Dat is mogelijk en gezien het vereiste van een voltallige raad ook wenselijk.

Artikel 13 lid 1 sub l en artikel 36 lid 1 sub l Gemeentewet regelen over en weer dat het raadslidmaatschap en het wethouderschap onverenigbaar zijn. De leden 2 sub a van deze artikelen geven als uitzondering de periode na de verkiezing tot het moment van aftreden van de wethouders. Het is dus wel mogelijk om beide functies te vervullen: een raadslid dat tot wethouder is benoemd kan beide functies uitoefenen totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van zijn of haar opvolger onherroepelijk is geworden. Indien dit proces al eerder is voltooid kan in dezelfde vergadering de wethouder worden benoemd en zijn opvolger in de raad worden beëdigd.