Vóór 2015 hadden gemeenten al verplicht een Wmo-raad. Sinds de decentralisatie van taken op het gebied van zorg, jeugd en participatie moeten gemeenten adviesraden van burgers hebben op deze drie terreinen. Hoe ze die advisering inrichten, is hun zaak. Er zijn verschillende mogelijkheden, zo laat Van Wmo-raad naar Adviesraad Sociaal Domein van de Koepel van Wmo-raden zien. 

  1. Zo kan de Wmo-raad zelfstandig verdergaan zonder dat hij wordt uitgebreid met advisering over de Jeugdwet en de Participatiewet. Het voordeel is dat de Wmo-raad zich kan doorontwikkelen, het nadeel dat de Wmo-raad niet inspeelt op de uitbreiding van het gemeentelijk takenpakket. Een Wmo-raad die zelfstandig verder gaat, kan daarentegen ook meer gaan samenwerken met andere adviesraden zoals de cliëntenraad Wet werk en bijstand of de nieuwe adviesraad die gaat over de Participatiewet. Het voordeel is dat de Wmo-raad zijn kennis meer afstemt en combineert met de kennis van andere burgeradviesraden. Daar staat tegenover dat samenwerken met die raden veel tijd kost en kan leiden tot afstemmingsproblemen.
  2. De tweede mogelijkheid is dat de Wmo-raad samengaat met de andere adviesraden en een adviesraad voor het gehele sociale domein ontstaat. Zo’n raad kan met goed afgestemde adviezen komen. Nadeel kan zijn dat de stem van de ervaringsdeskundige cliënt wegvalt tegen het geluid van beter opgeleide en mondiger burgers.
  3. Een derde mogelijkheid is dat een gemeente twee adviesorganen instelt: een raad voor cliëntenparticipatie en een voor burgerparticipatie. Gemeenten krijgen in deze variant meer gerichte advisering.
  4. Als laatste kan de Wmo-raad het initiatief nemen om samen met andere Wmo-raden en cliëntenraden een Regionale Adviesraad Sociaal Domein op te richten. Tegenover het voordeel van krachtenbundeling staat bij deze variant het nadeel van lokaal maatwerk dat in de verdrukking kan komen.