Vraag:

In een situatie van co-ouderschap heeft de dochter sinds 2006 een pgb dat is ingezet om professionele hulp in te schakelen (niet in ZIN beschikbaar) in verband met een stoornis ( autistisch spectrum). In 2013 is er door moeder buiten vader om een nieuw pgb aangevraagd. Dat pgb gaat volgens vader volledig naar moeder en niet naar ingekochte zorg. Moeder geeft geen inzicht in aanvraag en besteding pgb.

Vader vindt dat moeder onterecht zichzelf uitbetaalt voor begeleiding van dochter. Dochter is volgens hem veel zelfstandiger dan moeder beweert. Volgens vader houdt moeder dochter bewust onzelfstandig zodat ze PGB voor zichzelf kan blijven krijgen. Vader heeft meerdere instanties aangeschreven wat hij kan doen om dit te stoppen en schrijft nu de gemeente met de vraag wie hem kan helpen.

Hoe moeten wij omgaan met dit signaal/ melding/ vermoeden van vader dat er sprake is van fraude. Welke rol heeft de gemeente hier als het gaat om fraudebestrijding en wat te doen?

Antwoord:

Het gaat kennelijk om een kind, jonger dan 18 jaar en een oude Jeugdzorgindicatie. Dan valt deze indicatie op grond van het overgangsrecht onder de Jeugdwet.

Dat betekent dat het nu valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en dan kan er bij de omzetting, maar ook daarna, onderzoek worden gedaan door de gemeente. Artikel 2.9 van de Jeugdwet schrijft voor dat gemeenten een verordening voor de JW vaststellen, waarin onder meer regels worden gesteld “voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.”

Als de indicatie dus in het kader van de JW is overgegaan naar de gemeente, is de gemeente volgens de eigen verordeningsregels in de gelegenheid om voorwaarden aan de verstrekking te verbinden en onderzoek te doen naar de nakoming ervan. Daarbij kan ook gekeken worden of verstrekking van een PGB wel de juiste voorziening is en zo ja, welke voorwaarden er gelden voor de besteding. Cliënten houden wel hun oude rechten zolang er geen nieuwe indicatie is. In deze casus gaat het niet zozeer om de rechten maar om de invulling van het pgb.