Bespreking
In artikel 18a, lid 5 PW is geregeld wanneer de recidivetermijn start. De tekst van dit artikel bleek op verschillende manieren geïnterpreteerd te worden. Om die reden hebben we de vraag voorgelegd aan het ministerie van SZW.

Vanuit het ministerie SZW werd het volgende geantwoord:

  • De recidivetermijn start op de datum waarop de eerdere bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd.
  • Maar de recidiveboete kan pas worden opgelegd wanneer de eerdere boete onherroepelijk is.

Het al dan niet onherroepelijk zijn van de eerdere boete heeft geen invloed op de recidivetermijn. Deze wordt slechts bepaald door de dag van oplegging van de eerste boete en de datum van het begaan van de nieuwe overtreding. Wel is de onherroepelijkheid van de eerdere boete een voorwaarde om te kunnen spreken van recidive, dus op het moment dat je de tweede boete oplegt moet de eerste boete inmiddels onherroepelijk zijn.

Een voorbeeld
De boete voor schending inlichtingenplicht is opgelegd op 1 april 2013. Na bezwaar, beroep en hoger beroep is de boete onherroepelijk op 1 december 2015. De recidivetermijn start nu op 1 april 2013 en loopt door tot 1 april 2018. Maar de recidiveboete kan enkel in de periode van 1 december 2015 tot 1 april 2018 worden opgelegd.

Kanttekening van de expertgroep
Het nadeel van deze uitleg van de recidivetermijn is dat er een perverse prikkel in zit. Het loont namelijk om zo lang mogelijk te procederen, omdat daarmee de periode waarin de recidiveboete opgelegd kan worden verkort.