Het ontbreken van geld op de begroting is op zichzelf geen voldoende motivering om een aanvraag af te wijzen. Als er geen geld is, maar een aanvraag voldoet aan alle inhoudelijke en procedurele vereisten, dan moet hij worden toegewezen, behalve als het subsidieplafond is bereikt of als er een begrotingsvoorbehoud is gemaakt.

De mogelijkheid om een subsidie te verlenen onder de voorwaarde van voldoende middelen op de nog vast te stellen begroting (het begrotingsvoorbehoud) is geregeld in artikel 4:34, eerste lid Awb. Dat vormt op zichzelf een voldoende grondslag, maar het is een “kan-bepaling”. De bepaling in artikel 5, vierde lid van de Model ASV 2013 dient ertoe om het college te verplichten altijd een begrotingsvoorbehoud te maken als een subsidie ten laste komt van een nog niet vastgestelde (of goedgekeurde) begroting. Bij het opstellen van de Model ASV leek ons dit wel zo veilig.

Uw raad kan er dus wel voor kiezen artikel 5, vierde lid niet in de ASV over te nemen. Dat kan het college, als die situatie met een nog niet vastgestelde begroting zich voordoet, afwegen of het in dat specifieke geval nodig is een begrotingsvoorbehoud te maken of niet.

Overigens: het bestuursorgaan (in de model ASV: het college) moet wel binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op het begrotingsvoorbehoud doen, anders vervalt het (art 4:34, lid 3 Awb).