Thijs Turel is programmamanager bij het AMS Institute, een in 2013 door de gemeente Amsterdam opgericht instituut voor toegepaste technische wetenschap. Hij houdt zich bezig met verantwoorde digitalisering. ‘Sensoren kunnen tegenwoordig heel veel en kosten heel weinig. Het kan geen kwaad om vooraf drempels in te bouwen.'
Kun je iets vertellen over AMS Institute en waar jij je mee bezig houdt?
‘Het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS Institute) is een samenwerking van de TU Delft, Wageningen Universiteit, het Massachusetts Institute of Technology en de gemeente Amsterdam. AMS Institute en de gemeente Amsterdam hebben het Responsible Sensing Lab opgericht. Binnen het lab onderzoeken we hoe slimme technologieën in de openbare ruimte zo ontworpen kunnen worden dat ze bijdragen aan een ‘verantwoorde’ digitale stad. Ik praat de helft van mijn tijd met wetenschappers en de helft van mijn tijd met ambtenaren en verbind relevant wetenschappelijk onderzoek met dingen waar de gemeente mee bezig is.’
Wat zie jij gebeuren bij digitale projecten van gemeenten in de buitenruimte?
‘Bij het grootste deel van die projecten ligt de nadruk op efficiency. Men wil goedkoper handhaven, verkeersstromen beter leiden en veiligheid efficiënt vergroten. Op zich zijn dat nastrevenswaardige doelen. Maar als je enkel en alleen daarom digitale projecten doet, dan wordt het wel eenzijdig. Want er zijn veel dingen die we als maatschappij belangrijk vinden en die hebben niet per se allemaal te maken met efficiency.’
Sensortechnologie was lange tijd kostbaar en de functionaliteit was beperkt. Dat is veranderd: het kost weinig en het kan heel veel. Wat is het effect daarvan?
‘Er komen steeds meer slimme camera’s in het straatbeeld. Dat is aan de ene kant gunstig voor de gemeente, want die kan steeds meer waarnemen in de buitenruimte. Het betekent een forse kostenbesparing. De keerzijde is dat je als burger niet aan die camera’s kunt zien wat die doen. Je ziet niet waarvoor ze worden gebruikt of wat er gebeurt als de camera’s jou waarnemen. Dat kan botsen met onze democratische waarden. Met een toename van dit soort sensoren neemt het risico toe dat publieke waarden worden geschonden.’
Wat kun je doen als gemeente, om te voorkomen dat de inzet van sensortechnologie publieke waarden schaadt?
‘Ik denk dat een paar dingen nodig zijn. Ten eerste moet een gemeente in haar beleid ethische afwegingen rondom de inzet van technologie een plek geven. De principes die de VNG formuleert, kunnen daarvoor een bruikbaar uitgangspunt zijn. Je kunt daarnaast een beter systeem van checks & balances bouwen. Nu ligt de kennis van en controle op de inzet van sensortechnologie meestal in handen van een paar experts. Ik zou dit veel breder willen zien, dat bijvoorbeeld groepen inwoners hier kritisch op gaan letten. Daarvoor zul je als gemeente je inwoners beter moeten informeren over wat er waar wordt gemeten. Een sensorregister, waar de gemeente Amsterdam sinds begin december mee werkt, is daarvoor een bruikbaar instrument.
Ten tweede kun je de technologie zelf, of de inzet ervan, aanpassen. Kijk daarnaast naar de functionaliteit: als je alleen wilt meten hoe druk het is op een bepaalde plek, waarom zou je dan camera’s inzetten die niet alleen tellen, maar bijvoorbeeld ook zien welke kant iemand op loopt en het geslacht van voorbijgangers registeren? Als je camera’s ophangt die alleen maar kunnen tellen, dan sluit je bij voorbaat het risico uit dat deze oneigenlijk worden gebruikt. De gemeente van nu heeft ongetwijfeld de beste bedoelingen met de inzet van sensoren, maar dat wil niet zeggen dat dat altijd zo blijft. En je kunt ook gehackt worden. Het kan dus geen kwaad om uit voorzorg dergelijke drempels in de techniek in te bouwen. Een wild idee is om te onderzoeken of we financiële prikkels kunnen gebruiken om de inzet ervan iets moeilijker te maken.’
Je pleit ervoor om sensortechnologie aan te passen, bij wijze van spreken dommer te maken, om te voorkomen dat publieke waarden worden aangetast. Heb je daar voorbeelden van?
‘In een project van het Responsible Sensing Lab voorzien we camera’s van een sterk opvallende kap, die eroverheen wordt geschoven als de camera niet wordt gebruikt, de zogeheten shuttercam. We ontwikkelden een schuifje dat mensen over hun slimme deurbel kunnen doen, zodat de camera in die bel niet continu het verkeer op straat vastlegt. We zijn bezig met een onderzoek naar het inzetten van millimetergolfsensors om drukte te meten. Dat is hardware die wel drukte kan meten, maar niet in staat is om mensen te herkennen.
Een andere optie is om je sensoren aan te sluiten op een langzaam netwerk zoals LoRa, waardoor er simpelweg geen grote hoeveelheden data vanaf de sensor te halen zijn. Er zijn kortom allerlei mogelijkheden om drempels in te bouwen in de hardware. Sommige zorgen er tegelijkertijd voor dat de camera’s zichtbaarder worden: de schuif die wij ontwikkelden is knalrood. Daarmee laat je als gemeente duidelijk zien waar de sensoren hangen en maak je je inwoners daar bewuster van.
Een andere optie is om sensoren een houdbaarheidsdatum mee te geven. Gemeenten gaan daar nu heel verschillend mee om: sommige halen sensoren weg als ze niet meer nodig zijn, andere laten ze hangen. Als je zorgt voor tijdelijkheid, dan voorkom je dat. We onderzoeken hoe we dat kunnen doen. Een ludiek project van ons was om camera’s te voorzien van een opwindmechanisme. Na een week moesten ze opnieuw worden opgewonden en moest dus iemand er naartoe.’
Wat is het belangrijkste advies dat jij gemeentelijke bestuurders wilt meegeven als het gaat over de inzet van sensoren?
‘Ik heb twee adviezen. De eerste: ga experimenteren hoe je publieke waarden kunt meenemen in het technisch ontwerp van een sensor. Gemeenten zullen meestal sensoren afnemen van een marktpartij, maar wij vinden dat je pas goed kunt bedenken wat je wilt als je eerst zelf aan de knoppen hebt gezeten. Maak prototypes, gebruik de software, kijk wat er gebeurt.
Mijn tweede advies: zorg dat de sensoren in je straatbeeld herkenbaar zijn en dat duidelijk is dat ze van de gemeente zijn. Ik hoor wel eens het argument dat herkenbaarheid het straatbeeld verrommelt, maar dat doen verkeersborden ook en daar hoor je nooit iemand over. Als de sensoren duidelijk herkenbaar zijn en zijn terug te vinden in bijvoorbeeld een online sensorenregister, dan maak je inwoners ervan bewust. En kom je een stapje dichter bij het realiseren van die checks & balances waar ik eerder over sprak. Het belang van een brede democratische discussie over de digitale buitenruimte vereist dat je mensen laat zien wat je doet.’
Voorbeelden van projecten van het AMS Institute die vallen onder Responsible Sensing Lab, zoals de schuif-over-camera’s, staan op deze website.