Nummer 10, 2016

Missing media-item.Vier vragen aan ... Jetta Klijnsma, staatssecretaris van SZW

 

Auteur: Leo Mudde

In het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap heeft staatssecretaris Jetta Klijnsma (SZW) de lokale aanpak van armoede en uitsluiting op de agenda gezet. Door steden in de verschillende lidstaten kennis te laten maken met elkaars praktijkvoorbeelden hoopt ze zo een ‘integrale benadering’ EU-wijd van de grond te krijgen.

Waarom is bestrijding van armoede zo belangrijk?

‘Door de economische crisis is een grote groep mensen in de problemen gekomen. De werkloosheid nam toe, en in het verlengde daarvan ook de schuldenproblematiek. Het kabinet heeft 100 miljoen euro structureel per jaar beschikbaar gesteld om die aan te pakken, waarvan 90 miljoen rechtstreeks naar de gemeenten gaat. Wethouders hebben, tot op het niveau van de wijk, inzicht in wat de mensen echt nodig hebben. En wij hebben in Nederland geleerd dat de oplossing van bijna elk probleem begint bij het op orde brengen van de huishoudportemonnee. Collega Lodewijk Asscher zei aan het begin van het EU-voorzitterschap dat de inzet moest zijn: fatsoenlijk werk voor iedereen. Ik heb toen gezegd: prima, maar ook de armoedebestrijding en sociale uitsluiting moeten op de Europese agenda. Als EU-voorzitter heeft Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid.’

U kijkt daarbij nadrukkelijk ook naar andere landen. Waarom?

‘We hebben in Den Haag een peerreview bijeenkomst gehad, tien landen hebben daar hun best practices uitgewisseld. Ik wilde in één land gaan kijken hoe ze het daar aanpakken. Van wethouder Jan Jaap Kolkman van Deventer hoorde ik over de stedenband van die stad met Sibiu in Roemenië. Het verschil met Nederland is groot. Nederland staat op de tweede of derde plek van minst arme landen, al kun je daar wat nuanceringen bij plaatsen, Roemenië hoort echt bij de allerarmste. De inclusieve samenleving bestaat daar nog nauwelijks. Maar waar ik vrolijk van werd, is dat de lokale overheid zich daar echt verantwoordelijk voelt, bijvoorbeeld door een beroep te doen op jongeren om stage te lopen in voorzieningen voor gehandicapten. Dat is een belangrijke stap omdat jongeren zo meer inzicht krijgen in en begrip krijgen voor mensen met een beperking.’

Wat wilt u de EU meegeven aan het eind van het Nederlandse voorzitterschap?

‘Deze maand presenteren wij onze conclusies. Wij zullen dan de best practices van 25 van de 28 EU-landen bundelen. Dat is tamelijk onorthodox. Europa is gewend te werken met richtlijnen, praat vaak lang door over onderwerpen en wil graag veel tot in detail regelen. Dit is veel praktischer, steden kunnen hiermee direct aan de slag en Brussel ziet de kracht van de lokale overheid.’

Heeft u in het buitenland voorbeelden gezien waarvan u zegt: daar kan Nederland nog wat van leren?

‘Er staan veel prachtige voorbeelden in. Mij viel vooral dat van België op. Dat land werkt veel met ervaringsdeskundigen, mensen die zelf een schuldenachtergrond hebben, zetten zich in om anderen in een vergelijkbare situatie te helpen. In Nederland gaan Groningen, Utrecht en Amsterdam daar nu ook mee aan de slag. En in Hongarije werken ze met multifunctionele units in achterstandswijken waar activiteiten voor kinderen worden georganiseerd maar waar je ook je was kunt doen, kunt koken en eten. Daarmee haal je mensen uit een isolement, ze kunnen voorzien in hun dagelijkse behoeften en kinderen krijgen kansen die ze thuis niet hebben, zoals toegang tot een computer. Dat vind ik een ei van Columbus.’