In de wet staat dat het begraven van lijken dient te geschieden op een begraafplaats. Wat een begraafplaats is, bepaalt de gemeenteraad. Hieraan liggen overwegingen omtrent ruimtelijke ordening en welzijn aan ten grondslag. Men mag dus niet zelf een plekje kiezen voor de overledene. Maar het staat iedereen vrij om een verzoek aan de gemeenteraad te richten om een bepaald deel van de grond te bestemmen als begraafplaats. Hiervan zijn inmiddels meerdere voorbeelden in Nederland bekend. In sommige gevallen heeft de gemeenteraad ingestemd. Die zag dan geen bezwaar in het langdurig beslag op grond wat een begraafplaats met zich meebrengt. Een aparte situatie ontstaat wanneer ouders een doodgeboren kindje op een eigen, dierbaar plekje willen begraven. In de Wet op de lijkbezorging (art. 2) is bepaald dat een menselijke vrucht die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken levenloos ter wereld is gekomen of binnen 24 uur na de geboorte is overleden niet als lijk in de zin van de wet wordt gezien. Deze kindjes vallen daarom niet onder de bepalingen van de Wet op de lijkbezorging. Ouders zullen als bewijs een doktersattest kunnen overleggen. Het begraven hoeft dus niet op een begraafplaats, maar mag ook elders, bijv. in de achtertuin. Begraven op een andere plek dan een begraafplaats is gebonden aan de toestemming van de eigenaar van die plek.