Nummer 3, 23 februari 2018
 
Auteur: Marten Muskee | Beeld: © Jiri Büller
 
De gemeente Heeze-Leende probeert tot een duurzame en innovatieve veehouderij te komen die past binnen de lokale leefgemeenschap. Daarbij staat wat betreft wethouder Wilma van der Rijt de volksgezondheid voorop. Via bestemmingplan en structuurvisie valt daar redelijk op te sturen, zolang wethouder en ambtenaren maar alert zijn. Van der Rijt zet de dialoog met inwoners en agrariërs voorop.


Van der Rijt (CDA) is in haar gemeente actief op het raakvlak van landbouw, ruimte en gezondheid. Daarnaast zat ze in de begeleidingsgroep die de geurnormen voor de veehouderij evalueerde en is ze betrokken bij het Kennisplatform Veehouderij en humane gezondheid. Van der Rijt heeft samen met andere wethouders en gedeputeerden in Brabant de dialoog op gang gebracht rond voedselproductie en volksgezondheid. Twee thema’s die in de regio op gespannen voet staan en waar tot voor kort de partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden. ‘De dialoog is nodig om ervoor te zorgen dat we goed voedsel produceren, dat de keten gesloten wordt en dat agrarische ontwikkelingen voldoende ruimte krijgen.’  
 
Staat de intensieve veehouderij onder druk?

‘Er ontstaat overbelasting in de beleving van de impact die de intensieve veehouderij heeft op de samenleving. Dit speelt al sinds 1997 toen we te maken hadden met de varkenspest. Destijds werd gezegd dat er landbouwontwikkelingsgebieden moesten komen met buffervrije zones, maar dat bleek niet de oplossing. Vervolgens is sterk geanticipeerd op schaalvergroting van bedrijven. Zo rond 2010 is het gezondheidsaspect belangrijker geworden met als heet hangijzer de Q-koorts.’ 

De vraag is wie op welk moment leidend is

Waar staat de volksgezondheid in die dialoog?
‘De gezondheidsfactor is erkend als probleem. Hoe groot dat probleem is, welke impact het heeft en hoe we het oplossen, is een lang traject. Daar zijn bestaande ingrediënten en nieuwe spelers voor nodig zoals jonge en goedopgeleide boeren die echt door willen gaan en de specialisten die daadwerkelijk iets over de materie kunnen zeggen. De acceptatie en implementatie van de onderzoeksrapporten moeten gaan stroken met de bedrijfsvoering van agrariërs. De nieuwe boer wil duurzaam produceren voor de wereldmarkt of voor de lokale markt. Ook bestuurders en inwoners zie ik als nieuwe spelers. De vraag is wie op welk moment leidend is. In de zoektocht naar de balans staat voor mij voorop dat ondernemers de kans krijgen om door te gaan, dat de rust terugkeert en dat iedereen een gevoel van veiligheid heeft. Dat veiligheidsgevoel betekent aan de ondernemerskant dat boeren moeten meeveren en veranderen. Tegelijkertijd betekent burgerparticipatie niet dat inwoners altijd hun zin krijgen, wel inspraak. Het gaat om het compromis en dat krijg je door vast te houden aan de dialoog. Het ultieme doel van participatie is niet gelijk krijgen, maar de situatie onder controle brengen en verbeteren.’  
 
Hoe erg is of was de volksgezondheid in gevaar?
‘Dat weet ik niet. Professor Dick Heederik geeft daar in de twee VGOonderzoeksrapporten (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden, red.) een redelijke kijk op. Alleen is de interpretatie een stuk lastiger. Daarom vragen de bestuurders in Zuidoost-Brabant het Rijk om voor een uniform gezondheidsonderzoek te zorgen, waarbij niemand vraagtekens kan zetten en waar iedere provincie mee uit de voeten kan. Een zorgvuldige veehouderij is in balans met de omgeving. Dan krijg je ook gerustheid bij de inwoners. Dat is best lastig om te bereiken want het onveiligheidsgevoel komt meer vanuit de beleving dan vanuit de feitelijkheid.’ 

Burgerparticipatie betekent niet dat inwoners altijd hun zin krijgen

De Q-koorts was wel degelijk een feitelijkheid.
‘Dat mag nooit meer gebeuren. Vandaar dat we aan de voorkant veel meer moeten schakelen om deze uitbraken onder controle te krijgen. Hoe gaan we om met dieren- versus burgerwelzijn? De volksgezondheid staat in dit hele verhaal op nummer één en daar is een duidelijke taak voor alle overheden weggelegd. Het is niet zo dat de volksgezondheid op dit moment op enige manier geschaad wordt, maar we willen te allen tijde voorkomen weer in een situatie als die met de Q-koorts te komen.’  
 
Hoe zorgt u voor een gezonde leefomgeving?
‘In eerste instantie door het gesprek aan te gaan met de agrariër die wil investeren in een plan dat misschien juridisch wel zou kunnen, maar dat in het kader van de gezondheid en het gemeentebeleid niet wenselijk is. Zo hadden we hier een kippenbedrijf waar al lang niets gebeurde en waarvan de eigenaar een doorstart wilde maken. Intussen was daar in de buurt een wijk gekomen met de bebouwde grens op 90 meter en een lagere school op 300 meter afstand van het bedrijf. De ondernemer wilde toch een vergunning aanvragen en die heb ik vervolgens geweigerd. Ben je er als bestuur van overtuigd dat een activiteit niet in het voordeel van de ondernemer en leefomgeving is, heb dan het lef om de vergunning te weigeren. Uit onderzoek blijkt dat een bepaalde afstand van bebouwing tot een kippenfokkerij wenselijk is in het kader van de volksgezondheid. Het kan dan niet zo zijn dat ik als wethouder formeel verplicht ben om een vergunning af te geven omdat de wet daar niet op gerepareerd is.’  

 Ziet u voldoende ruimte in het bestemmingsplan om in te grijpen?
‘Ja, maar wel in samenwerking met de ambtelijke afdelingen en de omgevingsdienst waar ik voorzitter van ben. De provincie en 21 gemeenten hebben samen een afwegingskader gemaakt. Bestuurders hoeven niet klakkeloos te vergunnen omdat het kan bij wet. Ze kunnen de beslissing over de wenselijkheid van een af te geven vergunning zelf nemen. Vanuit dit afwegingskader is ook besloten tijdelijk de rem te zetten op de uitbreiding van de geitensector. Die branche geeft in onderzoeken rond volksgezondheid reden tot discussie. Laten we daarom de tijd te nemen om uit te zoeken wat wijsheid is. Ik zie die standstill als een positieve ontwikkeling voor agrarische innovatie. Het lokaal bestuur is er niet om de boeren weg te krijgen. We willen samen de juiste dingen doen om bedrijven zo goed mogelijk in te passen in de leefgemeenschap en bij de natuur.’
 
Bieden de agrariërs die innovatieve oplossingen?
‘Zeker, ik heb mede aan de wieg gestaan van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore, een instrument dat stuurt op een veehouderij die goed past in de omgeving. Agrarische bedrijven hebben extra punten nodig om uit te kunnen breiden, dat zijn surplusregelingen boven op de wettelijke regelgeving. Daar was veel weerstand tegen in het begin. Ik dacht in eerste instantie dat dat het bestuur hiermee onderuit zou gaan bij de rechter. De agrarische sector toonde echter de flexibiliteit om mee te werken en zette in op innovatieve oplossingen waarbij de volksgezondheid en het dierenwelzijn het best zijn gediend.’  

 Bestuurders hoeven niet klakkeloos te vergunnen omdat het kan bij wet

Ik ben blij dat de Omgevingswet er kom

U neemt daarmee eigenlijk al een voorschot op de Omgevingswet.
‘Dat klopt en ik ben blij dat die er komt. Ruimtelijk ordening en milieuwetgeving zijn nu nog losgekoppeld van elkaar, maar straks niet meer. Nu is het nog zo dat de gemeente een milieuvergunning kan afgeven waar geen bouwvergunning bij kan horen of andersom. Wij vinden dat die koppeling op voorhand gemaakt moet worden. Uit onderzoek in de kippensector blijkt dat ondernemers beide zaken nogal eens loskoppelen. Zie een tweede vergunning dan nog maar eens te weigeren als de ondernemer er al één op zak heeft. De omgevingsdienst waar de milieuaanvraag binnenkomt, hoort daar alert op te zijn. Omgekeerd heb ik als lokaal bestuurder waar de bouwaanvraag binnenkomt, de prikkel om even te kijken hoe dat milieutechnisch zit. Ik begrijp dat bestuurders daarmee in de knel kunnen komen. Dat komt niet door onwil, maar door onmacht. De huidige wetgeving geeft ruimte om zaken los van elkaar te vergunnen, onder de Omgevingswet kan dat niet meer.’