Stel dat in de verordening staat dat paragraaf 4.1.3.3 voor twee artikelen niet van toepassing is, betekent het dat de paragraaf voor de overige artikelen wel van toepassing is? Of moet in de wet/verordening expliciet staan dat paragraaf 4.1.3.3 niet van toepassing is?

Antwoord:

In artikel 4:20a van de Awb is geregeld dat paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht, over de lex silencio positivo (LSP), alléén van toepassing is indien dit bij wettelijk voorschrift (= wet in materiële zin) is bepaald. Voorbeelden van dergelijke bepalingen zijn bijvoorbeeld de Dienstenwet en de Wabo, maar ook in andere regelingen en gemeentelijke verordeningen kan bepaald worden dat de LSP van toepassing is.

Om vast te stellen of het noodzakelijk is om in een verordening uitdrukkelijk te bepalen dat de lex silencio positivo (LSP) van toepassing is of juist niet, moet eerst gekeken te worden welke hogere regeling op de geregelde materie van toepassing is, en als dat het geval is, of daaruit reeds de toepasselijkheid van de LSP voortvloeit (hoger recht gaat immers vóór). Er zijn dan twee mogelijkheden:

  1. Als de LSP reeds op grond van hoger recht (bijv. artikel 28 van de Dienstenwet, artikel 3.9 van de Wabo) van toepassing is, kan het wenselijk zijn dit uit te zonderen om ‘dwingende redenen van algemeen belang’, hetgeen de gemeente in de toelichting zal moeten motiveren. Zie verder, v.w.b. de Dienstenwet, ook het factsheet over de LSP van Europa Decentraal: https://europadecentraal.nl/wp-content/uploads/2013/01/factsheet-lsp.pdf.
  2. Als de LSP niet reeds op grond van het hogere recht van toepassing is, kan het wenselijk zijn bij verordening te bepalen dat deze van toepassing is.

Als het niet nodig is om de LSP uitdrukkelijk uit te zonderen overeenkomstig stap 1 of als het niet wenselijk is de LSP van toepassing te verklaren overeenkomstig stap 2, hoeft er niets geregeld te worden.