De vraag is of dit valt onder de geüniformeerde arbeidsverplichtingen, opgenomen in artikel 18 PW. Dit artikel heeft als kop ‘afstemming’. De kop ‘verplichtingen’ staat boven artikel 9 PW. Dat heeft als consequentie dat artikel 18 geen zelfstandige verplichtingen in het leven kan roepen, maar alleen de grondslag biedt voor een afstemming als niet aan de verplichtingen is voldaan. Met andere woorden, alle arbeidsverplichtingen staan in artikel 9 PW, de afstemming in artikel 18 waarbij de arbeidsverplichtingen uit artikel 9 PW helemaal zijn uitgesplitst. Er worden dus geen nieuwe verplichtingen gecreëerd.

Artikel 9 PW geldt vanaf de datum van de melding bij het UWV als bedoeld in artikel 44, tweede lid PW. Ofwel, de geüniformeerde arbeidsverplichtingen waren nog niet van toepassing op de dag dat mevrouw X haar baan heeft opgezegd. Afstemming op grond van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen is dus niet mogelijk. Wel is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. De afstemming zal dus daarop gebaseerd moeten zijn, als dat in de verordening is geregeld.