Nieuwe geheimhoudingsregels: Bevoegdheid om geheimhouding op te leggen
-
Alleen in artikel 82 Gemeentewet staat dat een lid van de raad voorzitter van een raadscommissie moet zijn. Voor een door de raad ingestelde bestuurscommissie (artikel 83 Gemeentewet) of een door de raad ingestelde overige commissie (artikel 84 Gemeentewet) is dit niet verplicht. Dit betekent dat de burgemeester voorzitter mag zijn van een door de raad ingestelde bestuurscommissie of overige commissie. Dit gebeurt echter niet in zijn of haar hoedanigheid als burgemeester maar als voorzitter van de commissie. Vanaf 1 april 2023 is het niet meer mogelijk dat een voorzitter van de commissie zelf geheimhouding op informatie legt.
-
vervolg van vraag: terwijl de nieuwe geheimhoudingsregels van de Gemeentewet niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard?
Er doet zich momenteel de situatie voor dat in artikel 16 lid 5 Wet gemeenschappelijke regelingen nog verwezen wordt naar artikel 25 Gemeentewet terwijl dat artikel per 1 april 2023 is komen te vervallen door de nieuwe geheimhoudingsregeling in de artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet.
Het ministerie van BZK gaat artikel 16 lid 5 Wet gemeenschappelijke regelingen nog aanpassen aan de nieuwe geheimhoudingsregeling in de Gemeentewet. Dit gebeurt met een Verzamelwet waarin uiteenlopende technische wijzigingen staan. Het ministerie moet die Verzamelwet nog indienen bij de Tweede Kamer.
Tot de (nog onbekende datum van) inwerkingtreding van dit onderdeel van de Verzamelwet kunnen gemeenschappelijke regelingen zo veel mogelijk handelen volgens de bedoeling van de wetgever, namelijk dat bekrachtiging niet meer nodig is. Dit geldt des te meer nu artikel 25 Gemeentewet niet meer van kracht is. -
Het ligt niet voor de hand om geheimhouding voor een bepaalde termijn op te leggen. Het orgaan dat tot opheffing bevoegd is, moet op zeker moment bepalen of er reden is om de geheimhouding op te heffen. Doorgaans is op voorhand niet goed te voorspellen wat daar een geschikt moment voor is. In plaats hiervan kan er voor worden gekozen om de geheimhouding periodiek te heroverwegen.
Als geheime informatie met de raad is gedeeld, is de raad bij uitsluiting bevoegd om de geheimhouding op te heffen. Een vooraf door bijvoorbeeld het college bepaalde termijn mag niet ten koste van die bevoegdheid van de raad gaan.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Geheime informatie delen
-
Als het college of de burgemeester overeenkomstig het 2e of 3e lid informatie verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben, verstrekt het college of de burgemeester die informatie tevens aan de raad (artikel 88 lid 5 Gemeentewet). Dit geldt voor commissies als bedoeld in artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet en niet voor een vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 Gemeentewet.
-
Geheime informatie die aan een commissie bestaande uit leden van de raad wordt verstrekt, moet ook met de gehele raad worden gedeeld. Een situatie waarvoor dit volgens het ministerie van BZK niet geldt, betreft die van de besloten commissievergadering.
Op het moment dat bepaalde zaken in een besloten commissievergadering worden besproken, komt die geheime informatie ter kennis van de aanwezigen en rust op die informatie van rechtswege geheimhouding (artikel 23 lid 4 Gemeentewet). Deze mondelinge informatie is niet aan de commissie verstrekt waardoor de geheime informatie ook niet aan de gehele raad hoeft te worden verstrekt.
Bij schriftelijke informatie kan onderscheid worden gemaakt tussen:
- geheime schriftelijke informatie die het college of de burgemeester verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben
- vertrouwelijke informatie die bijvoorbeeld de burgemeester met enkele leden van de raad wil bespreken
Als het college of de burgemeester geheime schriftelijke informatie verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben, moet het college of de burgemeester die informatie tevens aan de gehele raad verstrekken (artikel 88 lid 5 Gemeentewet). Dit moet ook als de commissie deze geheime schriftelijke informatie in een besloten vergadering behandelt. Juist omdat schriftelijke informatie onder geheimhouding kan worden verstrekt, kunnen één of meer andere raadsleden om deze informatie vragen en moet het college of de burgemeester deze informatie ook verstrekken tenzij dit in strijd is met het openbaar belang (artikel 169 lid 3 en artikel 180 lid 3 Gemeentewet).
Het ministerie van BZK onderkent echter dat zich nog steeds situaties kunnen voordoen waarin bijvoorbeeld de burgemeester vertrouwelijke informatie wil bespreken met enkele leden van de raad en dus niet met de hele commissie waarin leden van de raad zitting hebben. Dit blijft ook na de wetswijziging mogelijk. Het gaat hier dus nadrukkelijk niet om geheime schriftelijke informatie die is verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben. Die vertrouwelijke informatie hoeft dan niet met de hele raad te worden gedeeld. Het college of de burgemeester hoeven die vertrouwelijke informatie ook niet aan andere raadsleden te verstrekken als die daar om vragen.
-
De opgelegde geheimhoudingsplicht geldt ook voor de andere personen die aanwezig zijn bij een besloten raadsvergadering. Dat blijkt uit artikel 23 lid 4 Gemeentewet, waarin staat: 'Indien met gesloten deuren wordt vergaderd, geldt een verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in die vergadering ter kennis van de aanwezigen komt. De verplichting duurt voort, totdat de raad haar opheft.’ Als die andere aanwezigen de geheimhouding opzettelijk schenden dan zijn ze net als de raadsleden vervolgbaar en strafbaar op grond van artikel 272 WvS.
-
Het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, kan deze geheime informatie nog aan anderen (zoals burgerraadsleden) verstrekken, mits de geheimhouding daarmee niet materieel wordt opgeheven. Als geheime informatie aan anderen dan de organen van de gemeente wordt verstrekt, rust op deze anderen een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht en artikel 272 Wetboek van Strafrecht.
Zodra het orgaan de geheime informatie met de raad heeft gedeeld, is alleen de raad nog bevoegd om de informatie met anderen te delen dan waarmee deze informatie al was gedeeld. De raad kan er ook voor kiezen om nadere regels te stellen over hoe andere bestuursorganen dan toch in bepaalde gevallen de kring van geheimhouders zelf mogen uitbreiden. Als de raad het wenselijk vindt om alle partijen aan generieke regels te binden, is hiervoor een verordening aangewezen.
De Gemeentewet laat nadrukkelijk de keuze aan de raad om al dan niet nadere regels te stellen. In artikel 88, zesde lid, Gemeentewet staat dat 'de raad regels kan stellen'. Het stellen van nadere regels is dan ook niet verplicht. De raad kan er ook voor kiezen om geen nadere regels te stellen maar wel afspraken te maken over hoe andere bestuursorganen in bepaalde gevallen de kring van geheimhouders mogen uitbreiden nadat die de geheime informatie met de raad hebben gedeeld.
Te denken valt aan een algemene of specifieke machtiging waarbij de raad vastlegt in welke gevallen bijvoorbeeld het college geheime informatie ook nog met anderen kan delen nadat deze informatie aan de raad is verstrekt en onder welke voorwaarden dit moet gebeuren. Het zou dan kunnen gaan om gevallen waarin verstrekking van informatie aan bepaalde partijen voor het college noodzakelijk is in het kader van het dagelijks bestuur, ook nadat deze informatie onder geheimhouding is verstrekt aan de raad.
Als bij de raad en/of andere bestuursorganen de behoefte bestaat aan nadere regels dan wel afspraken over het uitbreiden van de kring van geheimhouders nadat de geheime informatie met de raad is gedeeld, dan is het raadzaam dat de raad en die andere bestuursorganen hierover tijdig met elkaar in gesprek gaan. Uiteindelijk is het de gemeenteraad zelf die op basis van een verordening of beleidsregels de eigen werkwijze ten aanzien van geheimhouding en de kring van geheimhouders vaststelt.Meer informatie hierover is te vinden in de circulaire geheimhouding (pdf, 3,4 MB) van het ministerie van BZK.
-
De artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet gaan uit van de organen van het gemeentebestuur en dus niet van een fractie of raadslid. Alleen een orgaan van het gemeentebestuur kan dus geheimhouding op informatie leggen en die informatie zelf vertrouwelijk met anderen delen. Zodra die geheime informatie aan de raad is verstrekt, mag alleen de raad die geheime informatie nog met anderen delen.
Als geheime informatie aan de raad is verstrekt, biedt artikel 88 lid 6 Gemeentewet nog wel de mogelijkheid voor de raad om regels te stellen over de ruimte die het aan andere organen van het gemeentebestuur wil geven om die geheime informatie toch ook nog zelf met anderen te delen. Ook hier gaat het dus niet om een fractie of raadslid aan wie de raad die ruimte kan geven.
Als een individueel lid van een orgaan waaraan geheime informatie is verstrekt deze informatie met anderen deelt of openbaar maakt, schendt diegene de geheimhoudingsplicht. De raad kan in dat geval besluiten om het betreffende lid voor maximaal 3 maanden uit te sluiten van toegang tot stukken waarop geheimhouding rust. Dit staat los van eventuele strafbaarheid op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. -
De nieuwe geheimhoudingsregeling in de artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet is alleen van toepassing op de organen van het gemeentebestuur. Zo kan het college informatie ten aanzien waarvan het een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd, verstrekken aan de raad, de rekenkamer en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V (artikel 88 lid 3 Gemeentewet).
Zolang het college de geheime informatie nog niet met de raad heeft gedeeld, mag het college die geheime informatie vertrouwelijk delen met anderen dan de organen van het gemeentebestuur. Als geheime informatie aan anderen dan deze organen wordt verstrekt, rust op deze anderen niet een geheimhoudingsplicht op grond van hoofdstuk Va Gemeentewet maar wel op grond van artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht en artikel 272 Wetboek van Strafrecht. Het is van belang dat de juiste rechtsgrond op de betreffende documenten wordt vermeld.
Nadat het college de geheime informatie met de raad heeft gedeeld, is in beginsel alleen de raad nog bevoegd om die informatie met anderen te delen (artikel 88 lid 6 Gemeentewet). De raad kan echter bij verordening of bijvoorbeeld met een algemene of specifieke machtiging regelen in welke gevallen het college zelf de geheime informatie nog met anderen mag delen (artikel 88 lid 5 Gemeentewet). Dit kan noodzakelijk zijn voor het dagelijks bestuur, ook nadat deze informatie onder geheimhouding aan de raad is verstrekt.
Meer informatie hierover is te vinden in de circulaire geheimhouding (pdf, 3,4 MB) van het ministerie van BZK. -
Nee. Als de wens bestaat geheime informatie aan een of enkele raadsleden te verstrekken, moet deze informatie aan de gehele raad worden verstrekt (Kamerstukken II 2019/20, 35 546, nr. 3, p. 10 en 20). Ook als geheime informatie wordt verstrekt aan een commissie waarin raadsleden zitting hebben, moet die informatie tevens aan de voltallige raad worden verstrekt (artikel 88, vijfde lid, Gemeentewet). Hiermee wil de wetgever de gelijkheid in de informatiepositie tussen raadsleden benadrukken. Ook voorkomt deze regeling dat onduidelijkheid ontstaat over de status van informatie en bijvoorbeeld over de (on)mogelijkheid om deze informatie in de fractie te delen of bespreken.
Een situatie waarvoor dit volgens het ministerie van BZK niet geldt, betreft die van de besloten commissievergadering. Op het moment dat bepaalde zaken in een besloten commissievergadering worden besproken, komt die geheime informatie ter kennis van de aanwezigen en rust op die informatie van rechtswege geheimhouding (artikel 23 lid 4 Gemeentewet). Deze mondelinge informatie is niet aan de commissie verstrekt waardoor de geheime informatie ook niet aan de gehele raad hoeft te worden verstrekt.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Geheimhouding en Woo
-
Hierbij is onderscheid mogelijk tussen geheimhouding en openbaarmaking. Vanaf 1 april 2023 kan het college alleen op grond van een belang genoemd in artikel 5.1 lid 1 en 2 van de Wet open overheid een verplichting tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.
Als er geen geheimhouding is opgelegd, kan openbaarmaking nog steeds tijdelijk achterwege blijven als het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist (artikel 5.1 lid 4 van de Wet open overheid). Dit kan op de manier zoals voor 1 april 2023 al gebeurde.
-
Het college moet het Woo-verzoek dan doorsturen naar het orgaan dat bevoegd is de geheimhouding op te heffen. Dat is in het geval van door een commissie opgelegde geheimhouding zowel de commissie zelf als het orgaan dat de commissie heeft ingesteld. De commissie of dat andere orgaan zal moeten beoordelen of geheimhouding van de informatie nog steeds nodig is. Zo ja, dan blijft er geheimhouding op de informatie rusten en moet het college het Woo-verzoek afwijzen onder verwijzing naar de op de informatie rustende verplichting tot geheimhouding. Zo nee, dan heft de commissie of het andere bevoegde orgaan de geheimhouding op. Het college beslist vervolgens over de openbaarmaking van de gevraagde informatie met inachtneming van de Woo.