Uit de wetsgeschiedenis blijkt, dat het uitgangspunt van de wet is: eens begraven blijft begraven. Toch kunnen er situaties zijn waarin het nodig is een lijk op te graven, bijvoorbeeld in het geval van strafrechtelijk onderzoek. Een officier van justitie kan daartoe dan bevel geven. Maar ook nabestaanden kunnen een motief hebben om een lijk op te laten graven. Het is volgens artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging aan de burgemeester om te beslissen op een verzoek daartoe van de nabestaanden. Voor deze beslissing is geen goede handreiking te geven. De jurisprudentie over toepassing van artikel 29 is wisselend van karakter. Uitgaande van de wetsgeschiedenis heeft de beslissing de vorm ‘nee, tenzij…..’. Het ‘tenzij’ slaat dan op de specifieke omstandigheid. Stel dat een overledene (onbedoeld) in het verkeerde graf is begraven, of in een algemeen graf terwijl men een particulier (‘eigen’) graf wenste. In dergelijke gevallen ligt het in de rede om in te stemmen met het verzoek om opgraving. Ook als een nabestaande zwaar zou lijden onder de omstandigheid dat de overledene niet opgegraven en herbegraven mag worden, zou dat een grond kunnen zijn voor een positieve beslissing. Maar wat te doen als de nabestaanden verhuizen en zij wensen dat de overledene 'mee verhuist'? Men dient te bedenken dat een opgraving op een dag gelegen tussen twee maanden en tien jaar na de begrafenis de grafrust van de overledene in ieder geval zal verstoren. De eerste maanden na de begrafenis is een kist gewoonlijk nog intact en kan, zonder de inhoud te hoeven beroeren, uit een graf worden genomen. Na tien jaar is de kist meestal vergaan en is het stoffelijk overschot geskeletteerd. In hoeverre dit inderdaad het geval is hangt overigens sterk af van de grondsoort. Vóór de laatste wetswijziging diende de burgemeester voor een opgraving nog advies te vragen aan de regionale inspecteur van het ministerie van VROM. De adviestaak van de (voormalige) Inspectie Milieuhygiëne is echter vervallen, en daarom ook niet meer in de huidige wet opgenomen. De Inspectierichtlijn Lijkbezorging blijft dienst doen als bron van antwoorden voor vragen uit de praktijk.