De tekst van de eed of gelofte ligt vast in artikel 14 van de Gemeentewet. In de rechtspraak wordt helder dat, behalve de keuze tussen eed of gelofte, de betreffende teksten woordelijk dienen te worden uitgesproken. De woordelijke tekst op zich kan dus niet worden gewijzigd (overigens kan de tekst wel worden aangevuld, zie hiervoor NEV, Kamerstukken II, 19836, nr. 15 p. 27). Belangrijk is namelijk dat er geen twijfel mag ontstaan over de oprechtheid waarmee het lid zich aan de eed of verklaring gebonden acht.

Indien de de volledige en wettelijk vastgelegde teksten woordelijk worden aangehouden doet het veranderen van de volgorde waarin de onderdelen (voorlezen van de bijbehorende teksten door de voorzitter enerzijds en het afleggen van de eed of verklaring door de beëdigde anderzijds) van de ambtseed wordt uitgesproken, de beëdiging geen geweld aan. In jurisprudentie is geen grond te vinden voor het tegendeel.