November 2018

Auteur: Guido Rijnja

Marcel Meijs is gemeentesecretaris en algemeen directeur van Tilburg. Hij vervulde deze functie eerder in de gemeenten Enschede en Sittard-Geleen. Hij is opgeleid als sociaal-geograaf.

‘Een enorme steen in de vijver was het: de troonrede van Koning Willem-Alexander in 2013. Hij kondigde aan dat per 1 januari 2015 de taken op het vlak van jeugd, zorg en arbeidsparticipatie naar gemeenten zouden worden overgeheveld. Met de decentralisaties werden twee begrippen geagendeerd: maatwerk en zelfredzaamheid. Ik was gemeentesecretaris in Enschede en altijd al heel erg bezig met de stad. Overal gonsde de vraag: wat is er aan de hand in die samenleving, wat is er nou écht aan de hand in de ‘participatiesamenleving’, het buzzword van de troonrede. Hoe kun je als overheid een rol van betekenis vervullen, en wat kan ík daar aan bijdragen? Ik had heel erg in de gaten: nu gaat er écht iets gebeuren, het is alle hens aan dek. Nieuwe verantwoordelijkheden, andere werkwijzen. Dat moet, want maatwerk betekent ongelijkheid en wij hebben alles tot dusverre op gelijkheid gebaseerd. En zelfredzaamheid betekent dat de inwoner aan het roer komt te staan en de gemeente hieraan ondersteunend zal zijn. We zullen veel meer op afstand aanwezig zijn.’

Rizoom

‘Als ik terugga naar die jaren in Enschede zie ik weer de wijkcoaches, hoe we bezig waren met het versterken van frontlinies, en hoe we van alles ondernamen om te zorgen dat er ruimte kon zijn voor de mensen die met twee benen in de modder staan. Enschede is daar echt spraakmakend in geweest. Ik herinner me vele gesprekken uit die jaren, waarin vaak de van de NSOB-geleende metafoor van de boom en het rizoom hanteerde, een hele krachtige symboliek. De boom staat voor de bureaucratie en het rizoom voor dat netwerk van mensen en mogelijkheden. Hoe krijg je het voor elkaar dat die boom en dat rizoom in een synergetische relatie tot elkaar staan? Ik was altijd bezig met het versterken van het rizoom, daar waren we in Enschede al veel eerder mee bezig”.

‘Kort daarvoor, in 2012, was ik voorzitter geworden van de Vereniging van Gemeentesecretarissen, de VGS. Ik trad vanuit die rol actief in overleg met vele collega’s en ook met de departementen: hoe kunnen we ervoor zorgen dat de ketens zo sterk mogelijk zijn om die decentralisaties op te vangen? We zagen in gemeenteland de bui al hangen. Ontkokeren, werd overal gezegd, ja - en hoe dan? Iedereen was op z’n eigen manier bezig met een beroep op vakmanschap. En ik voelde me uitgedaagd: gemeentesecretaris, wat voeg  jij toe, wat heb jij voor betekenis in de context van het openbaar bestuur? Ik zag twee lijnen. De ene lijn was: écht helpen, om mensen te laten begrijpen wat er aan de hand is. Het komt er nu op aan je rol duidelijk te maken. Dat gold niet alleen voor mij als persoon, maar voor alle medewerkers: hoe verhouden we ons tot wat er in de samenleving aan de hand is? En lijn twee was: frontlinies gaan maken, die die zelfredzaamheid en dat maatwerk heel concreet handen en voeten geven.’

Niets meer

‘En toen werd het 2015. In dat jaar overleed mijn vrouw. Borstkanker. Dat was een alles omverwerpende ervaring. Ik had niets meer over, niets meer om op terug te vallen. Heel heftig. Ik werd op mijzelf teruggeworpen. Langzaamaan kwam een queeste op gang, met vragen als: hoe zit ik in elkaar, wat vind ik belangrijk, wat zijn mijn eigen drijfveren? En: wil ik nog wel gemeentesecretaris blijven? Hoe ga ik met mijn carrière door?’

‘Een lang verhaal kort gemaakt, conclusie van die queeste is: ik ben een gemeentesecretaris. Ik ben een Zuid-Limburgse jongen, geboren in een groot katholiek gezin van tien kinderen, op honderdvijftig meter afstand van het gemeentehuis, dus misschien zat het er toen al in. Ik ben een gemeentesecretaris: dat is waar ik als betekeniszoeker op uitkom. Ik heb een behoorlijke poos de luwte opgezocht, maar na twee jaar lukte het toch om op te krabbelen. Ik kan nu steeds beter de verbinding maken tussen wie ik ben en wat ik doe.’

Betekenis

‘In 2016 heb ik als practitioner bij de NSOB de professionele kant van mijn queeste, van mijn persoonlijke zoektocht, onder woorden gebracht in een boekje, ‘Arena’s en gedragspatronen binnen het sociaal domein’. Wat overkomt mensen als een ingrijpende ervaring op hun levenspad komt? Hoe blijf je dan overeind? Hoe zoek je en geef je weer opnieuw betekenis? Terugkijkend zie ik de afgelopen jaren als een periode van intensivering in het denken over wie ik ben, maar ook als het gaat om de reflectie op mijn vak. Ik ben een betere gemeentesecretaris geworden. In de complexiteitstheorie vond ik een benadering, die me hielp snappen, waarom het zo moeilijk is om nu, in deze tijd, als overheid je rol te pakken. En waarom dat niet binnen een korte periode kan lukken. Die zoektocht en de reflectie zijn een blijvende inspiratie gebleken: ik blijf heel getrouw op dit pad organisaties inspireren om hun rol te vinden in de veranderende context, en tegelijk wil ik agenda’s beïnvloeden waar dat kan, zoals bij de VNG, bij het Rijk.’

‘Ik heb altijd gemeentesecretarissen en mensen uit het lokaal bestuur om me heen gehad waarmee ik kon spreken over het werk en strategische keuzes: hoe kunnen wij ons werk beter doen en hoe kunnen we invloed uitoefenen. Ik heb gespard met onder meer de collega’s Gabriëlle Haanen en Maarten Schurink en met Jantine Kriens. Het zit in mij om te onderzoeken, om betekenis te zoeken, als het kan een laagje dieper te steken dan de agenda van me vraagt. Gedrag en gedragspatronen intrigeren me voortdurend. Hoe kun je mensen nou dingen anders laten doen dan dat ze nu doen? Hoe kun je mensen motiveren om met veranderingen mee te gaan, om uit een ander vaatje te tappen? Dat is voor mij altijd een hele wezenlijke opgave geweest. Op het moment dat dat verschrikkelijke gebeurde met mijn vrouw, was dat natuurlijk heel moeilijk. Maar dan denk ik aan Hannah Arendt, die zegt: “Je kunt opnieuw beginnen.” Dat is zo’n mooie tekst: je kunt opnieuw beginnen.’

Onderzoeken

‘Maar hoezo kun je nou opnieuw beginnen, denk ik dan, want je bent ook in je handelen bepaald door alles wat er gebeurd is. En dan zie ik mijn gemeentesecretaris-zijn echt als een rode draad. Ik heb dit vak moeten leren, maar daarna is het altijd eigenlijk heel eenvoudig geweest: ik word gemotiveerd door de samenleving. Wat gebeurt daar, dat wil ik weten, dat wil ik kennen, dat breng ik naar binnen en dat wil ik verbinden aan de motivatie van de mensen om me heen. Eigenlijk is het simpel, want zo zit ik in elkaar, zo vertel ik de verhalen, zo bouw ik de beelden op en zo wil ik inspireren.’

‘Inzichten als die van Hannah Arendt zijn belangrijk, maar ik heb ook veel geleerd op de Comenius leergang, die een grote invloed uitoefende. Dat was echt een geschenk; ik ben toen met de complexiteits-theorieen in aanraking gekomen. Ik leerde meer weten over de kunst van het leven en om te leven in het nu. Eén van mijn helden die ik herontdekt heb is Spinoza. Me dunkt als het over opnieuw beginnen gaat: je wordt uit de Joodse gemeenschap geknikkerd en dan slaag je erin om een compleet op het verstand gebaseerde visie op de samenleving en de mens op te bouwen. Met gevaar voor eigen leven. Met veel passie bezig zijn in het nu en onderzoeken wat er aan de hand is. Weerstanden overwinnen, risico’s onder ogen zien en daar inzichten, woorden en een verhaal bij te vinden. Spinoza wist mijn levensdrift verder aan te wakkeren.’

Deugden

‘Toen ik gemeentesecretaris werd en het vak moest leren was ik veel bezig met werkprocessen, besluitvormingsprocedures en bijvoorbeeld met bezuinigingen voor elkaar krijgen. Het noeste handwerk, de basis, ja, die moet je echt wel onder de knie hebben. Gemeentesecretaris is een ambacht. Ik beschouw dat als een eerste voorwaarde: de begroting moet kloppen, de formatie moet staan, de routines moeten ingesleten zijn. Dan kunnen we echt naar een toporganisatie groeien. Want ik wil zelf ook een topgemeentesecretaris zijn. Maar ik wil ook bijdragen aan een topbestuur, en dat zit hem in waarden. In mijn queeste stond de vraag naar de waarden, de vraag naar wat is van belang, steeds voorop. Wat zijn eigenlijk de waarden van goed bestuur? En dan heb ik het over de klassieke waarden, de kardinale deugden - rechtvaardigheid, maatgevoel, wijsheid en moed – waaraan ik mezelf wil kunnen toetsen.’

‘Neem zo’n begrip als zelfredzaamheid, naast maatwerk het leidend principe in de decentralisaties. Wat verstaan we eronder? Is het een listige omweg voor bezuinigingen of staat het voor het toevoegen van waarde aan de ontwikkeling van inwoners, waardoor ze zelfstandig en op eigen kracht hun perspectief kunnen invullen? Dat laatste, dat wil ik oppakken, niet het simpele, eerste verhaal: oude wijn in nieuwe zakken. Vanuit die oude zakken zoeken we vaak naar nieuwe mogelijkheden, er is sprake van veel ‘pad-afhankelijkheid’: oude patronen met andere woorden blijven hanteren. Neen, dat is niet het antwoord. In mijn boekje over ‘Arena’s en gedragspatronen’ heb ik de casus beschreven van de ondersteuning in het huishouden. Dat gaat over het recht dat mensen hebben op hulp als ze zichzelf niet kunnen redden. Je kunt dan als gemeente gaan poetsen, stofzuigen en boodschappen doen. Maar wat is dat eigenlijk voor iets raars, als je zelfredzaamheid beoogt? Volgens de nieuwe decentralisatie-wetten is de eigen situatie van betrokkene bepalend voor de hoeveelheid ondersteuning waar hij of zij recht op heeft. Niemand heeft meer recht op een vast aantal uren, zoals in de oude WMO, was de boodschap, maar daarmee lag de vraag op tafel hoe we met die nieuwe ongelijkheid moesten omgaan.’

‘Het leidde tot een botsing van gedragspatronen. Wat doe je in een systeem dat gebaseerd is op gelijkheid in een nieuwe maatschappelijke context waarin onderscheid en dus ongelijkheid leidend is? Wat een relatief eenvoudige wijziging in de wetgeving leek, leidde tot een enorme dynamiek in de arena’s van de overheid. Uiteenlopende verwachtingen en verschillende, vooral ook wisselende gedragspatronen kwamen bij elkaar en botsten. Ze vroegen het uiterste van alle hoofdrolspelers: de professionals, de wijkcoaches, de leden van de gemeenteraad, de zorgleveranciers en de cliënten. Iedereen zocht nieuw houvast. Soms bleek dat de professional andere afspraken maakte met de cliënt dan die in het eerdere keukentafelgesprek waren overeengekomen. Mensen maakten bezwaar en toen stelde de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie de cliënten in het gelijk. We kregen de opdracht: objectiveer maar eens op basis van welke afwegingen je een besluit moet nemen voor de toekenning van de ondersteuning in het huishouden. Het leidde er toe dat de regels zo werden aangepast dat de afweging en de eigen ruimte van de professional tot onderwerp van toetsing werden gemaakt. Het was een begin van inzicht.’

Optekenen

‘De casus raakte me dusdanig, dat ik me ben gaan verdiepen in de rollen en de manieren waarop afstemming en synchroniseren van gedragspatronen plaatsvindt. Martijn van der Steen, co-decaan van de NSOB nodigde me uit om practitioner te worden, en ik ging op reis: mijn eigen professionele queeste, met heel veel lezen en met heel veel mensen praten. Daarbij heb ik nadrukkelijk ook gebruik gemaakt van inzichten uit de filosofie en heb ik veel gehad aan gesprekken met Hannie te Grotenhuis. Met uiteindelijk de NSOB-publicatie als resultaat. Maar ook, dat ik nu weer met veel plezier en hartstocht in Tilburg werk als gemeentesecretaris. Ik ging op pad met grote vragen en vond onderweg hele fijne, bijzondere gesprekspartners. Als je onderweg gaat, kom je altijd wijze mensen tegen. Dat kan ik iedereen aanraden. Gaandeweg merkte ik dat ik niet alleen maar bezig was met een zoektocht naar mijn professionele carrière; dat was maar de helft van het verhaal. Dus toen ik dit boekje klaar had, ben ik het andere verhaal gaan optekenen, over wat mij overkomen is, over mijn herwonnen levensdrift en de waarden waarmee ik in het leven sta en waaraan ik betekenis wil geven. Beide sporen hebben mij heel erg geholpen om te begrijpen wie ik ben en om op diezelfde wijze invulling te geven aan mijn roeping om gemeentesecretaris te zijn. Ik geloof namelijk niet in een voorop gezet doel. Er is geen algemeen antwoord op de vraag naar het waarom. Eb en vloed vragen niet naar het waarom, hè? Dat is de natuur en de natuurlijke ordening. Voor je het weet denk je dat jij in het middelpunt staat. Neen, ik kan alleen vanuit mijn waarden invulling geven aan dit mooie ambacht van gemeentesecretaris. Het wordt anders routine en haast betekenisloos. Ach, ik heb het nodig om verder te kijken.’ 

‘Ik neem je graag nog even mee naar mijn werkzaamheden binnen de commissie Dienstverlening en Informatie van de VNG. We willen als overheden op deze terreinen efficiënt zijn, we moeten kwaliteit van dienstverlening leveren en daar waar je kunt standaardiseren, schaalvoordelen boeken. Om dat te bereiken moet je gewoon heel goed je huiswerk doen. Dat is misschien wel zeventig, tachtig procent van ons werk. Maar vanuit het perspectief van de inwoners zitten de echte, belangrijke ingrepen in die andere dertig tot twintig procent, en dat is maatwerk. We moeten dus verschil kunnen maken en toegesneden dienstverlening leveren. Omdat mensen anders zijn. Hoe kun je nou in die bureaucratie, die zo op gelijkheid is gebouwd, je eigen koers bepalen? Neem de Participatiewet. Als ik wil zorgen dat mijn medewerkers in die frontlinie afwegingsruimte hebben en ze zelf mogen beslissen om bijvoorbeeld eerst iets aan de schuldhulpverlening te doen voordat je iemand in een re-integratietraject zet, wat doe ik dan? Dat is reuze spannend, want wat vindt de gemeenteraad daarvan? En de wethouder? Dan komt het dus aan op verbindingen leggen, om een voedingsbron, om inspiratie je frame te laten zijn.’

Velen dragen bij

‘Steeds weer zijn er mensen die op mijn weg komen en die mij helpen, vanuit gelijkgerichtheid tref je elkaar: Hans Weggemans in Enschede, de man van de wijkcoaches en met tomeloze passie om het sociaal domein beter in te richten. Maar ook Albert Jan Kruiter, met z’n aandacht voor publieke waarden, en bestuurskundigen als Paul van ’t Hart en Martijn van der Steen: het gevaar van namen noemen is dat je mensen over het hoofd ziet. Laat ik vooral niet de collega’s in de dagelijkse praktijk vergeten. In Enschede en in Tilburg. Hoeveel ervaring en wijsheid tref ik daar aan. Daar leer ik van. Velen dragen er aan bij dat ik steeds beter in staat ben om inzichten in mijn vak te vertalen naar een handelingsrepertoire. Ik groei in die rol. In mijn ogen verwachten collega’s terecht van hun gemeentesecretaris dat deze hen verdieping biedt, inspireert, en ondersteunend is aan hún professionele zoektocht, hoe zij hun drijfveren willen richten. Wat is er echt aan de hand? Snappen we dat? Wat is dan onze rol? Je bent altijd als gemeentesecretaris een veelkoppig monster, maar hier ligt mijn echte kracht.’

‘Ik voel dat het moeilijk is erover te praten. Ik ben liever aan de bak, in de frontlinie van de overheid, de gemeente: dan zie je het, dan voel je het, wat het betekent om gezaghebbend te zijn en mensen te beïnvloeden. Ik heb de illusie dat ik een steentje heb bijgedragen aan het voor elkaar te krijgen dat driehonderdtachtig gemeenten in de backoffice nu steeds meer samenwerken. Nog maar één keer het wiel uitvinden en niet driehonderdtachtig keer. De queeste is nog steeds gaande, maar ik heb nu herwonnen levenskracht en heb weer gemoedsrust, waardoor ik ook weer in staat ben om te leren en wat ik leer door te geven. Je voelt je goed, je voelt je senang, je voelt je veilig, je weet waarom je er bent. Wow, dat is natuurlijk heel bijzonder. Ik heb ongeveer twee jaar gezocht naar het antwoord op de vraag wat mensen doen als hen zoiets ingrijpends overkomt. En uiteindelijk concludeer ik, wat waarschijnlijk niet wereldschokkend klinkt, maar voor mij wel is: hou eens op met steeds opnieuw die vraag te stellen, maar leef er gewoon naar.’

Opnieuw beginnen

‘En dan lees je Arendt, die zegt: “Je kunt opnieuw beginnen.” Dan krijg je wel een ander begrip voor mensen, want dat gaat ook over vergeven. Ik geef een voorbeeld hiervan in de arena van het sociale domein. We zijn in Tilburg met wijkteams bezig en je hebt allerlei aanbestedingswetten. Dat vind ik verschrikkelijk. Zorgleveranciers kunnen niet van de ene dag op de andere in het nieuwe model stappen, zij hebben daar tijd voor nodig en moeten kunnen bouwen aan nieuwe diensten en vormen van samenwerking. Stel, jij bent directeur van een GGZ-instelling en je hebt twintig jaar lang budget-gestuurd jouw bedrijf kunnen runnen. Dan komen wij met de boodschap dat dat budget ter discussie staat, dat het roer om moet. Als je dan met elkaar in gesprek bent, komt het aan op vergeven en helpen om in een ander gedragspatroon te komen. Het succes zit hem in dat opnieuw beginnen en dat verbinden op die waarden die je nou echt wilt belijden. Hierbij past voor mij niet dat je om de twee jaar moet aanbesteden. Dat gaat niet werken. Dan kies ik heel erg voor partnerschap, voor coöperatieve vormen van samenwerking. Zo’n coöperatie voelt voor mij dan echt goed. Betrokken leden, met een gemeenschappelijk doel. Dat geeft voldoening. Ik geef gas en ik rem af. Vooral gas geven: belemmeringen weghalen, ruimte bieden, ondersteunen en helpen.’

‘Laat die mensen zelf beginnen. Sta op. Nodig ze uit om te gaan staan, in beweging te komen. Help beelden te vinden, raak die aan als dat helpt. Toen ik bij de VGS in 2012 begon als voorzitter van de Vereniging, verwees ik naar Siena. Op de Piazzo del Campo staat  een museum, met een wandvullende tekening, waarop goed bestuur en slecht bestuur staan afgebeeld. Je ziet de gezaghebbers, en dan staan de waarden erboven. Het is het verhaal van waardegedreven bestuur, van mensen die verbinding maken. Geweldig. Toen ik in Tilburg begon, zei ik: “Ik ga fouten maken, dat weet ik zeker. Gun me dat, want als ik geen fouten kan maken, dan kan ik niet leren en ik wil beter worden voor Tilburg.” Die houding helpt om in verbinding te komen en om mensen uit te nodigen om aan hun eigen ontwikkeling te werken. Met vallen en opstaan. Door fouten te maken en successen te vieren.’

‘Heel soms denk ik wel eens dat ik een wetenschapper zou kunnen zijn. Misschien zou ik ook wel in het klooster kunnen leven, hoewel ik helemaal niet godsdienstig ben. Maar dat gaat niet lukken. Daarvoor ben ik veel te verslaafd aan handelen. Ik wil vanuit mijn rol als gemeentesecretaris betekenis toevoegen aan de samenleving. Door te verbinden en te inspireren. Die twee woorden vormen voor mij de kortste samenvatting van wat het ambacht gemeentesecretaris behelst.’