Nieuwe geheimhoudingsregels: Geheime informatie delen
-
De opgelegde geheimhoudingsplicht geldt ook voor de andere personen die aanwezig zijn bij een besloten raadsvergadering. Dat blijkt uit artikel 23 lid 4 Gemeentewet, waarin staat: 'Indien met gesloten deuren wordt vergaderd, geldt een verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in die vergadering ter kennis van de aanwezigen komt. De verplichting duurt voort, totdat de raad haar opheft.’ Als die andere aanwezigen de geheimhouding opzettelijk schenden dan zijn ze net als de raadsleden vervolgbaar en strafbaar op grond van artikel 272 WvS.
-
Het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, kan deze geheime informatie nog aan anderen (zoals burgerraadsleden) verstrekken, mits de geheimhouding daarmee niet materieel wordt opgeheven. Als geheime informatie aan anderen dan de organen van de gemeente wordt verstrekt, rust op deze anderen een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht en artikel 272 Wetboek van Strafrecht.
Zodra het orgaan de geheime informatie met de raad heeft gedeeld, is alleen de raad nog bevoegd om de informatie met anderen te delen dan waarmee deze informatie al was gedeeld. De raad kan er ook voor kiezen om nadere regels te stellen over hoe andere bestuursorganen dan toch in bepaalde gevallen de kring van geheimhouders zelf mogen uitbreiden. Als de raad het wenselijk vindt om alle partijen aan generieke regels te binden, is hiervoor een verordening aangewezen.
De Gemeentewet laat nadrukkelijk de keuze aan de raad om al dan niet nadere regels te stellen. In artikel 88, zesde lid, Gemeentewet staat dat 'de raad regels kan stellen'. Het stellen van nadere regels is dan ook niet verplicht. De raad kan er ook voor kiezen om geen nadere regels te stellen maar wel afspraken te maken over hoe andere bestuursorganen in bepaalde gevallen de kring van geheimhouders mogen uitbreiden nadat die de geheime informatie met de raad hebben gedeeld.
Te denken valt aan een algemene of specifieke machtiging waarbij de raad vastlegt in welke gevallen bijvoorbeeld het college geheime informatie ook nog met anderen kan delen nadat deze informatie aan de raad is verstrekt en onder welke voorwaarden dit moet gebeuren. Het zou dan kunnen gaan om gevallen waarin verstrekking van informatie aan bepaalde partijen voor het college noodzakelijk is in het kader van het dagelijks bestuur, ook nadat deze informatie onder geheimhouding is verstrekt aan de raad.
Als bij de raad en/of andere bestuursorganen de behoefte bestaat aan nadere regels dan wel afspraken over het uitbreiden van de kring van geheimhouders nadat de geheime informatie met de raad is gedeeld, dan is het raadzaam dat de raad en die andere bestuursorganen hierover tijdig met elkaar in gesprek gaan. Uiteindelijk is het de gemeenteraad zelf die op basis van een verordening of beleidsregels de eigen werkwijze ten aanzien van geheimhouding en de kring van geheimhouders vaststelt.Meer informatie hierover is te vinden in de circulaire geheimhouding (pdf, 3,4 MB) van het ministerie van BZK.
-
De artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet gaan uit van de organen van het gemeentebestuur en dus niet van een fractie of raadslid. Alleen een orgaan van het gemeentebestuur kan dus geheimhouding op informatie leggen en die informatie zelf vertrouwelijk met anderen delen. Zodra die geheime informatie aan de raad is verstrekt, mag alleen de raad die geheime informatie nog met anderen delen.
Als geheime informatie aan de raad is verstrekt, biedt artikel 88 lid 6 Gemeentewet nog wel de mogelijkheid voor de raad om regels te stellen over de ruimte die het aan andere organen van het gemeentebestuur wil geven om die geheime informatie toch ook nog zelf met anderen te delen. Ook hier gaat het dus niet om een fractie of raadslid aan wie de raad die ruimte kan geven.
Als een individueel lid van een orgaan waaraan geheime informatie is verstrekt deze informatie met anderen deelt of openbaar maakt, schendt diegene de geheimhoudingsplicht. De raad kan in dat geval besluiten om het betreffende lid voor maximaal 3 maanden uit te sluiten van toegang tot stukken waarop geheimhouding rust. Dit staat los van eventuele strafbaarheid op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. -
De nieuwe geheimhoudingsregeling in de artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet is alleen van toepassing op de organen van het gemeentebestuur. Zo kan het college informatie ten aanzien waarvan het een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd, verstrekken aan de raad, de rekenkamer en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V (artikel 88 lid 3 Gemeentewet).
Zolang het college de geheime informatie nog niet met de raad heeft gedeeld, mag het college die geheime informatie vertrouwelijk delen met anderen dan de organen van het gemeentebestuur. Als geheime informatie aan anderen dan deze organen wordt verstrekt, rust op deze anderen niet een geheimhoudingsplicht op grond van hoofdstuk Va Gemeentewet maar wel op grond van artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht en artikel 272 Wetboek van Strafrecht. Het is van belang dat de juiste rechtsgrond op de betreffende documenten wordt vermeld.
Nadat het college de geheime informatie met de raad heeft gedeeld, is in beginsel alleen de raad nog bevoegd om die informatie met anderen te delen (artikel 88 lid 6 Gemeentewet). De raad kan echter bij verordening of bijvoorbeeld met een algemene of specifieke machtiging regelen in welke gevallen het college zelf de geheime informatie nog met anderen mag delen (artikel 88 lid 5 Gemeentewet). Dit kan noodzakelijk zijn voor het dagelijks bestuur, ook nadat deze informatie onder geheimhouding aan de raad is verstrekt.
Meer informatie hierover is te vinden in de circulaire geheimhouding (pdf, 3,4 MB) van het ministerie van BZK. -
Nee. Als de wens bestaat geheime informatie aan een of enkele raadsleden te verstrekken, moet deze informatie aan de gehele raad worden verstrekt (Kamerstukken II 2019/20, 35 546, nr. 3, p. 10 en 20). Ook als geheime informatie wordt verstrekt aan een commissie waarin raadsleden zitting hebben, moet die informatie tevens aan de voltallige raad worden verstrekt (artikel 88, vijfde lid, Gemeentewet). Hiermee wil de wetgever de gelijkheid in de informatiepositie tussen raadsleden benadrukken. Ook voorkomt deze regeling dat onduidelijkheid ontstaat over de status van informatie en bijvoorbeeld over de (on)mogelijkheid om deze informatie in de fractie te delen of bespreken.
Een situatie waarvoor dit volgens het ministerie van BZK niet geldt, betreft die van de besloten commissievergadering. Op het moment dat bepaalde zaken in een besloten commissievergadering worden besproken, komt die geheime informatie ter kennis van de aanwezigen en rust op die informatie van rechtswege geheimhouding (artikel 23 lid 4 Gemeentewet). Deze mondelinge informatie is niet aan de commissie verstrekt waardoor de geheime informatie ook niet aan de gehele raad hoeft te worden verstrekt.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Geheimhouding en Woo
-
Hierbij is onderscheid mogelijk tussen geheimhouding en openbaarmaking. Vanaf 1 april 2023 kan het college alleen op grond van een belang genoemd in artikel 5.1 lid 1 en 2 van de Wet open overheid een verplichting tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.
Als er geen geheimhouding is opgelegd, kan openbaarmaking nog steeds tijdelijk achterwege blijven als het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist (artikel 5.1 lid 4 van de Wet open overheid). Dit kan op de manier zoals voor 1 april 2023 al gebeurde.
-
Het college moet het Woo-verzoek dan doorsturen naar het orgaan dat bevoegd is de geheimhouding op te heffen. Dat is in het geval van door een commissie opgelegde geheimhouding zowel de commissie zelf als het orgaan dat de commissie heeft ingesteld. De commissie of dat andere orgaan zal moeten beoordelen of geheimhouding van de informatie nog steeds nodig is. Zo ja, dan blijft er geheimhouding op de informatie rusten en moet het college het Woo-verzoek afwijzen onder verwijzing naar de op de informatie rustende verplichting tot geheimhouding. Zo nee, dan heft de commissie of het andere bevoegde orgaan de geheimhouding op. Het college beslist vervolgens over de openbaarmaking van de gevraagde informatie met inachtneming van de Woo.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Geheimhouding opheffen
-
Nee, ook de bestuurscommissie zelf mag de opgelegde geheimhouding opheffen. In artikel 89, derde lid, Gemeentewet is geregeld dat als een commissie geheimhouding heeft opgelegd, de geheimhouding zowel door de commissie als door het orgaan dat de commissie heeft ingesteld (in dit geval het college) kan worden opgeheven.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Mondelinge geheime informatie
-
Schending van de geheimhouding kan tot gevolg hebben dat de raad een lid voor de duur van 3 maanden uitsluit van het ontvangen van geheime informatie. Dit geldt ten aanzien van zowel mondelinge als schriftelijke geheime informatie (artikel 89 lid 2 en lid 5 Gemeentewet).
Bij mondelinge informatie gaat het om informatie die is gewisseld tijdens een besloten vergadering (artikel 23 lid 4 Gemeentewet). Procedurele informatie over de gang van zaken tijdens een besloten vergadering, zoals een interventie van de voorzitter of het weglopen van een lid, valt volgens het ministerie van BZK niet onder die geheimhouding.
-
Het verslag van een besloten vergadering als bedoeld in artikel 23 lid 5 Gemeentewet moet worden onderscheiden van informatie die bij een orgaan berust en waarop een raadscommissie geheimhouding kan leggen in de zin van artikel 87 Gemeentewet, en de informatie waarvan een commissie een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd en die de commissie aan andere organen van het gemeentebestuur kan verstrekken als bedoeld in artikel 88 lid 4 Gemeentewet.
Het audioverslag van een besloten commissievergadering moet worden beschouwd als een verslag in de zin van artikel 82 lid 5 Gemeentewet juncto artikel 23 lid 5 Gemeentewet. Dit verslag mag niet openbaar worden gemaakt tenzij de raadscommissie besluit de verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in die besloten vergadering ter kennis van de aanwezigen komt op te heffen.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Overgangsrecht
-
De voorzitter van een commissie kan onder de nieuwe geheimhoudingsregels niet langer eigenstandig geheimhouding opleggen op informatie (artikel 86, tweede lid, Gemeentewet (oud)). Alleen de commissie zelf kan informatie geheim verklaren (artikel 87 Gemeentewet). De voorzitter kan daartoe wel voorstellen doen.
Artikel 292 Gemeentewet voorziet in overgangsrecht ter voorkoming dat de eerder door een voorzitter opgelegde geheimhouding automatisch komt te vervallen bij inwerkingtreding van de nieuwe geheimhoudingsregels. Voor informatie waarop geheimhouding is opgelegd vóór de inwerkingtreding van de nieuwe geheimhoudingsregels, blijft artikel 86 Gemeentewet (oud) gelden. Dat betekent dat de geheimhouding voortduurt tot de voorzitter of de raad de geheimhouding opheft. Als het informatie betreft waarmee de commissie zich tot de raad heeft gewend, is de raad exclusief bevoegd de geheimhouding op te heffen (artikel 86, tweede en derde lid, Gemeentewet (oud)).
-
De raad hoeft de verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan hem verstrekte informatie niet meer te bekrachtigen (vgl. artikel 25, derde lid, Gemeentewet (oud)). Op het moment dat het college informatie waarop geheimhouding rust met de raad deelt, moet de raad de verplichting tot geheimhouding in acht nemen. De raad is evenwel vanaf het moment dat hij de geheime informatie van het college ontvangt exclusief bevoegd te beslissen over het voortduren in de zin van het al dan niet opheffen van de geheimhouding. Desgewenst kan de raad de geheimhouding dus opheffen na ontvangst van de geheime informatie.