VNG Magazine nummer 4, 3 maart 2023
Tekst: Leo Mudde | Beeld: Shutterstock
Het lijkt een verandering van niks, maar eigenlijk is het revolutionair. Sinds een paar maanden spreken ze in de regio Holland Rijnland niet meer van leerplicht, maar van leerrecht. Het past in een landelijke trend.
In 2018 zei Kinderombudsman Margrite Kalverboer al in VNG Magazine dat leerplichtambtenaren eigenlijk leerrechtambtenaren zouden moeten heten. ‘Vluchtelingenkinderen zeggen: wat fijn dat ik hier naar school mag. Nederlandse kinderen zien het niet als een recht, maar als een plicht.’ Die wens is in Holland Rijnland, waar het woord leerplicht onlangs is geschrapt, waarheid geworden: de L in voorheen het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) staat tegenwoordig voor leerrecht.
Want hoe was de praktijk lange tijd? Volgens de wet zijn kinderen verplicht onderwijs te volgen. Doen ze dat niet, dan volgen strafrechtelijke sancties. Maar gaandeweg werd duidelijk dat schoolverzuim vrijwel nooit op zichzelf staat. Straffen hielp niet om de achterliggende problematiek op te lossen. En dus gingen RBL-consulenten – in Holland Rijnland heten ze nu ook officieel leerrechtconsulenten – zich steeds vaker bemoeien met de vaak complexe problematiek van de zogenoemde thuiszitters. Niet door ouders een standje te geven, maar juist door samen met ouders, school en – indien nodig – hulpverleners te zoeken naar oplossingen.
Die maatschappelijke realiteit vormde de achtergrond van de naamswijziging van het RBL. ‘De focus ligt op het ontwikkelingsproces van het kind, en zo hoort het ook’, zei Jolanda Langeveld bij de officiële naamswijziging.
Meer dan cosmetisch
Langeveld is wethouder (Nieuw Lisse) van Lisse en als lid van het dagelijks bestuur van Holland Rijnland politiek verantwoordelijk voor het RBL. Ze zegt dat de ontwikkeling van plicht naar recht al gaande was toen zij vijf jaar geleden wethouder werd. ‘Maar vorig jaar bedachten we dat het nu wel tijd was om de naam te veranderen.’
Het was belangrijk om de andere werkwijze in de naam tot uiting te laten komen, zegt ze. Het lijkt cosmetisch, maar er schuilt een hele wereld achter. ‘Wij vinden hier echt dat ieder kind recht heeft op onderwijs. We nemen hier ál het verzuim onder de loep, zowel het ongeoorloofd verzuim dat we wettelijk moeten aanpakken als het langdurig geoorloofd verzuim. En dat doen we met zo veel mogelijk partners.’
Kinderen willen het gevoel hebben dat ze mogen meedoen, zegt Langeveld. ‘Met drang en dwang denk je misschien veel te kunnen bereiken, maar in de praktijk is dat helemaal niet zo. Dat meedoen, dat is zoveel meer dan naar school gaan. Onderwijs is niet alleen leren en toetsen maken, het is ook deelnemen aan de maatschappij, meedoen aan activiteiten, vrienden maken. Dat hoort er allemaal bij.’
Als een kind uitvalt, is er echt iets aan de hand
Dat kinderen naar school gaan zelf ook als plicht zien, als iets vervelends, is een misvatting, denkt Langeveld. ‘Je hebt op school allemaal weleens een minder leuke dag. Maar als een kind uitvalt, is er echt iets aan de hand. In plaats van te straffen is het altijd beter om met elkaar in gesprek te gaan. Waarom valt een kind uit? Dat kan zijn omdat het zich op school eenzaam voelt, of faalangst heeft, of op het verkeerde niveau moet werken. Maar het kan natuurlijk ook gewoon in de thuissituatie zitten, dat een kind in z’n hoofd met heel andere dingen bezig is. Dan helpen drang en dwang niet, dan heb je een plan van aanpak nodig hoe je die moeilijke periode gaat overbruggen en wat je kunt doen om ervoor te zorgen dat het kind wél naar school kan gaan. Dat doe je samen, met het kind, ouders, school, jeugdteams en jeugdzorg als dat nodig is.’
Eenduidiger
Dat er in Nederland zoiets als een leerplicht is, is een feit. Maar of het strafrechtelijk afdwingen daarvan een heilzame weg is, is de grote vraag. Dat was ook de reden waarom de Raad voor de Kinderbescherming, de VNG, het Openbaar Ministerie, Halt en de landelijke vereniging voor leerplichtambtenaren Ingrado in 2017 de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) ontwikkelden en uitrolden over het land.
Volgens Ingrado-bestuurder Corien van Starkenburg vraagt de bescherming van het recht op onderwijs en ontwikkeling om een integrale aanpak waarin zorg en hulp vooropstaan. Handhaving van de wet is pas in uiterste instantie aan de orde. Ook was het nodig dat landelijk eenduidiger gewerkt ging worden door leerplichtambtenaren en de regionale meld- en coördinatiecentra (RMC’s) die zich richten op het realiseren van een passende onderwijs- of arbeidsmarktpositie voor jongeren tussen de 18 en 23 jaar.
De MAS vertaalde de al langer gaande verschuiving in het werk van de leerplichtambtenaar in een eenduidige methodiek: van handhaving naar hulpverlening. Voor de leerplichtambtenaar is een schakelrol weggelegd in de coördinatie van alle betrokken ketenpartners. Deze zit, zegt Van Starkenburg, nu meer aan de voorkant om te voorkomen dat kinderen thuis komen te zitten in plaats van naar school gaan. En het werkt: Ingrado schat dat in nog geen vijf procent van de gevallen van ongeoorloofd verzuim een proces-verbaal wordt opgemaakt.
Ik heb niet de illusie dat er in 2030 geen thuiszitters meer zijn
Nieuwe Leerplichtwet
Senne Janssen is als manager Uitvoering bij het Holland Rijnland ambtelijk verantwoordelijk voor het RBL. Hij zegt dat er steeds meer bewijs is dat criminaliseren weinig zin heeft. ‘De MAS heeft ervoor gezorgd dat er landelijk meer uniform wordt gewerkt, maar juist de transitie van leerplicht naar leerrecht, als cruciale schakel tussen onderwijs en jeugdhulp, wordt in die aanpak nog onvoldoende omschreven. Dat is niet erg, maar het is wel de richting die veel regio’s nu inslaan. Daarmee is het eigenlijk tijd voor een MAS 2.0.’
Wat nu ook wenselijk zou zijn, zegt Janssen, is een nieuwe Leerplichtwet waar hij de praktijk van Holland Rijnland in kan herkennen. ‘Dat zou helpen, maar ook met een nieuwe Leerplichtwet heb ik niet de illusie dat er in 2030 geen thuiszitters meer zijn. Wil je ieder kind het onderwijs geven dat het verdient, dan zou je de onderwijsbegroting bij wijze van spreken moeten verdrievoudigen.’
Janssen: ‘Wat ik hoop en eigenlijk ook wel verwacht, is dat er over het komend decennium meer arrangementen ontstaan op het snijvlak van onderwijs en zorg – het onderwijs-zorgcontinuüm noemen wij dat. Nu hoor ik af en toe nog mensen zeggen dat het onderwijs voorliggend is, of de zorg. Dan kijk je niet door de integrale bril. Een kind kan altijd leren, misschien niet voor honderd procent in de klas maar dan zeker een aantal uren per week op de dagbesteding. Dat is voor gemeenten ook aantrekkelijk. Nu betalen zij honderd procent van die zorg, maar als het kind daar ook wat onderwijs volgt kan OCW meebetalen.’
Meer maatwerk
Wethouder Langeveld sluit zich daarbij aan. ‘Ik zou ook willen dat ontwikkelingen zoals die van ons landelijk meer worden gesteund. En dat er meer maatwerk mogelijk is, dat we durven kijken naar wat nu echt nodig is voor een kind. Als je ziet waar kinderen nu tegenaan lopen, dat is een heel andere problematiek dan tien jaar geleden. We hebben met de Leerplichtwet ooit iets in het leven geroepen wat goed werkte. Dan is er de neiging om daaraan vast te houden. Maar soms is het belangrijk om iets nieuws te ontwikkelen omdat de wereld niet meer hetzelfde is als in 1969, toen de huidige Leerplichtwet van kracht werd.’
De wethouder denkt dat het werk van de leerplichtambtenaar/leerrechtconsulent veel leuker is geworden. ‘Onze mensen zitten nu vaak in één ruimte met mensen uit verschillende disciplines. Dat vraagt om andere competenties. Regie voeren bijvoorbeeld, je hebt geen formele macht maar hoe kun je zo’n school of een jeugdteam toch beïnvloeden en meekrijgen in een ontwikkeling? Dus er wordt het nodige gevraagd van onze mensen, maar ze kunnen wel doorgroeien in hun functie. Voorheen had je gewoon een aantal wetten en regels waarmee je aan de slag moest. Dat was een comfortabele positie, zou ik bijna zeggen, je kon het niet makkelijk fout doen. Het is nu ingewikkeld om met elkaar te zoeken naar een oplossing. En soms is dat maatwerk waarvan je niet goed weet of dat gaat aanslaan of niet. Dan is het ook wel een beetje trial and error. We gaan iets proberen en als het niet is wat het moet zijn, dan gaan we iets anders doen. Dat is spannend, daar moet je wel tegen kunnen. Maar als het lukt, geeft dat ontzettend veel voldoening.'