In deze stap bepaal je je lokale veranderopgave op basis van je ambitie met de Omgevingswet en de strategische keuzes die je hebt gemaakt over de uitwerking en toepassing van de wet. Vervolgens bepaal je welk verandertype het beste bij je gemeente past.

Wat en wie?

Om je veranderopgave te bepalen, breng je op hoofdlijnen in kaart wat er moet gebeuren om je ambitie met de wet en strategische keuzes over de uitwerking en toepassing van de wet te realiseren. Het is behulpzaam om je veranderopgave langs drie sporen te formuleren:

  • Spoor Kerninstrumentarium: wat moet er gebeuren om tot een goede omgevingsvisie en een goed omgevingsplan te komen? Wat betekent dat voor de uitwerking van de overige instrumenten?
  • Spoor Anders werken: wat moet er gebeuren om de kerninstrumenten goed te laten werken in de praktijk? In hoeverre moeten bestuurders en ambtenaren daarvoor een andere werkwijze, houding en gedrag aannemen? En wat betekent dat voor de dienstverlening?
  • Spoor Informatievoorziening: wat moet er gebeuren om te kunnen aansluiten op het DSO? Welke voorbereidingen moet de gemeente treffen? En wat is er nodig om in de praktijk goed te kunnen werken met het DSO?

De veranderopgave verschilt per gemeente, zowel in omvang als qua inhoud. Het hangt af van lokale omstandigheden en de huidige manier van werken.

Om tot een passende invoeringsstrategie te komen is het raadzaam om stil te staan bij de vraag: hoe kijken we naar de veranderopgave? Wat zijn onze aangrijpingspunten om de veranderopgave aan te pakken? De antwoorden op deze vragen bepalen je verandertype.

De VNG heeft een dialoogmodel ontwikkeld om je verandertype te bepalen. In dit model staan twee vragen centraal:

  • Wil je de Omgevingswet aangrijpen als kans om de gemeentelijke werkwijze en beleidskaders geheel te vernieuwen of ga je liever uit van de huidige werkwijze en beleidskaders?
  • Wil je je vooral richten op de externe opgaven en actoren in het fysieke domein of ligt de focus in eerste instantie op de eigen organisatie?

Bij het beantwoorden van deze vragen gaat het om het bepalen van je aangrijpingspunt; waar wil je beginnen? Bij het bestaande of bij het nieuwe? Binnen of buiten? Het gaat hierbij niet om een uitsluitende keuze die in beton gegoten is.

Afhankelijk van je antwoorden kies je positie in het assenkruis en kom je bij één van de vier verandertypen terecht:

  • Het consoliderende verandertype.
  • Het calculerende verandertype.
  • Het onderscheidende verandertype.
  • Het vernieuwende verandertype.

Dit dialoogmodel is bedoeld om met groepen collegeleden, raadsleden en ambtenaren een opstelling te doen in het assenkruis en vervolgens met elkaar in gesprek te gaan over de posities die men heeft gekozen: waarom sta jij waar je staat?

Het doel van het dialoogmodel is niet om uiteindelijk met z’n alleen in hetzelfde vak te komen staan. Het doel is om je bewust te worden van de verschillende perspectieven die er zijn op de veranderopgave en om daar een bewuste keuze in te maken.

De keuze voor het verandertype is de basis voor je invoeringsstrategie (stap 5).