Artikel 77 regelt de waarneming van de burgemeester als voorzitter van de raad (dus niet het ambt). Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt het voorzitterschap van de raad waargenomen door het langstzittende lid van de raad, tenzij de raad een ander lid met de waarneming wenst te belasten. Bepalend is hier de invulling van de term ‘langstzittende lid van de raad’. De VNG interpreteert de term letterlijk en stelt dat de zittingsduur in de eigen gemeente bepalend is voor de vaststelling welk raadslid het langstzittend lid van de raad is. Of de zittingsduur onderbroken is geweest is niet relevant. Zittingsduur in de raad van een andere gemeente telt niet mee bij de berekening van de som. In verband met de noodzakelijke continuïteit van het beleid inzake de openbare orde, is het wenselijk dat zoveel mogelijk dezelfde persoon als loco-burgemeester optreedt (Kamerstukken II, 1985/86, 19403, 3).