September 2018

Auteur: Guido Rijnja

Asje van Dijk is burgemeester van de gemeente Barneveld. Hij studeerde politicologie en werkte als ambtenaar bij het ministerie van Economische Zaken en als docent aan de universiteit. Voor het CDA zat hij in de Tweede Kamer, waarna hij tien jaar organisatieadviseur was. Voor zijn komst naar Barneveld was hij gedeputeerde in de provincie Zuid-Holland.

‘Het was een woensdagavond eind juli vorig jaar. Op het acht uur journaal kwam het bericht dat de NVWA de bedrijven van enkele kippenboeren in onze regio had gesloten. Naar verwachting zouden er meer volgen. “Dit gaat echt consequenties hebben”, zeg ik tegen de gemeentesecretaris de volgende ochtend. Barneveld: je bent kippendorp of niet, hoewel er natuurlijk veel meer is hier. We vormden een beleidsteam en ik belde collega’s in de regio Vallei: twintig, vijfentwintig procent van het pluimvee vind je hier in ‘Poultry Valley’. “We kunnen nu allemaal afzonderlijk ons best gaan doen, maar ook gewoon met elkaar”, heb ik gezegd. Er kwam een hele beweging op gang. Crisisberaad, overleg met de sector, en veel aandacht voor de communicatie. Een week later kon iedereen bij een informatiecentrum terecht. Meer dan tweeduizend vragen van boeren hebben we behandeld: wat moet ik met de laboratoriumuitslagen, waar moet ik zijn voor protocol X, hoe krijg ik de stal schoon, wat mag wel en wat mag niet? En veel mensen die de  NVWA probeerden te bereiken en al drie dagen alleen maar een bandje met muziek hoorden… Ja, dan gebeurt er wel wat. Dan komt het aan op doortastend optreden. We wilden er meer van weten, maar er was ook snel het besef: we gaan die aap niet alléén op onze schouder nemen als gemeente. Wij zijn niet de ondernemers, maar we hebben wel met heel veel bedrijven te maken die in onze regio getroffen zijn. Maar ondertussen waren de sectororganisatie, het ministerie van Economische Zaken en de NVWA allemaal slecht of niet  bereikbaar. Tja, het was vakantie. Dan denk je: er moet toch een weg zijn om elkaar te bereiken? Als overheden niet met elkaar communiceren, gaat het niet goed.’

Lijn uitzetten

‘Voor een crisis als deze heb je geen draaiboek. Natuurlijk zijn er algemene plannen, maar die passen nooit voor 100% op de situatie zelve. Er zijn wel algemene kenmerken en uitgangspunten. Je weet dat je eerst moet zorgen voor goede beeldvorming, dan je oordeel moet vormen en vervolgens moet beslissen, het zogeheten BOB-model. Dat is vooral handig om niet te vroeg te oordelen en te beslissen, om even goed na te gaan: wie waarover gaat, of je iedereen hoort die ertoe doet, en - niet in de laatste plaats - je goed te vergewissen van wat je er zélf  van vindt. Een van de belangrijkste opgaven bij crises is dat er een lijn wordt uitgezet waarlangs mensen zich bewegen. Die lijn hoeft niet een richtsnoer voor de eeuwigheid te zijn, maar is in elk geval je houvast tot de volgende bijeenkomst. En die volgende bijeenkomst heb je al afgesproken of die komt er op het moment dat de urgentie daarom vraagt. Zo ontstaat een ritme.’

‘We hadden met een enorm complex netwerk te maken. Alleen al binnen de NVWA zijn er allerlei specialisaties, je hebt te maken met AVINED, het RIVM, met de gezondheidsdienst voor dieren, LTO, de vakorganisatie van pluimveehouders NPV. Regionaal en landelijk, moet ik er bij zeggen. Dan de media: we hebben hier persconferenties gehad, de zaal was te klein. De boeren zelf natuurlijk, en het probleem van een eierboer is heel anders dan dat van een slachterij, een stallenbouwer, of een veevoederbedrijf. De hele keten werd geraakt. De kennisinstellingen. Wie had buiten de sector ooit van fipronil gehoord, laat staan van de effecten ervan? Ik noemde de regio-burgemeesters al, waarmee goed afgestemd moest worden.’

‘Als ik zoek naar een lijn in deze periode, zie ik dat ik van meet af aan werd gedreven door wie de  slachtoffers zijn. Wie heeft het zwaar te verduren? Wie moet er dus getroost worden? Wie moet er bemoedigd worden? Hoe kunnen we ertoe bijdragen dat boerengezinnen het volhouden? Dit alles in de wetenschap dat je dus heel veel niet weet van wat er gaande is. Vandaag weet je iets, morgen weet je twee keer zoveel. Toen de eerste bedrijven bekend werden gemaakt, ben ik diezelfde avond  bezoeken gaan afleggen bij getroffen ondernemers en hun gezinnen. Wat had ik bij me? Vragen vooral: hoe staat het ervoor, wat hebben jullie gehoord? Ik kwam niet met een oplossing, maar met een luisterend oor.’

‘Maar voordat we die namen kregen! Dan bel je de NVWA. “Van Dijk, zegt u, uit Barneveld? Privacy,” werd er dan gezegd, “we mogen de gegevens alleen gebruiken voor het doel waarvoor ze gevraagd zijn en dat is de laboratoriumtest.” Maar we wilden natuurlijk weten om welke bedrijven het precies ging als er bijvoorbeeld geruimd moest worden. Met een beroep op de openbare orde heb ik die gegevens opgeëist, formeel juridisch zelfs. Ook dierenactivisten hadden zich gemeld, die in dankbare aanwezigheid van media ook hun boodschap over die ‘vieze boerenbedrijven’ aan de man wilden brengen. Dat moest ik toch wel weten en mogelijk (preventieve) maatregelen nemen waar zich dat zou kunnen voordoen.’

Bereikbaarheid

‘Er was veel onduidelijkheid, veel onvolledige en ook veel foute berichtgeving. En er was dus veel onzekerheid. Vooral de onbereikbaarheid van zo’n autoriteit, dat stoorde ons enorm. Dus ik heb gevraagd: “Waarom kunt u niet een contactambtenaar aanwijzen?” Nou, dat vond men een interessant idee. Drie dagen later hoor je dan: “Nee, dat doen we niet, geen capaciteit.” Dus: wel problemen in het land veroorzaken, maar niet de effecten van het eigen handelen doorzien. Ondertussen in Barneveld: een boer wiens bedrijf leeggeruimd moet worden. Ik zoek hem op en hij zegt: “Burgemeester, er staan daar zeshonderdduizend eieren, maar ze worden niet opgehaald.” De eieren zijn vernietigd - we zijn inmiddels een paar weken verder - en de boer denkt dat zijn stal weer schoon is. De NVWA komt dan twee of drie doosjes eieren ophalen voor laboratoriumonderzoek. Dat gebeurt op een maandag. Op dinsdag, een week later, krijgt de boer een telefoontje van een NVWA-medewerker, met het bericht: de eieren zijn schoon. Dan duurt het vervolgens nog eens een dag of vier voordat die boer de formele beschikking heeft waarin staat dat hij vanaf de dag van de stempeling van de brief weer aan de slag mag. “Dat is toch raar,” zeg ik dan, “u bent tien dagen terug voor het bemonsteren van de eieren langs geweest. Dan is toch vanaf die datum het bedrijf schoon en niet vanaf de datum dat u de brief verstuurt?” Reken maar eens uit wat dat dat voor een ondernemer betekent. Gelukkig kon ik de onlogische kwestie bij de NVWA kwijt en waren ze er ook ontvankelijk voor.’

Rol

‘Het laatste woord is natuurlijk nog niet gezegd over deze hele geschiedenis. Onder leiding van mevrouw Sorgdrager is ook nauwkeurig onderzoek gedaan. Als ik kijk naar mijn rol, dan zie ik om te beginnen hoe belangrijk het is dat je als burgemeester zichtbaar bent in het probleemveld. Ik zat bij de boer aan tafel. Want dan kun je vertellen wat fipronil is en krijg je gevoel bij wat ze doormaken. Dan kun je ook die troostende woorden spreken en dan kun je ook horen wat het betekent dat je tien dagen later eieren weg moet gooien en de mest niet kwijt kunt. En dan kun je de problemen vervolgens agenderen bij de NVWA, of in de politieke arena bij Kamerleden. Wat ik ook zie is, dat je de weg moet weten en lef moet hebben om te escaleren, tot aan de minister aan toe, ambtelijk, politiek en maatschappelijk. Ik moet ook zorgen dat ik de media goed aangesloten hou, maar ook weer niet te prominent. Voortdurend is de vraag van wie het probleem is waarover we spreken. Ik kreeg de vraag of ik in Nieuwsuur wilde verschijnen en de stelling was, zo bleek, dat het een grote schande was dat de rijksoverheid de boeren niet ging compenseren. Met alle respect, maar ik ben niet de belangenvertegenwoordiger van de boeren. Als je graag in de media wilt komen, dan kunnen dit soort situaties grote valkuilen zijn. Ik heb geen hekel om de pers te woord te staan, maar je moet ook zo af en toe tegen een journalist “Nee” zeggen.’

‘Dit laatste geeft natuurlijk ook iets aan over het feit dat je op zo’n moment bezig bent met wat het betekent dat je een publiek figuur bent. Dit gaat over complementariteit: ik wil er voor zorgen dat de vraag bij een relevante actor terecht komt. “Wat ik vind van wel of niet compenseren, is niet belangrijk,” heb ik toen gezegd, “maar ik wil u wel vertellen wat ik hoor; als u dit aan een boer hier vraagt, krijgt u het volgende antwoord.” Daarmee was ik de burgervader van de boeren, want ik articuleerde hun gevoelens en hun opvattingen en tegelijkertijd zorgde ik ervoor dat het gehoord werd op de tafels die op dat moment relevant waren. Ik was de articulator, de verwoorder, maar niet hun spreekbuis of  de belangenbehartiger.’

Blijven luisteren

‘Dat is een moeilijke vraag: hoe weet je dat je goed zit? Blijven luisteren hè, naar je beleidsteam, naar je crisisteam, naar de omgeving. Eén van onze communicatiemedewerkers volgde nauwgezet het nieuws: wat zijn de main topics en trending issues op dit moment? En ‘sparren’ met je loco die je scherp houdt, met je meedenkt en het op gezette tijden overneemt. Je bent voortdurend bezig met welk vraagstuk er speelt en wie op welke manier betrokken is: wat houdt hen bezig en hoe vinden mensen elkaar? Ik denk dat we veel aandacht voor dat hoe hadden, hebben trouwens nog steeds. Ook als we boos zijn op de NVWA doen we het op een respectvolle manier. We stellen de vragen, spreken elkaar aan, en blijven naar elkaar luisteren. Zo gaan we hier met elkaar om.’

‘Ik heb een gesprek gehad met een bank, nadat ik bij een boer was geweest die er helemaal doorheen zat.  Ze zaten echt aan de grond en hadden net te horen gekregen dat ze geen verhoging van hun rekening-courantkrediet kregen, omdat de bank hun vermogenspositie onvoldoende vond en er geen kasstroom meer was. Einde liquiditeit, begin faillissement. Kijk voorbij die kengetallen, denk je dan, zie je wat dat betekent? De voederleverancier gaat geen voer meer wil leveren omdat er geen geld meer in dat bedrijf zit, maar wel 80.000 kippen. Hoe wil je dat uitleggen? Wil je er nog een probleem bij hebben?  Bank, hoe zit het met je verantwoordelijkheid, is dan mijn gedachte. In zo’n situatie mag de burgemeester ook gewoon dat individuele probleem centraal stellen en zeggen: ‘Zal ik een telefoontje naar de bank doen?” Let wel, ik heb niet gezegd: “Als je de boel nou nog een keer doorrekent en je laat één voorwaarde of indicator weg, is het dan misschien mogelijk om zus of zo…”, dan was ik in het businessmodel van de bank getreden. Berekenen kunnen zij veel beter dan ik. Ik moet uit een ander vaatje tappen. Dus de oplossing komt in de relatie. Ik weet ook niet hoe de oplossing luidt in dat individuele geval. Ik weet wel dat er daarna voer geleverd is.’

Belangeloze inzetter

‘Ik denk dat je daar dus die onafhankelijke burgemeester moet zijn. Natuurlijk kom ik op dat moment op voor een belang van een bevolkingsgroep in mijn gemeenschap. Als een primaire sector omvalt, gaan ook andere schakels in de waardeketen omvallen. In die zin kun je zeggen: “Ja, je hebt een  belang.” Dat klopt. Maar ik ben de belangeloze inzetter, doordat ik mijn rol gebruik om met een zekere onafhankelijkheid mensen te laten kijken naar verantwoordelijkheden, verantwoordelijkheden die verder gaan dan hun normale dagelijkse verantwoordelijkheden.’

‘Als het gaat om verantwoordelijkheden kwam van alles in beweging. ‘Boenen bij de boeren’ staat voor een beweging van mensen die tientallen bedrijven hebben helpen schoonmaken. De kegelclub, de kerk, overal vandaan kwamen vrijwilligers op de proppen, 110 mensen in totaal. Fantastisch. Een crisis kan je samenleving ook binden. Dan staan er vervolgens burgers op en die zeggen: “Wij gaan geld inzamelen voor die boeren die nu getroffen zijn, want die moeten de winter nog door.” En die richten dan een stichting op, keurig netjes allemaal. Ze vroegen een zogeheten ANBI-status aan, die werd door de belastinginspecteur afgewezen omdat die stichting dan individuele inkomenssteun zou geven aan boeren. Volgens mij doen we dat bij de voedselbank ook, in natura dan, of niet? Moet je nagaan wat dat weer voor impact heeft in een samenleving waar saamhorigheid groeit… Dat druk je dan als Rijksoverheid de kop in!’

‘Een geloofwaardige bestuurder moet kunnen luisteren naar mensen, naar hun ellende en ambities, naar hun onderlinge relaties en naar problemen en processen waar ze in verzeild zijn geraakt. Actief luisteren. Vervolgens het gesprek gaande houden blijkt moeilijker voor veel bestuurders. We hebben snel de neiging om te zeggen: “U hoeft niet verder te vertellen, ik begrijp al wat u bedoelt, heeft u dáár al eens aan gedacht?” Als consultant heb ik geleerd mijn eigen oordeelsvorming uit te stellen. Maar ik weet ook dat er in een crisissituatie van mij gevraagd wordt dat ik knopen doorhak en het op daadkracht aankomt. Dan kom ik niet weg met de mededeling dat ik nog geen oordeel heb. Het is zo context gebonden, situationeel gebonden.’

Waarde-gedreven

‘Ik heb dit jaar een bijdrage geleverd voor het handboek voor statenleden. Dan ben ik weer even de wetenschapper, die het niet kan laten om te reflecteren op wat zich voordoet. Kennis van zaken voor statenleden begint heel eenvoudig met hoe de begroting in elkaar zit, wat de fractie is en hoe de relatie tussen een bestuur en een fractie is. Mijn verhaal bevat ook praktijklessen, die vooral zijn gebaseerd op mijn ervaringen in Zuid-Holland. Mijn bijdrage bevat zeven tips en één daarvan is het belang van waarde-gedreven handelen. Hoe zit je nou in het politieke debat: ben je gericht op het spel van welles-nietes, of benader je anderen met: “Je maakt mij nieuwsgierig, zou je mij eens kunnen vertellen waarom je vindt wat je vindt?” Dan zie je vaak dat een standpunt of bepaald gedrag te maken heeft met een bepaalde waarde. Soms deel je die waarde. Of juist niet, en dan is het begrijpen daarvan een begin voor een verdere dialoog. Ook onze gemeenteraadsleden stel ik wel eens voor om uit te leggen wat er achter een standpunt zit. Vragen stellen helpt, om te achterhalen wat een ander uiteindelijk wil bereiken.’

‘Ik ben trouwens ook van het modelletjes maken of structuur aanbrengen. Stappenplannen en methoden zijn de resultante van reflecteren, abstraheren en conceptualiseren. Je maakt er kennis expliciet en overdraagbaar door. Op basis daarvan kun je situaties vergelijken, of het nu om een reorganisatie, een fusie van gemeenten of een incident gaat. Vaak gaat het om het vinden van de kritische succes-voorwaarden en dan helpt het dat je kunt denken in verbeterplannen en daar methodes voor benut. De wetenschap is niet gediend met beschrijven, dan moet je journalist worden. Dan volstaat het als je een casus beschrijft, liefst een beetje aantrekkelijk, met een sfeerimpressie. Als bestuurskundige probeer je lessen te trekken door te reflecteren. Lange tijd heb ik dat gecombineerd; tien jaar lang was ik universitair hoofddocent op de Erasmus Universiteit en tegelijk in de praktijk werkzaam. Toen ik bij Economische Zaken werkte, stimuleerde de toenmalige secretaris-generaal, Rutten, zo’n combinatie. Zelf was hij ook een of twee dagen hoogleraar in Rotterdam. Zoiets laat je niet los. Toen ik Kamerlid was, kon ik in een bepaalde situatie tegen mijn studenten zeggen: “Hé, we hebben zojuist eigenlijk Olsen behandeld, maar nu heb ik een voorbeeld over een discussie deze week in de Kamer. Waar zien jullie iets terug van Olson’s Garbage Can? Die theorie zegt dat politiek en beleid erop neerkomen dat je alles in een bak stopt en dan komt er iets uit. Hoe beoordelen we, met de kennis van Olsen, wat er nu  in de praktijk gebeurde?.”’

‘Asjeblieft’

‘Wie reflecteert, wil vaak ook publiceren. Ik schrijf, sinds ik hier burgemeester ben, elke veertien dagen een column in de Barneveldse krant. Barneveld is de enige gemeente in Nederland die nog een plaatselijk dagblad heeft. Iedereen in het dorp weet wat er speelt, in onze raadzaal, rond het gemeentehuis en in de samenleving. Het is fantastisch als bindmiddel. Ik schrijf daarin een ‘Asjeblieft’. Een column over dingen die ik zie en wat me bezighoudt. Dat kan de aanslag op Charlie Hebdo zijn, maar ook het Suikerfeest, waarbij ik in een moskee aanwezig mocht zijn. Wat betekent dit nou voor onze gemeenschap, wat betekent het dat er gevast wordt, en kijken wij daar misschien met een gekleurde bril naar? Valt het u trouwens op dat dat vasten weer terugkomt, mensen die bijvoorbeeld in de 40 dagen voor Pasen geen alcohol drinken of heel matig leven? Ziet u ook dat het ‘zendingsbusje’ voor goede doelen weer op tafel komt? Dat is ook een manier om als burgemeester met de samenleving in gesprek te komen en een waarde-gebonden invulling aan mijn ambt te geven.’

‘De vraag ‘Waar haal je het vandaan?’ is eigenlijk heel interessant. Ik heb daar nog eigenlijk nooit bewust zo over nagedacht, maar als ik dat nu doe, merk ik dat het vaak bronnen en mensen zijn, die mijn denken en doen richting geven. Dat zijn mensen, waarop je wel zou willen lijken. Ik zag een interview van Eberhard van der Laan en daar sprak zoveel empathie en emotie uit. Als je naar zijn gedrag kijkt, wat blijkt daar dan uit? Een onafhankelijke man, maar ook een hele betrokken man. Een besluitvaardige man. Maar nooit te vroeg, althans, dat hoor je hem zelf niet zeggen, hij zal eerder gezegd hebben: “Ik ben vele malen te vroeg geweest.” Hij leerde me dat je heel goed op timing moet letten: wanneer neem je je besluit? Hij liet ook zien dat je het niet alleen moet doen, dat je dus met co-productie moet werken. Dan moet ik ook denken aan de voormalige burgemeester van Dordrecht, Ronald Bandell. Hij is ook inmiddels overleden. Wat was hij innemend, enthousiasmerend, positief geladen en altijd verbindend. Wat kon hij geweldig goed luisteren, samenvatten, teruggeven, en je altijd het gevoel geven dat het ertoe deed wat jij zei en dat je er was. Uit menig regio komen ze in de Drechtsteden kijken hoe de samenwerking er is ontstaan en zich heeft ontwikkeld. Hij werd niet gezien als de burgemeester van de grote stad die wilde annexeren, maar als de burgemeester van iedereen, waar je maar wat dankbaar voor mocht zijn dat hij processen leidde en dat iedereen daar beter van werd.’