Artikel 13 lid 1 sub l en artikel 36 lid 1 sub l Gemeentewet regelen over en weer dat het raadslidmaatschap en het wethouderschap onverenigbaar zijn. De leden 2 sub a van deze artikelen geven als uitzondering de periode na de verkiezing aan tot het moment van aftreden van de wethouders.

Voor raadscommissies regelt artikel 82 lid 2 Gemeentewet dat wethouders geen lid zijn van raadscommissies. Een uitzonderingsbepaling zoals bij de samenloop van raadslidmaatschap en wethouderschap in de periode na de verkiezing ontbreekt.

De vraag is of de uitzondering op de onverenigbaarheid ook (tijdelijk) geldt voor het lidmaatschap van een raadscommissie. Enerzijds kan geredeneerd worden dat wat voor een raadslid geldt, zeker ook geldt voor een lid van een raadscommissie. Een raadslid mag wethouder zijn in bijzondere omstandigheden, dus een commissielid mag ook wethouder zijn in diezelfde bijzondere omstandigheden. Anderzijds valt de volgende redenering te verdedigen:  de Gemeentewet verbiedt dat wethouders lid zijn van een raadscommissie, dus raadsleden die ook wethouder zijn mogen door die samenloop geen lid zijn van een raadscommissie.

Van belang is hier dat artikel 82 lid 2 van de Gemeentewet uitsluit dat het wethouderschap wordt gecombineerd met het lidmaatschap van een raadscommissie. Daarbij is niet -zoals in artikel 13 b Gemeentewet- een uitzondering gemaakt voor de wethouder-in-het-oude-college die in de nieuwe raad is gekozen. De wet is op dit punt duidelijk.

Dat valt ook wel rationeel te verklaren. Het is in het duale stelsel niet de bedoeling dat wethouders aan raadswerk doen (waardoor zij feitelijk zichzelf zouden controleren). Maar het zou bijzonder onpraktisch zijn als er in de periode tussen de raadsverkiezingen en het aantreden van het nieuwe college een interim-wethouder of een interim-raadslid zou moeten worden gezocht, of als een zetel tijdelijk onbezet zou moeten blijven (waardoor de democratisch bepaalde machtsverhouding in de raad zou verschuiven).

Het ligt dus voor de hand dat de wethouder wel tijdelijk de raadszetel mag bezetten, maar zolang hij of zij nog wethouder is zich niet bezig houdt met het handwerk van het raadslidmaatschap.

Artikel 13, 36 en 82 Gemeentewet