Voorbereiding
-
Het verwerken van persoonsgegevens moet altijd voldoen aan de AVG. De Wmo 2015 biedt grondslag voor de gemeente om persoonsgegevens van de eigen bijdrage te verwerken die nodig zijn voor het opleggen van een bijdrage voor een algemene voorziening (of nu wel of niet het abonnementstarief zou gelden).
-
In september komen er vervolg regiobijeenkomsten. Hierbij zal een aparte sessie voor zorgaanbieders worden georganiseerd. Ook worden nu al gesprekken gevoerd met zorgaanbieders. Daarnaast zal het Ketenbureau i-Sociaal Domein in zijn nieuwsbrief aandacht geven aan dit onderwerp.
Voorbereiding op herindeling
-
Volgens Art. 8 lid 1 van de Wet Arhi moeten de gedeputeerde tijdig de betrokken gemeenten horen in dit proces. Alleen gelijkluidende besluiten van PS van de betrokken provincies zijn vereist en een AMVB of wet.
-
Er zijn hierover geen regels gesteld, noch in de wet Arhi noch in het bijbehorende beleidskader. Het is dus een keuze die de gemeente zelf kan maken.
-
Nee, dit is niet mogelijk. De wet Arhi is hier vrij expliciet in:
- Wijziging van de gemeentelijke indeling: instelling en opheffing van gemeenten alsmede wijziging van gemeentegrenzen die naar verwachting het inwonertal van tenminste één van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen.
- Grenscorrectie: een wijziging van een gemeentegrens die naar verwachting het inwonertal van geen van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen.
-
Bij een herindeling van onderop is het herindelingsvoorstel het eerste formele document van de gezamenlijke gemeenten waarin ze een concrete beschrijving geven van de voorgenomen herindeling. Nadat overeenstemming is bereikt over de beoogde fusiepartners, geven de gezamenlijke raden opdracht om tot een herindelingsontwerp te komen.
Binnen het kader van de gezamenlijke gemeenteraden zetten de gezamenlijke colleges van burgemeesters en wethouders in de regel de eerste stappen om tot een concept-herindelingsontwerp te komen, uiteraard bijgestaan door de ambtelijke organisatie. De gemeenten leggen het concept herindelingsontwerp vervolgens 8 weken ter inzage. Alle belanghebbenden kunnen hun reactie geven aan het college van B&W. Het Beleidskader schrijft daarnaast voor dat het concept herindelingsontwerp ook aan de besturen van omliggende gemeenten moet worden gezonden voor het indienen van zienswijzen. Deze periode wordt in de regel ook benut om bestuurlijk overleg te voeren met omliggende, niet bij de herindeling betrokken, gemeenten en de provincie. De colleges van B&W reageren na afloop van terinzagetermijn op de ingekomen zienswijzen en doen verslag van de uitkomsten van het bestuurlijk overleg. De uitkomsten van dit proces kunnen aanleiding zijn het concept-herindelingsontwerp aan te passen. Vervolgens wordt het definitieve herindelingsontwerp oftewel herindelingsadvies aan de betrokken raden voorgelegd. Nadat de gemeenteraden met gelijkluidend besluit hebben ingestemd met het herindelingsadvies, wordt dit aan GS gestuurd. Gedeputeerde staten geven een advies op het herindelingsadvies, mede op basis van de criteria in het Beleidskader gemeentelijke herindeling en sturen het herindelingsadvies met hun zienswijze naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De minister dient binnen vier maanden een besluit te nemen of hij een wetsvoorstel voorlegt aan de ministerraad. Indien de ministerraad, op voorstel van de minister van BZK, instemt met een wetsvoorstel wordt dat voor advies gezonden aan de Raad van State en daarna ingediend bij de Tweede Kamer.
-
De wettelijke termijnen voor de ter inzage legging van dergelijke stukken betreft een minimum. Dus is het alleen al in het kader van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur prima als u dergelijke termijnen op eigen initiatief verlengt. U moet in het besluit duidelijk motiveren waarom u bent afgeweken van de wettelijke termijn en wat dan de termijnen zijn voor het indienen van zienswijzen.
-
Het aantal raadszetels is momenteel gekoppeld aan het aantal inwoners. Welke concrete consequenties de wetswijziging op dit aantal zal hebben is nog onduidelijk.
Voortgezet onderwijs / praktijkonderwijs / Iwo
-
Wanneer een kind geen beperking heeft de middelbare schoolleeftijd krijgt en de ouders willen dat het kind naar bijvoorbeeld een Islamitische school voor Voortgezet Onderwijs gaat die verder weg ligt dan een niet-Islamitische VO-school, dan komen de ouders niet in aanmerking voor een vergoeding voor leerlingenvervoer. Het kind kan de school (meestal) met het openbaar vervoer bereiken en de kosten daarvan zijn voor de ouders.
Wanneer het een kind in de middelbare schoolleeftijd betreft dat wel een beperking heeft en de ouders willen dat het kind naar een Islamitische VO-school (al dan niet speciaal VO) gaat, dan hebben de ouders recht op vergoeding van de kosten van leerlingenvervoer voor de afstand huis tot aan de school voor voortgezet Islamitisch onderwijs. De gemeente mag dan niet stellen dat er een toegankelijke school dichterbij is (niet-Islamitisch) en dat het vervoer alleen wordt vergoed naar die school. In die zin speelt de keuze voor levensbeschouwelijk onderwijs en recht op leerlingenvervoer dus ook in het voortgezet onderwijs, zij het dat het dan wel moet gaan om een kind met een beperking.
-
Het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs vallen onder het regulier voortgezet onderwijs (Wet voortgezet onderwijs). Gemeenten hebben geen zorgplicht in het kader van het leerlingenvervoer voor leerlingen die het reguliere voortgezet onderwijs bezoeken.
Een uitzondering geldt voor leerlingen die vanwege een structurele handicap in het geheel niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Zij hebben wel recht op een vervoersvoorziening. -
Leerlingen die een school voor voortgezet onderwijs bezoeken komen slechts dan in aanmerking voor bekostiging van vervoer wanneer zij vanwege een structurele handicap in het geheel niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.
Voor deze leerlingen geldt geen kilometergrens, drempelbedrag of inkomensafhankelijke bijdrage. Wanneer een gemeente eraan twijfelt of de leerling al dan niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken, kan de gemeente aan een onafhankelijke deskundige (bijvoorbeeld een GGD-arts) opdracht geven een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen.
Zie ook de vraag ‘Tijdelijke handicap’.