VNG Magazine nummer 12, 30 augustus 2019
Auteur: Marten Muskee | Beeld: Jiri Büller
In Alphen aan den Rijn moeten ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Daarom hamert wethouder Han de Jager (CDA) op een vroegtijdige diagnose van de toekomstige zorgvraag. Een aanbeveling die hij ongetwijfeld inbrengt in de landelijke commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen, waar hij deel van uitmaakt.
Met het Uitvoeringsplan Senioren, als onderdeel van het programma Blijvend Thuis, wil Alphen aan den Rijn voorkomen dat inwoners zich thuis niet meer kunnen redden. De gemeente richt zich op de groeiende groep 75-plussers. Daar ligt de vraag om begeleiding en ondersteuning in het algemeen aanzienlijk hoger dan bij jongere senioren. Alphen geeft echter ook jongere ouderen de nodige aandacht, door ze te informeren over tijdig te nemen maatregelen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen. Het uitvoeringsplan kijkt vooruit tot 2040. De belangrijkste speerpunten zijn wonen en woonomgeving, ondersteuning en zorg, technologie en informatievoorziening en bewustwording.
U vertegenwoordigt de gemeenten in de commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen (commissie-Bos). Hoe vordert het onderzoek?
‘Het ministerie heeft mij benaderd op voorspraak van de VNG. Naast de ervaringen in de eigen gemeente, benut ik de kennis uit de bijeenkomsten met collega’s van de G40. Ik krijg veel informatie uit het land en onderhoud contact met de VNG. De commissie broedt op de uitdagingen die de motie van Vera Bergkamp (D66, Tweede Kamer, red.) uit december 2017 met zich meebrengt. Het gaat om een verkenning van de langer thuiswonende oudere en de zorg daaromheen. Kernvraag is hoe de zorg aan huis van goede kwaliteit te houden, niet alleen in de komende jaren, maar met name vanaf 2030. Om nu al te kunnen anticiperen op de zorgvraag is het verstandig de toekomstige ontwikkelingen te monitoren. De commissie brengt eind dit jaar advies uit aan de minister. U begrijpt dat dit proces met de nodige vertrouwelijkheid is omgeven.’
De gemeente moet goed nadenken over haar rol
Ouderen met de juiste ondersteuning zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen. Lukt dat, los van de financiering, binnen het huidige stelsel?
‘Daarvoor is het belangrijk dat gemeenten goed nadenken over de positie die ze hebben in het kader van de toekomst van de ouderenzorg. Inwoners maken als het ware een levensloop door tot ze uiteindelijk een verpleeghuisindicatie krijgen. Daarbij spelen diverse wetten een rol zoals de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wmo. Als gemeente hebben wij een belangrijke Wmo-verantwoordelijkheid. Maar ouderen hebben ook te maken met de zorgverzekeraar, denk aan de wijkverpleging of het Zorgkantoor voor verpleegzorg thuis. Dat raakt elkaar en het betekent dat de gemeente goed moet nadenken over haar rol en verantwoordelijkheid.’
U bedoelt als regievoerder?
‘Wij zijn enige jaren geleden begonnen met het Alphens Keten Overleg (AKO) Zorg en Welzijn met daarin onder meer huisartsen, wijkverpleging en de zorgverzekeraar. Mijn oproep aan gemeenten is zich te positioneren in de rol die ze hebben in de governance van de zorgketen. Sturen op de zorgvraag staat voorop, dan heb je elkaar nodig en moet je partnerschap definiëren. Gemeenten denken steeds meer van buiten naar binnen. Van het lokaal bestuur wordt verwacht in netwerken te opereren en de participatie van inwoners te versterken. Gemeenten horen daarbij het partnerschap helder te definiëren en dat is best ingewikkeld, zeker daar waar talloze zorgorganisaties actief zijn. Iedereen begint meteen over de financiering en natuurlijk lopen de rijksuitgaven uit de pas, maar het gaat zeker ook om het gezamenlijk definiëren van de zorgkwaliteit en de organiseerbaarheid.’
Heeft u al helder hoe de zorgvraag zich ontwikkelt?
‘In het AKO praten we bijvoorbeeld over de ketenzorg dementie. De prognose is dat over tien jaar zo’n drieduizend inwoners met dementie te maken hebben, we zitten nu ongeveer op de helft. Daar anticiperen we op door te kijken naar de hele keten, vanaf de start bij de “nietpluisfase” tot aan opname in een verpleeghuis. We zien de dilemma’s en die gaan we aanpakken, ook al zijn we daar als gemeente niet geheel verantwoordelijk voor. Het gaat om inwoners, dus is het evident dat de gemeente daarin haar rol neemt. Wij weten wat er op wijkniveau zit aan te komen en daar dealen we nu al mee. Duidelijk is dat de dementiezorg begint te knellen. Er is meer dementie achter de voordeur dan ik eigenlijk zou willen. Mensen komen soms te laat in beeld en een crisis kost de huisartsen heel veel tijd. Voorzieningen als het Ontmoetingscentrum Dementie lopen vol en de zorgvraag wordt steeds complexer. Daar moeten we op anticiperen en daarom is die vroegsignalering zo belangrijk.’
Duidelijk is dat de dementiezorg begint te knellen
Helpt het partnerschap om problemen als vergrijzing, tekorten op de arbeidsmarkt en toename van het aantal kwetsbare ouderen met chronische aandoeningen te tackelen?
‘Je ziet in onze gemeente dubbele vergrijzingseffecten. Er ontstaat op termijn een scheve verhouding tussen de beschikbaarheid van mantelzorgers, vrijwilligers en professionals in verhouding tot de zorgvraag. Tot 75 jaar gaat het allemaal wel, maar er is een momentum dat je meer problemen krijgt door een stapeling van ziekten en ongezondheid. Dan zijn er meerdere specialismen nodig voor de ouderen aan huis. De vraag die in januari leek te bestaan, ziet er in april misschien al veel complexer uit.
‘Als inwoners ongezonder worden, moet je met elkaar een systeem zien te ontwikkelen waarin je die mensen kunt monitoren in hun welbevinden. In Rijnwoude wonen de meeste senioren en daar gebeurt veel in het kader van prettig ouder worden. De welzijnsbezoeken worden opnieuw geïntroduceerd, maar op een andere manier. Daar waar we vroeger ouderen aanschreven met de vraag of ze mee wilden doen aan een welzijnsonderzoek met een huisbezoek, laten we de mensen nu zelf het initiatief nemen voor een gesprek. We bieden continu de mogelijkheid aan dat ze contact kunnen opnemen als er iets is. We bieden geen vast aanbod, maar haken in op het moment dat de behoefte er is.’
Lukt het om de inwoners die het betreft in beeld te krijgen?
‘Daarbij speelt het ketenoverleg een belangrijke rol. Vroeger ging men naar een verzorgingstehuis waar op iemand werd gelet, je was in beeld. Nu zijn mensen vaker buiten beeld en daarom is het belangrijk de signaleringsfunctie op orde te hebben. De mensen die in de wijk werken, sluiten aan bij het overleg, zo organiseren we de ogen en oren. Ouderen kunnen gebruikmaken van TomMobiel, een elektrisch autootje dat inwoners thuis ophaalt voor bijvoorbeeld een doktersbezoek. De chauffeurs daarvan zien en horen veel. Voorop staat echter de bewustwording bij ouderen dat de gezondheid van vandaag er na verloop van tijd er toch heel anders uit kan zien. In het kader van de preventie moet je op dat bewustwordingsproces voorsorteren. Daar ligt de uitdaging voor gemeenten.’
Zet u daar het Uitvoeringsplan Senioren voor in?
‘Een van onze speerpunten in dat plan is informatievoorziening en bewustwording via een publiekscampagne, onder meer via een jaarlijkse krant voor senioren en hun netwerk. Verder investeert de gemeente in een gezonde leefstijl, zeker als het gaat om preventie. Behoud van mobiliteit speelt ook een rol. Hoe richt je een buurt in waar dementie vaker voorkomt? Dan helpt het om de herkenbaarheid van straten te vergemakkelijken. Dit najaar organiseren we diverse “niet-pluisbijeenkomsten” voor geïnteresseerde inwoners, vrijwilligers, kerken, ondernemers en winkeliers over het signaleren van dementie. Volgend jaar staan die bijeenkomsten in het teken van eenzaamheid. In beginsel moet je ervan uitgaan dat mensen om diverse redenen niet graag willen verhuizen. Een kenmerk van ouder worden is het risico op vereenzaming want steeds meer bekenden vallen weg. Het gaat erom de goede communicatie op gang te krijgen. Met het uitvoeringsplan hebben we gekozen voor een doe- en werkagenda in plaats van een strategische, tactische benadering. Het draait op wijkniveau veel meer om de uitvoering dan om de beleidskant. Wij stropen de mouwen op en stimuleren woningaanpassingen en de doorstroom daar waar nodig.’
Sturen op de zorgvraag staat voorop
Wat vindt u moeilijker om te organiseren, de zorg of de woning?
‘Rond zorg hebben we het goed georganiseerd, maar we hebben een fors probleem in het vinden van geschikte woningen. Het knelpunt ligt bij het passend wonen en het organiseren van specifieke zorg. Er zijn veel opkomende particuliere initiatieven in het land, we hebben hier bijvoorbeeld de Herbergier en de Muzelaar, dementiewoonvormen waar met name de 24-uurszorg geregeld is. Uitdaging bij particuliere initiatieven waar ingewikkelde verpleegzorg steeds meer aan de orde is, vormt de vraag wie die zorg levert. Huisartsen zijn niet geëquipeerd om psychogeriatrische zorg intensief te begeleiden. Er zijn te weinig specialisten ouderengeneeskunde. Dat maakt het lastig om inwoners tot het allerlaatst op een verantwoorde manier bij je te houden. Alphen kent ook initiatiefrijke corporaties. Je moet goed kijken naar wat de corporaties nog mogen van het Rijk en wat hun investeringsvermogen is, maar als gemeente heb je in het kader van de prestatieafspraken wel de regierol. In die rol willen we verder komen met de zorgaanbieders en corporaties. Wij hebben intensief overleg met alle partijen.’
Lukt het om zorg en volkshuisvesting intern te verknopen?
‘We hebben regelmatig overleg met de wethouder wonen. Alphen heeft grote problemen in het kader van de woningvoorraad. We hebben nog enkele jaren ruimte bij het invullen van de lege plekken in de stad en dan is het op. Het aantal woningzoekenden, ook in de sociale woningbouwsfeer, is groot. Daarom moeten we de doorstroom op gang krijgen. Dat kan mede vanuit de ouderenhuisvesting wanneer senioren bereid zijn hun huis te verkopen. Uiteindelijk gaat het om de bereikbaarheid van een geschikte woning in een geschikte omgeving waar de zorg, de welzijnsinfrastructuur en voorzieningen als supermarkt, huisarts en apotheek nabij zijn georganiseerd. Zo zijn we ook in gesprek met verpleeghuizen over welke functie zij voor de wijk kunnen hebben. Daar worden maaltijden geserveerd en wordt koffie geschonken en er is professionele hulp aanwezig.’
Gezien de vraag naar geschikte ouderenhuisvesting ontkomen we er niet aan de bestaande voorraad op te plussen. Hoe ziet u dat?
‘Dat moet dan wel rendabel zijn. In Rijnwoude staat een appartementencomplex van vier hoog zonder lift. De gemeente heeft middels cofinanciering bijgedragen aan de aanleg van een lift. Daardoor kunnen de bewoners langer zelfstandig blijven wonen. Natuurlijk hebben we één en ander doorgerekend en het bleek rendabel genoeg voor de gemeente om te investeren in een lift. Alphen zoekt in dit soort situaties soms de grenzen op. Zie het in ieder geval als uitdaging om hierover na te denken en zeg niet meteen “nee dit kan niet”.’
We moeten de doorstroom op gang krijgen
Kent uw gemeente ook initiatieven als een woonzorgcoöperatie of een woonhofje voor ouderen?
‘Als je een grondpositie hebt en er financieel goed voorstaat in de grondexploitatie, dan kun je als gemeente andere keuzes maken. Dat kunnen wij niet. Over de kostenontwikkeling op het sociaal domein hoef ik het niet te hebben, daar blijft helemaal geen ruimte over. Boskoop kent zo’n initiatief, maar dat is iets voor de rijkere particulieren. Wij hebben de zorg voor de inwoners die dat niet zelf kunnen organiseren. En daarbij vormen overigens ook de inwoners in de lagere segmenten van de vrijehuursector een punt van zorg. De eigenaren van die appartementencomplexen zijn investeerders en daar hebben wij geen enkele relatie mee. Wat als die huurders een aanpassing aan hun woning nodig hebben? Wij hebben met de huurdersverenigingen afgesproken dat zij inventariseren waar ze in de vrijesector tegenaan lopen. Vervolgens gaat de gemeente daar het gesprek over aan. Ik heb daar namelijk wel een rol in door de toenemende mate van netwerkverantwoordelijkheid die de overheid krijgt.’