Kwaliteitseisen
-
In de AMvB staan de volgende kwaliteitseisen:
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten, gericht op het stimuleren van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.-
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen.
-
Een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.
-
De beroepskracht voorschoolse educatie bezit een getuigschrift voor het behalen van de SPW3 opleiding of een gelijkwaardige opleiding, waarbij ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie is gevolgd.
-
De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op.
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. -
Voorschoolse educatie vindt plaats in een kindercentrum of peuterspeelzaal (niet bij gastouders).
-
-
Onderdeel van de wet is een landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzalen. Hierin is opgenomen dat de leidster kindratio van 1 op 8 moet zijn bij een maximale groepsgrootte van 16 kinderen. Dus twee leidsters per groep, waarvan minimaal één met een opleiding op SPW-3 niveau of gelijkwaardig. Voor de laatste eis geldt een overgangstermijn tot 1 augustus 2011. Voor voorschoolse educatie gelden aanvullende eisen. Daarnaast gelden nog overige kwaliteitseisen, zoals:
- Het personeel is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.
- Een schriftelijke risico-inventarisatie van de opvang van kinderen.
- Mogelijkheid van gemeenten tot het stellen van regels over administratie, om zo nodig, monitoren mogelijk te maken.
- Informatieplicht aan ouders over beleid.
- Voorschriften over de voertaal.
- Instellen van een vorm van oudervertegenwoordiging, inclusief klachtenregeling voor niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Peuterspeelzalen die worden gesubsidieerd vallen onder de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.
- In het landelijk kwaliteitskader worden geen eisen voor ruimte en inrichting voor peuterspeelzalen opgenomen. Dit blijft gemeentelijk beleid. Hiervoor heeft de VNG een modelverordening gemaakt.
Oudercommissie
-
Alle peuterspeelzalen zijn verplicht een oudercommissie in te stellen. Voor de gesubsidieerde peuterspeelzalen (vanuit de Wet Maatschappelijk Ondersteuning) is dit feitelijk al geregeld in de Wet Cliëntenrecht. In deze wet wordt voor alle organisaties gesproken van een cliëntenraad.
Omdat niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen niet onder deze wet vallen is voor deze peuterspeelzalen een verplichting in de Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen opgenomen. Thans ligt er een voorstel tot wijziging van de Wet Cliëntenrecht in de Tweede Kamer, waarin is ge kozen voor het opnemen van de verplichting voor alle peuterspeelzalen in de Wet kinderopvang etc.
Overige vragen
-
Voorschriften zijn te vinden in het Bouwbesluit 2012. Kinderopvang zoals bedoeld in het Bouwbesluit is doorgaans bedrijfsmatige kinderopvang met slaapgelegenheid voor kinderen tot 4 jaar, de buitenschoolse opvang en de 24-uurs opvang. Het gaat dan om het bedrijfsmatig opvangen, verzorgen, opvoeden en begeleiden van kinderen die het basisonderwijs nog niet hebben beëindigd. De gastouderopvang, als bedoeld in de Wet kinderopvang, valt daar buiten.
Voor bestaande kinderopvanglocaties gelden de eisen uit het Bouwbesluit voor bestaande bouw. (Daarnaast zijn er ook nog eisen in het Bouwbesluit voor geheel of gedeeltelijke verbouw, tijdelijke bouw en nieuwbouw.)
De technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid staan in paragraaf 3.6.2 van het Bouwbesluit 2012. Een bestaand bouwwerk moet een zodanige voorziening voor luchtverversing hebben dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht wordt voorkomen. Er bestaan eisen voor luchtverversing van de ruimten waar de kinderen komen. (Gerekend wordt met een luchtverversingscapaciteit van 3,44 dm3/s per persoon.)
Daarnaast is er ook de verplichting om een spuivoorziening te hebben met een bepaalde capaciteit (3 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte, zie paragraaf 3.7.2 Bouwbesluit 2012). In een gebouw kunnen zich soms situaties voordoen dat snel een zeer grote mate van luchtverversing (doorspuiing) moet kunnen plaatsvinden. Bijvoorbeeld het luchten van een slaapkamer. De normale ventilatie is niet afgestemd op deze tijdelijke verhoogde ventilatiebehoefte.De gemeente kan bestaande gebouwen controleren en toetsen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 voor de bestaande bouw. Wanneer een bestaande kinderopvang niet voldoet aan deze voorschriften, kan de gemeente verlangen dat het pand wordt aangepast. De eigenaar van het kindercentrum wordt dan aangeschreven om de zaken die niet voldoen aan de voorschriften binnen een bepaalde termijn op te lossen. Doet de eigenaar dit niet, dan mag de gemeente zelf tot actie overgaan en de kosten op de eigenaar verhalen.
(bron: Bouwbesluit 2012, website rijksoverheid; Infoblad Kinderopvang ministerie BZK (pdf))
Subsidie aan kinderopvang
-
De gemeente kan de peuterplaatsen onderbrengen bij de kinderopvang en hiervoor subsidieplaatsen inkopen. Of voor ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag een compensatieregeling te maken. Doen ze dit niet, dan is er straks geen opvang meer mogelijkheid voor kinderen waarvan de ouders niet werken of niet beide werken.
-
Ja, dat mag, zolang het maar niet in de reguliere kosten van de kinderopvang is. Voor een aanvullende activiteit, zoals VVE mag de gemeente een specifieke subsidie toekennen. De kinderopvangorgansatie moet de subsidie en de uitgaven voor de VVE activiteiten wel afgescheiden in de boekhouding opnemen.
Toetsingskader
-
In het landelijk beleidskader voor de kwaliteit van peuterspeelzalen, dat in werking is getreden op 1 augustus 2010, zijn inderdaad geen eisen gesteld aan de ruimte en inrichting van peuterspeelzalen. De VNG is echter van mening dat het voor de veiligheid van jonge kinderen belangrijk is dat naast de andere kwaliteitsnormen voor peuterspeelzalen ook voldoende en passend ingerichte speel- en buitenruimte aanwezig moet zijn. Vandaar dat er een aparte modelverordening voor in het leven is geroepen. Voor de inspectie op deze verordening heeft GGD Nederland een fakultatief onderdeel opgenomen in het Toetsingskader.
Uitvoering Wet Oke
-
Zie hiervoor onze ledenbrief
- Ledenbrief 'Inwerkingtreding Wet ontwikkelingskansen door educatie (Oke) (13 augustus 2010)
Verantwoordelijkheid peuterspeelzaalhouder
-
De houders van een peuterspeelzaal hebben de zorgplicht voor verantwoord peuterspeelzaalwerk. Verantwoord peuterspeelzaalwerk draagt bij aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Houders van peuterspeelzaalwerk zijn dus zelf verantwoordelijk voor de eigen kwaliteit van het aanbod. Hierbij gelden de volgende globale kwaliteitseisen:
Verantwoorde opvang wordt getoetst aan de inzet van personeel zowel kwalitatief als kwantitatief (opleidingseisen en groepsgrootte), de verantwoordelijkheidstoedeling (leidster kindratio) en het pedagogisch beleid.
Vergoeding opleidingskosten
-
De opleidingskosten voor VVE en eventueel het programmamateriaal mogen worden vergoed vanuit de VVE middelen. Ook de uren voor kinderopvangleidsters om de training te kunnen volgen zouden in principe uit het gemeentelijke VVE budget vergoed mogen worden, voor zover ze niet binnen de reguliere aanstellingsuren van de leidster vallen. Maar het is alleszins redelijk dat de ondernemers deze kosten voor eigen rekening nemen.
VVE in de kinderopvang
-
Volledige vraag
Alleen het aanbod VVE dat de gemeente subsidieert telt mee voor de wettelijke verplichting om voldoende aanbod voorschoolse educatie te realiseren (art.166 li 1 WPO). De kinderopvang krijgt in veel gemeente slechts eenmalig subsidie in de investerings- en opleidingskosten. Hoe zorgt een gemeente dat het aanbod van de kinderopvang toch kan worden meegeteld?Antwoord
Sommige gemeenten geven de kinderopvang een jaarlijkse geringe subsidie per VVE plaats. -
Subsidie in de exploitatie van de kinderopvang is niet mogelijk, maar de gemeente kan wel subsidie voor de uitvoering van een VVE programma verlenen.