vormt een groot probleem in onze gemeente. Kunnen wij de vervuiling tegengaan door de kosten van het opruimen van dit huisvuil op de aanbieder te verhalen via het privaatrecht?
Ja, de gemeente kan via het privaatrecht de aanbieder aansprakelijk stellen voor het feit dat de aanbieder een onrechtmatige daad jegens de gemeente heeft gepleegd. De aanbieder moet de schade die de gemeente hierdoor heeft geleden (de kosten van het opruimen van het huisvuil) vergoeden. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de gemeente in de Afvalstoffenverordening heeft vastgelegd dat aanbieding van het huisvuil op bepaalde tijden moet gebeuren (artikel 10.23 Wet milieubeheer).
Artikel 5.26 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht opent uitdrukkelijk de mogelijkheid tot privaatrechtelijk kostenverhaal door de overheid op grond van onrechtmatige daad. De wet zegt hier dus zelf dat de overheid van haar privaatrechtelijke bevoegdheden gebruik kan maken. Overigens kan een gemeente ook besluiten om de regelgeving voor het aanbieden van huisvuil te handhaven via het strafrecht of het bestuursrecht. Zie ook Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 juli 2003, Gemeentestem 7194, nr. 167 m.nt. C.L.G.F.H. Albers. -
Mogen de kosten van het verwijderen van olie op het wegdek worden verhaald via het privaatrecht of is er dan sprake van doorkruising van de Wegenwet of de Wet veiligheidsregio’s?
Ja, de kosten mogen via het privaatrecht worden verhaald. Nee, er is geen sprake van doorkruising van de Wegenwet of de Wet veiligheidsregio’s.
Lange tijd is er discussie geweest of het verwijderen van olie op het wegdek moest worden gezien als publieke taak en of de daarmee gemoeide kosten in dat geval voor rekening van de overheid moesten blijven. Aan deze discussie heeft de Hoge Raad op 12 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3594) een einde gemaakt. Over het algemeen wordt een weg afgezet als er olie op de weg ligt. Daardoor wordt aan het acute gevaar van olie op de weg een einde gemaakt. Het opruimen van de olie valt daarmee niet meer onder de wettelijke taak van de brandweer, te weten ‘het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand’ (artikel 25 Wet veiligheidsregio’s). Het opruimen valt dan onder de taak van de gemeente als wegbeheerder op grond van de Wegenwet. Het verhaal van de opruimingskosten levert geen doorkruising op van de Wegenwet. Deze wet kent geen regeling voor het verhaal van deze kosten. Ook op grond van de totstandkomingsgeschiedenis van de Wegenwet is er geen reden om aan te nemen dat kostenverhaal (publiekrechtelijk) is uitgesloten, zodat er geen sprake is van doorkruising van het publiekrecht.
Schending inlichtingenplicht
-
Volledige vraag
Moet in de Participatiewet (PW) ook een waarschuwing/boete worden opgelegd als een aanvraag (bijv. op basis van verzwegen vermogen) wordt afgewezen?Antwoord
De verplichting om op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden te melden die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering geldt op grond van artikel 17 lid 1 PW en artikel 30c lid 2 en 3 Wet suwi. Deze verplichtingen gelden direct vanaf de aanvraag. Dat betekent dat ook het niet verstrekken van voldoende of juiste gegevens bij de aanvraag een schending van de inlichtingenplicht tot gevolg heeft. Aangezien er niet teveel uitkering is uitbetaald, kan worden volstaan met een waarschuwing zolang de afgelopen twee jaar de inlichtingenplicht niet eerder is geschonden. -
Volledige vraag
Is artikel 18a PW ook van toepassing op de verplichting binnen 6 maanden administratie te overleggen zoals bedoeld in artikel 38, lid 2 Bbz?Antwoord
Het boeteregime van artikel 18a PW is ook van toepassing op aanvragen/verstrekkingen op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004). Het Bbz2004 regelt namelijk aanvullende of afwijkende bepalingen ten opzichte van de Participatiewet (PW).Voor de hoogte van de boete kijken we naar het bedrag dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen. Onder bijstand wordt zowel algemene bijstand, als bijzondere bijstand, als bedrijfskapitaal o.g.v. het Bbz2004 verstaan. Nu betrokkene wettelijk verplicht is (art. 38 Bbz) om de cijfers binnen zes maanden na afloop van het boekjaar te leveren, is er inderdaad sprake van een schending van de inlichtingenplicht.
Vervolgens blijft de vraag, op welk bedrag de boete bepaald moet worden, bij terugvordering van op grond van het Bbz als leenbijstand verstrekte bijstand o.a. voor levensonderhoud, als de zelfstandige geen jaarcijfers levert. Het standpunt van het ministerie is dat het benadelingsbedrag nihil is, omdat de bijstand al als leenbijstand was verstrekt. De terugbetalingsverplichting bestond dus al, alleen de grondslag voor terugbetaling wijzigt van leenbijstand in een terugvordering. Het bedrag zelf wijzigt niet. Er is dus sprake van nulfraude met als resultaat een waarschuwing of boete van € 150,-.
-
Schending van de inlichtingenplicht tijdens bewindvoering. Wat betekent dit voor het opleggen van een boete?
Wanneer de inlichtingenplicht is geschonden, maar de klant vertegenwoordigd wordt door een bewindvoerder, kan het voorkomen dat de fout bij de bewindvoerder ligt. Echter, ongeacht het handelen van de bewindvoerder blijft de klant voor de wet verantwoordelijk voor het leveren van de relevante informatie. Aan de klant zal in principe een boete opgelegd moeten worden.
Als de klant aantoont dat de omissie bij de bewindvoerder ligt en er ten aanzien van hem sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zal bij het opleggen van de boete rekening gehouden moeten worden met mogelijke verminderde verwijtbaarheid, dan wel de afwezigheid van verwijtbaarheid. Immers volgens het 'AVAS'-principe (= afwezigheid van alle schuld) kan bij ontbreken van verwijtbaarheid geen boete worden opgelegd.
Aan een bewindvoerder kan, voor het verzuim om de betreffende informatie op te geven aan het college, geen bestuurlijke boete worden opgelegd. De bewindvoerder is immers geen belanghebbende in de zin van de Participatiewet.
De klant kan eventueel een klachtenprocedure starten tegen de bewindvoerder. Deze procedure gaat buiten de gemeente om en maakt geen deel uit van de boeteprocedure.
Meer informatie
- Ik heb een klacht over mijn bewindvoerder. Waar kan ik terecht? (Raad voor Rechtsbijstand)
- Procedures en regelgeving bij bewindvoering (goedvertegenwoordigd.nl)
-
Volledige vraag
Door een burger wordt een aanvraag voor bijstand ingediend. De burger wordt verzocht om enkele bewijsstukken in te leveren. Bewijsstukken welke niet gerelateerd zijn aan de zgn. authentieke bronnen. Bijvoorbeeld: bankafschriften, overzicht schulden enz.De burger levert deze stukken niet binnen het vastgestelde termijn in. De aanvraag wordt buiten behandeling gesteld. (art. 4:5 Awb). Heeft de aanvrager de inlichtingenplicht geschonden en dient hij in dat geval dan een waarschuwing of boete te krijgen?
Antwoord
De verplichting om op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden te melden die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering geldt op grond van artikel 17 lid 1 PW en artikel 30c lid 2 en 3 Wet suwi. Deze verplichtingen gelden direct vanaf de aanvraag.Dat betekent dat ook het niet verstrekken van voldoende of juiste gegevens bij de aanvraag een schending van de inlichtingenplicht tot gevolg heeft. Aangezien er niet teveel uitkering is uitbetaald, kan worden volstaan met een waarschuwing zolang de afgelopen twee jaar de inlichtingenplicht niet eerder is geschonden.
-
Volledige vraag
Is er sprake van schending van de inlichtingenplicht als de gemeente de gegevens zelf uit diverse administraties kan halen?
Bespreking
Een heel belangrijke vraag is wat die inlichtingenplicht precies inhoudt.
In artikel 17, eerste lid WWB staat:
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
De ministeriële regeling die hier wordt genoemd, is echter nooit gemaakt. Dat betekent dat de inlichtingenplicht onverkort geldt. De verwarring ontstaat door artikel 5.2a van het Besluit suwi, omdat daar een aantal gegevens genoemd worden die de gemeente zelf uit administraties binnen en buiten de gemeente kan halen. Maar dit artikel verwijst enkel naar artikel 53a WWB (onderzoeksplicht gemeente) en niet naar artikel 17 WWB (inlichtingenplicht).
Als de bijstandsgerechtigde bij het GBA heeft gemeld dat er iets in zijn woonsituatie is gewijzigd, dan heeft hij aan de inlichtingenplicht voldaan. Hij heeft het college namelijk op de hoogte gebracht van de wijziging. Hoe het college ervoor zorg draagt dat deze informatie van burgerzaken terecht komt bij de sociale dienst, is aan het college. De bijstandsgerechtigde staat hier buiten. -
Volledige vraag
In onderstaande voorbeelden gaat het telkens om iemand die twee weken heeft gewerkt zonder dit op te geven. Daarmee is € 700,- verdiend. In alle gevallen is sprake van recidive na één jaar, waarbij weer € 700,- is verdiend zonder dit op te geven. In alle gevallen is opzet aangetoond.Voorbeeld 1:
- Een bijstandsgerechtigde, benadelingsbedrag € 700,-; boete € 700,-. Totale schuld aan de gemeente € 1.400,-. Betrokkene verhuist van Rotterdam naar Capelle a/d IJssel en recidiveert na een jaar. Benadelingsbedrag € 700,-; boete € 1.050,- (en de beslagvrije voet voor drie maanden niet van toepassing). Schuld aan de gemeente: € 1.750,-.
Voorbeeld 2:
- Een WW-gerechtigde, benadelingsbedrag € 700,-; boete € 700,-. Totale schuld aan UWV € 1.400,-. Hij gaat uit de WW en komt in de bijstand. Een jaar later gebeurt dit nog eens. Benadelingsbedrag € 700,-; boete € 1.050,- (en 3 maanden geen bijstand?) Schuld aan de gemeente € 1.750,-.
Voorbeeld 3:
- ZW-gerechtigde die 2 weken heeft gewerkt voor een uitzendbureau (€ 700,- niet opgegeven). Benadelingsbedrag € 700,-; boete € 700,-; schuld aan UWV € 1.400,-. Hij wordt uiteindelijk ontslagen en komt in de WW. Een jaar later is wederom sprake van schending van de inlichtingenplicht. Benadelingsbedrag € 700,-; boete € 1.050,- (en wordt uit de WW gezet en komt in de bijstand?); schuld aan UWV € 1.750,-.
Vraag: Waar ga ik de fout in? Wil je adequaat kunnen handelen in deze situaties, is een fraude-boete-register noodzakelijk.
Antwoord
Allereerst een kleine nuance met betrekking tot de door jou geschetste situaties. Betrokkene heeft in situatie 1 gewerkt en € 700,- verdiend zonder dit door te geven aan het college. Voor de vaststelling van de hoogte van de terugvordering kijk je naar de onterecht door het college betaalde bijstand, ofwel het brutobedrag. Voor de vaststelling van de hoogte van de boete kijk je naar het onterecht door de bijstandsontvanger ontvangen bedrag, ofwel het nettobedrag. De terugvordering en de boete zullen dus in de praktijk zelden even hoog zijn, ook al is de boete 100% van het benadelingsbedrag. De enige uitzondering daarop is als de terugvordering nog in hetzelfde kalenderjaar wordt afgelost. In dat geval heeft de gemeente nog geen belasting en sociale premies afgedragen.Voor de bepaling of er sprake is van recidive wordt gekeken naar een clustering van wetten. Dat betekent dat wel sprake is van recidive als iemand binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van de eerste boete een tweede overtreding van de inlichtingenplicht begaat, zolang het bij dezelfde uitvoeringsinstantie is (SVB, UWV of gemeente). Dus van WW naar ZW is wel recidive, van WW naar PW niet. De boete bij de gemeente is dus maximaal 100% van het benadelingsbedrag, niet 150%.
Voorbeeld 3 is inderdaad een geval van recidive, nu beide wetten door het UWV worden uitgevoerd. Bij recidive wordt hij alleen niet de WW uitgezet, maar de beslagvrije voet wordt maximaal vijf jaar buiten werking gesteld. Die vijf jaar is hier zeker niet aan de orde, nu het om een schuld gaat van € 1.750,-. Die is veel eerder afgelost en dan wordt de uitkering weer doorbetaald. Bovendien kan een bedrag worden uitbetaald voor woonkosten, zorgkosten en kosten kinderen. Mocht betrokkene dan toch zonder middelen zijn, dan kan hij een bijstandsuitkering aanvragen. Als deze wordt toegekend dan worden de uitbetalingen van de WW-uitkering voor woonkosten, zorgkosten en kosten kinderen niet als middel aangemerkt. Op papier heeft betrokkene namelijk een heel hoog jaarinkomen, uit WW (al komt die niet tot uitbetaling) en uit PW. Daarom zal het recht op zorg- en huurtoeslag beduidend lager worden of geheel eindigen. Om die reden wordt dit voor de bijstand niet als middel aangemerkt.
Het ligt voor de hand dat gemeenten in situaties als genoemd onder voorbeeld 3 een maatregel opleggen bij toekenning bijstand vanwege onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Betrokkene is namelijk door eigen toedoen in de omstandigheid gekomen dat hij niet meer in zijn bestaan kan voorzien. Op grond van de maatregelverordening kan een maatregel worden opgelegd, maar dan moet wel in de maatregelverordening zijn opgenomen dat een maatregel mogelijk is vanwege ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid. Het is aan te raden om deze situatie specifiek in de verordening op te nemen. Niet per se noodzakelijk, maar het kan wel helpen.
-
Volledige vraag
Een fraude, schending van de inlichtingenplicht, begint in 2012 en loopt door tot na januari 2013. Hoe moet dan omgegaan worden met de afhandeling?Moet er een splitsing aangebracht worden in de fraudeperiode tot 01 januari 2013 (maatregel opleggen) en de periode er na (boete opleggen), rekening houdend met internationaal recht, in casu artikel 15 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR)?
Antwoord
Op grond van de uitspraak van de Centrale Raad van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754) wordt het overgangsrecht als volgt toegepast. Als een schending van de inlichtingenplicht is begonnen vóór 2013 en doorloopt na 31 december 2012, dan wordt de hoogte van de boete in twee stappen vastgesteld.Eerst wordt beoordeeld wat de hoogte zou zijn van de maatregel voor de betreffende gedraging vóór 2013. Vaak werd dit vastgesteld aan de hand van een percentage van de maandelijkse uitkering. Het bedrag van de maatregel die toen zou zijn opgelegd, wordt nu als boete opgelegd.
Bij dit bedrag wordt opgeteld de boete over de periode na 31 december 2012. Dit boetebedrag is het percentage van het benadelingsbedrag, dat correspondeert met de mate van verwijtbaarheid. (Zie paragraaf 3.2.1 van de Handreiking Aanscherping handhaving en sanctiebeleid).
Deze twee bedragen worden bij elkaar opgeteld. Komt dit bedrag boven de maximale boete uit (zie paragraaf 3.2.1 Handreiking), dan wordt de maximale boete opgelegd. Is het bedrag lager, dan wordt dit lagere bedrag als boete opgelegd. Het gaat nadrukkelijk om één boete, die bestaat uit twee bedragen die bij elkaar op zijn geteld.
Meer informatie
-
Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (nov. 2014, pdf)
In kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving -
Handreiking Fraudewet (2015, publicatie)
-
-
Volledige vraag
Het Rechtmatigheidsonderzoeksformulier (ROFje) wordt door de belanghebbende niet tijdig ingeleverd. Belanghebbende krijgt een hersteltermijn. Hierna wordt het ROFje alsnog binnen de vastgestelde hersteltermijn ingeleverd. Er is geen sprake van benadeling. Is er dan sprake van schending van de inlichtingenplicht en dient er een waarschuwing of boete opgelegd te worden?Antwoord
Ja. Een dergelijke gedraging valt onder schending inlichtingenplicht. Bij niet-benadeling zoals in dit geval kan worden volstaan met een waarschuwing, tenzij binnen een periode van 2 jaar al eerder een dergelijke waarschuwing is gegeven. Bij een volgende keer (recidive) moet dan een boete worden opgelegd.