02. Vergadering oude raad (geloofsbrievenonderzoek)
-
De gemeente heeft hier geen rol in. Politieke partijen zijn verantwoordelijk voor de samenstelling van de kandidatenlijsten en voor de screening van de personen die op de lijst geplaatst worden. Daarnaast heeft de kiezer natuurlijk de vrijheid om deze omstandigheid al dan niet bij het maken van zijn stemkeuze te betrekken.
Ook bij het geloofsbrievenonderzoek is het vermoeden van fraude geen reden om iemand niet te benoemen. Het is vooral de fractie die in gesprek kan gaan met de betreffende persoon om deze te bewegen om zijn zetel niet in te nemen of op te geven, mochten er bewijzen van fraude zijn.
Zie ook:
Model Gedragscode Integriteit volksvertegenwoordigers in gemeenten, provincies en waterschappen 2015. Deze is opgenomen in de SDU-Kennisbank decentrale regelgeving, waar de meeste gemeenten op geabonneerd zijn. -
Nee, dit maakt geen onderdeel uit van het geloofsbrievenonderzoek. Ook als er een rechtszaak loopt tussen een benoemd raadslid en de gemeente is dat geen reden om een raadslid niet toe te laten.
Het is aan de politieke partij om kandidaten te selecteren en te screenen en te bepalen of iemand de partij kan vertegenwoordigen. Daarnaast heeft de kiezer natuurlijk de vrijheid om deze omstandigheid al dan niet bij het maken van zijn stemkeuze te betrekken.
03. Installatie
-
Artikel X 10 van de Kieswet regelt dat tijdelijke vervanging wegens zwangerschap op verzoek van een toegelaten raadslid kan plaatsvinden door de voorzitter: het tijdelijke ontslag wordt dan verleend op een in het verzoek vermelde dag die ligt tussen ten hoogste 6 en ten minste 4 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum.
Voor vervanging is dus vereist dat het verzoek gedaan wordt door een toegelaten raadslid, en dat het verzoek eerder dan 6 weken voorafgaand aan de vermoedelijke bevalling gedaan wordt (het tijdelijk ontslag moet immers ingaan tussen 6 en 4 weken vóór de vermoedelijke bevalling). Dat is in dit geval niet meer mogelijk. Hoewel de zwangerschap niet aan de toelating in de weg staat en het raadslid haar benoeming ook kan aanvaarden, kan zij vanwege haar bevalling niet de eed afleggen en geen zitting nemen in de raad. Concreet betekent dit dat als het kandidaat-raadslid haar benoeming aanvaardt, haar raadszetel leeg blijft tot zij in staat is naar de vergadering te komen om zich te laten beëdigen.
Artikel X 10, eerste lid Kieswet
-
Het is niet mogelijk om de functie van volksvertegenwoordiger te delen. Zeker voor kleine of éénpersoonsfracties kan dit lastig zijn. Gemeenten die gebruik maken van raadscommissies (of andere vormen om de raadsvergaderingen voor te bereiden) treffen in de verordening op de raadscommissies doorgaans een regeling waarbij het mogelijk is dat een raadslid zich kan laten vervangen. Voor de vergaderingen van de raad is dit niet mogelijk. Alleen de gekozen volksvertegenwoordiger kan deelnemen aan een raadsvergadering en heeft stemrecht.
-
In het geval een benoemd en toegelaten raadslid is verhinderd voor de eerste vergadering van de nieuwe raad, kan de installatie ook in een andere (eerstvolgende) raadsvergadering plaatsvinden.
Een raadslid kan zijn functie pas uitoefenen als hij de eed of belofte heeft afgelegd. Als een raadslid op een later moment beëdigd wordt, blijft bij de betreffende fractie een zetel leeg en heeft deze fractie tijdelijk een stem minder, want zonder eedaflegging kan het raadslidmaatschap niet worden uitgeoefend. Het is dus in het belang van het raadslid (en de fractie) dat dit snel gebeurt.
Artikel 14 Gemeentewet
-
Na de verkiezingen is met voorkeursstemmen een raadslid door het centraal stembureau benoemd verklaard. De commissie voor de geloofsbrieven heeft deze goedgekeurd en de benoemde toegelaten. Echter het raadslid heeft de eed/gelofte wegens ziekte nog niet afgelegd. Daarom is het raadslid nog niet begonnen met de feitelijke werkzaamheden.
De tekst van de Kieswet spreekt over een toegelaten raadslid dat zich kan laten vervangen. Om ‘echt’ aan de slag te kunnen als raadslid dient deze de eed of belofte te hebben afgelegd.
De Kiesraad en de VNG zijn van mening dat het niet bezwaarlijk is dat een raadslid dat niet beëdigd is zich laat vervangen op grond van de Kieswet. De tekst van de wet spreekt immers over een toegelaten raadslid. Het begin van het lidmaatschap van de raad wordt in de Kieswet ook uitgewerkt als het moment waarop bekend gemaakt is dat de betrokkene toegelaten is.
Artikel V 11 en X 10 Kieswet
-
Het gaat hier om de volgende stappen: de vaststelling van de uitslag, de kennisgeving van benoeming, de aanneming van de benoeming, de toelating tot de raad, en de eedaflegging. De vaststelling van de uitslag en de kennisgeving van benoeming gebeurt door de voorzitter van het centraal stembureau. Deze heeft uiterlijk op de dag na de vaststelling van de uitslag of na de benoemdverklaring in een tussentijdse vacature de benoemingsbrieven uitgereikt. De termijn tussen de kennisgeving en het aannemen van die benoeming is ten hoogste 10 dagen. Bij een tussentijdse benoeming geldt een termijn van 28 dagen tenzij sprake is van een tijdelijke vacature (dan wordt weer een termijn van 10 dagen gehanteerd).
Als de benoeming wordt aangenomen en de geloofsbrieven worden overgelegd is de raad aan zet. Deze besluit over de toelating. Dat doet de oude raad na de verkiezingen van 16 maart uiterlijk op 29 maart. Op 30 maart kan dan de eedaflegging van de nieuw benoemde raadsleden plaatsvinden.
Artikel P 20, V 1, V 2, X 12, Z 12, eerste lid Kieswet, artikel 18 Gemeentewet
04. Na de installatie
-
Kan de ambtenaar wel raadslid blijven?
In beginsel mag een raadslid werkzaam zijn als ambtenaar van een gemeenschappelijke regeling, tenzij hij in de uitoefening van die functie onder direct gezag staat van de burgemeester of een portefeuillehouder die hij in de raad ter verantwoording kan roepen. Een raadslid die ook ambtenaar is van een gemeenschappelijke regeling, zal zich in zijn raadswerk moeten onthouden van stemmingen over de gemeenschappelijke regeling en mag zich niet inhoudelijk inlaten met overeenkomsten tussen de gemeente en de gemeenschappelijke regeling.
In dit geval, waarbij de gemeenschappelijke regeling gaat om gefuseerde ambtelijke organisaties, ontraden wij het raadslidmaatschap van de ambtenaar. Er is immers sprake van direct gezag van een of beide burgemeesters of portefeuillehouders van de gemeenten die de ambtelijke fusie aangaan. De burgemeesters of portefeuillehouders van de afzonderlijke gemeenten zijn dan immers vaak samen verantwoordelijk voor de gezamenlijke taakstellingen van de ambtelijk gefuseerde gemeente.
Strikt juridisch genomen is er geen beletsel, maar ons advies is om dit niet te doen, zeker in het licht van de huidige scherpe discussies over integriteit.
Artikel 13 Gemeentewet
-
De periode gedurende welke er een samenloop zal zijn tussen het wethouderschap en het raadslidmaatschap, vangt aan op het moment van de stemming voor gemeenteraadsverkiezingen en eindigt op het moment waarop de wethouders aftreden (artikel 36b, lid 2 onder a van de Gemeentewet).
Het moment waarop die periode aanvangt, is daarmee helder. Over het moment waarop die periode eindigt, valt het volgende te melden.
Die periode eindigt wanneer, na de verkiezing van de leden van de raad, de wethouders aftreden op het moment dat de raad ten minste de helft van het met inachtneming van artikel 36 van de Gemeentewet bepaalde aantal wethouders heeft benoemd en deze benoemingen zijn aanvaard.
De betreffende wethouder blijft dus in zijn of haar functie totdat de raad in nieuwe samenstelling het vereiste aantal wethouders heeft benoemd. Het einde van de periode is daarmee niet gelimiteerd. Artikel 37 van de Gemeentewet kent geen tijdstip meer waarop wethouders door de raad moeten worden benoemd. De periode gedurende welke het college demissionair is, is niet aan een termijn gebonden. Achtergrond hiervan is zo te voorkomen dat er een bestuursvacuüm kan ontstaan (II, kamerstukken 27 751, Stb. 111, 28 februari 2002).
-
Dat is alleen na de verkiezingen tijdelijk toegestaan en wel op grond van artikel 13 juncto artikel 42 van de Gemeentewet. De wethouder blijft in functie en kan tijdelijk ook als raadslid functioneren, totdat in de opvolging is voorzien.
Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Gemeentewet mag een raadslid niet tegelijkertijd het ambt van wethouder bekleden, noch in de gemeente waar hij raadslid is noch in een andere gemeente (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 88). Het tweede lid maakt hierop voor bepaalde gevallen tijdelijk een uitzondering. Een wethouder die bij de gemeenteraadsverkiezingen tot raadslid is gekozen kan gedurende de periode die begint op de dag van de stemming voor de gemeenteraadsverkiezingen tot het tijdstip waarop de wethouders aftreden beide functies tegelijkertijd vervullen. Op grond van artikel 42 van de Gemeentewet treden de wethouders af op het moment dat de raad in nieuwe samenstelling de helft van het aantal wethouders heeft benoemd en deze benoemingen zijn aangenomen. Deze uitzondering geldt niet voor wethouders die in een andere gemeente, dan waarin zij wethouder zijn, tot raadslid zijn gekozen (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 88).
Artikel 13, tweede lid, artikel 42 Gemeentewet
-
Art X 10, eerste lid Kieswet: het tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling wordt verleend op de in het verzoek vermelde dag die ligt tussen ten hoogste zes en ten minste vier weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling die blijkt uit een door het lid overgelegde verklaring van een arts of verloskundige. Het zwangere raadslid blijft dus in functie tot de datum van ontslag.
Pas als de vacature daadwerkelijk is ontstaan, en dat is met ingang van de ontslagdatum, kan de voorzitter van het centraal stembureau besluiten om een opvolger te benoemen. Zie X 12, eerste lid van de Kieswet en artikel W 1 van de Kieswet.
Artikel X 10, eerste lid, artikel X 12 en artikel W 1 van de Kieswet
-
Artikel 155a van de Gemeentewet regelt de instelling van een onderzoekscommissie door de raad. Op grond van dit artikel bestaat de commissie uitsluitend uit leden van de raad. Als leden van de raad na de verkiezingen niet meer terugkomen in de raad zullen deze in de commissie moeten worden vervangen.
De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad (lid 6). In de Nota naar aanleiding van het verslag wordt uitgelegd dat als onderzoeken gestart zijn onder de oude raad, deze na de verkiezingen worden voortgezet onder de nieuwe raad (zie Kamerstukken II 2000/01, 27 751, nr. 6, p. 36).
Artikel 155a Gemeentewet