Horeca
-
Vanuit juridisch oogpunt is een beleidsregel een geschikt instrument. De norm moet dan vervolgens wel in een specifieke vergunnning of besluit voor een evenement worden opgenomen. Voor Inrichtingen die vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen (kortweg: Barim of Activiteitenbesluit) moet bij het beleid wel rekening worden gehouden met artikelen 4.2 en 4.3 van de model-APV voor collectieve of incidentele festiviteiten. Hierin kan de gemeente geluidsvoorschriften opnemen.
-
In de meeste gevallen zal een woning, verhuurd aan derden en zonder dat er een andere relatie dan huurder-verhuurderrelatie met de inrichting bestaat, niet worden aangemerkt als bedrijfswoning maar als woning van derden. Anders wordt het wanneer de woning als bedrijfswoning in de melding op basis van het Activiteitenbesluit is opgenomen en de woning wordt verhuurd aan een medewerker van het bedrijf, etc.
-
Gemeenten kunnen op basis van artikel 2.20 BARIM voor geluid maatwerkvoorschriften vaststellen. Indien in de APV artikel 4:5 is overgenomen uit de model APV, dan kan de gemeente ook iets zeggen over onversterkte muziek. Er staat in artikel 2.18 BARIM bij het bepalen van de geluidsniveaus buiten beschouwing blijft (en dan alle artikelen), tenzij er in de gemeentelijke verordening hiervoor regels zijn gesteld. Zie ook de toelichting bij de model APV.
Hierdoor kan echter de situatie ontstaan dat op basis van een maatwerkvoorschrift de norm van 45 dB(A) wordt vastgesteld voor versterkte muziek, maar dat op basis van het meer algemene APV artikel een keuze is gemaakt voor 40 dB(A) voor onversterkte muziek. In het APV artikel wordt namelijk een algemene norm voor onversterkte muziek voor meerdere inrichtingen vastgesteld. Dit kan verwarrend zijn voor bedrijven die meer of minder geluid mogen produceren bij versterkte (maatwerkvoorschriften) dan bij onversterkte muziek (APV). Hier moet de gemeente wel aandacht voor hebben.
Dus de gemeente kan bedrijven op basis van het APV artikel voor onversterkte muziek zeker eisen meegeven, maar die legt de gemeente centraal vast in de APV, en daar mag, zoals bij maatwerk geen individuele afweging in gemaakt worden.
-
Artikel 6.16 is opgenomen om de reeds bestaande horecaconcentratiegebieden te kunnen handhaven. De gedachte van de wetgever was dat deze gebieden spoedig zouden kunnen worden omgezet in nieuwe horecagebieden onder artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit. Dit laatstgenoemde artikel is nog niet in werking getreden vanwege discussie tussen het bedrijfsleven en de VNG betreffende de rechtsbescherming voor bedrijven.
Wij raden niet aan om op basis van overgangsrecht nieuwe horecaconcentratiegebieden aan te wijzen. Het artikel 6.16 lijkt hiervoor geen mogelijkheid te geven. Ook in de toelichting wordt gesteld dat dit gaat om de bestaande situatie voort te zetten.
Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij dit artikel:
Tot de inwerkingtreding van artikel 2.19 is het overgangsrecht in artikel 6.16 nodig voor die inrichtingen die al in een bestaand concentratiegebied voor horeca-inrichtingen of voor detailhandel en ambachtsbedrijven zijn gelegen. Met de bepalingen in artikel 6.16 wordt voor deze bedrijven de bestaande situatie dus voortgezet. -
Op basis van de APV kan niet worden opgetreden bij het terrein dat onder de horeca-inrichting valt (dus ook het terras) omdat de Wet Milieubeheer van toepassing is. Alles op het terrein van de inrichting valt, valt onder de paraplu van de Wet milieubeheer. Dit komt voor de meeste horeca-inrichtingen neer op hetgeen geregeld is in het Activiteitenbesluit.
In het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) staan (in art. 2.17) normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van geluid bij inrichtingen en activiteiten binnen inrichtingen. (Deze betreffen niet alleen het gebouw maar ook het buitenterrein dat hoort tot de inrichting).
In artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit staat dat op onverwarmde en onoverkapte terrassen (zover er geen sprake is van een binnenterrein) het stemgeluid niet meegeteld mag worden. Op verwarmde en overkapte terreinen (maar ook op binnenterreinen) moet het stemgeluid wel meegeteld worden. Als horecaondernemers het terras verwarmen of overkappen (of als er sprake is van een binnenterrein) zijn er wel mogelijkheden voor gemeenten om het stemgeluid mee te nemen.
Uit de toelichting van het besluit:
’Met onoverdekt terrein wordt bedoeld een voor publiek toegankelijk onbebouwd deel van de inrichting, dus een buitenterrein zoals een tuin of terras. Met een overdekking wordt een vaste overdekking bedoeld en niet een zonnescherm of luivel. Verwarmde of overdekte terrassen noden tot gebruik in alle jaargetijden en moeten overeenkomstig art. 2.17 worden beoordeeld.’
Incidentele / collectieve festiviteiten
-
In het Activiteitenbesluit wordt geen maximum gesteld voor het aantal collectieve festiviteiten. Het college van B&W is daarom vrij om het maximum aantal dagen te bepalen waarvoor de voorschriften niet gelden. Dit betekent dat het college rekening kan houden met de geplande festiviteiten.
Voorbeelden van collectieve festiviteiten zijn carnaval, kermis, culturele, sportieve of recreatieve manifestatie.
-
In het Activiteitenbesluit is bepaald dat het maximum aantal incidentele festiviteiten waarvoor de geluidsvoorschriften niet gelden 12 dagen of dagdelen per jaar betreft. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden, het aantal te verlagen.
Het Activiteitenbesluit biedt mogelijkheden om aanvullende geluidsvoorschriften op te stellen. -
Nee, deze kunnen afzonderlijk gebruikt worden.