VNG Magazine nummer 17, 8 november 2019
Tekst: Rogier van der Wal
Alle financiële perikelen in het sociaal domein zouden bijna verdringen dat er ook inhoudelijk het nodige speelt. Zo is er vanuit Vlaanderen een interessante kwestie onder de aandacht gekomen, waarover al een tijdje op de website socialevraagstukken.nl een heftig debat woedt. En wel de vraag of sociaal werk meer de collectieve, agenderende kaart moet spelen en zichzelf zou moeten ‘(bij)kleuren’ als mensenrechtenberoep. In Vlaanderen lopen ze hiermee wat op ons voor: daar is in mei 2018 al een grote conferentie over ‘Sterk Sociaal Werk’ gehouden. Hier staat dit onderwerp op 14 november in Utrecht op de agenda.
Krachtlijnen
Onlangs verscheen in Vlaanderen een bundel die dieper ingaat op dit vraagstuk. Het boek bestaat uit drie delen. Het heeft het mensenrechtenperspectief als vertrekpunt, dat vervolgens in zeven losse bijdragen wordt uitgediept. Afsluitend volgen nog twee hoofdstukken over de opleidingskant. De bundel is een direct uitvloeisel van de Vlaamse conferentie en vertrekt vanuit het perspectief dat het sociaal werk door allerlei actuele tendensen (zoals responsabilisering, conditionalisering en sanctionering) onder druk staat.
Op basis van de ervaringen van frontliniewerkers en stakeholders zijn in Vlaanderen vijf krachtlijnen geformuleerd die het DNA en het radicaal fundament vormen voor het sociaal werk. Ze zijn ook voor Nederland interessant en herkenbaar: nabijheid en laagdrempelig werken, politiserend werken, generalistisch werken, verbindend werken en proceslogica hanteren. Tegelijk wordt geconstateerd dat het denken vanuit mensenrechten in het kader van sociaal werk een tweeledige functie heeft. Het vormt enerzijds een waarborg en anderzijds dient het als streefdoel: nadenken en debatteren over collectieve vraagstukken. Het is dat aspect, opgevat als het streven naar verminderen van sociale ongelijkheid en het opkomen voor diegenen die dat zelf minder goed kunnen, dat onze zuiderburen ‘politisering’ noemen.
Democratisch professionalisme
Het aardige aan deze gevarieerde bundel is dat er bijvoorbeeld ook een stuk in te vinden is van de Nederlander Marcel Spierts. Hij werkt op een instructieve manier uit hoe sociaal werkers vorm en inhoud geven aan hun democratisch professionalisme. Spierts legt mooi de verbinding tussen de vijf Vlaamse krachtlijnen en de Nederlandse logica van het activeren, maar wijst ook op het verschil met het hameren op eigen verantwoordelijkheid zoals in het kader van de participatiesamenleving vaak gebeurt. Veel vruchtbaarder is de insteek van een gedeelde verantwoordelijkheid. Tegelijk signaleert hij dat er weliswaar veel integere individuele besluitvorming plaatsvindt, maar dat er te weinig gedaan wordt aan visieontwikkeling en het voor het voetlicht brengen van een eigen verhaal.
De bundel bevat meer bijdragen die het gesprek over de pro’s en contra’s van een mensenrechtenbenadering van sociaal werk kunnen verrijken. Zo wordt er de link gelegd met de capability-benadering van Nobelprijswinnaar Amartya Sen en Martha Nussbaum (met een pleidooi voor politisering ‘from below’, vanuit de leefwereld), wordt er geschreven over gelijkwaardigheid in participatieve praktijken (pleitend voor transformatie, gericht op een rechtvaardiger samenlevingsordening) en over het ‘vat vol paradoxen’ dat het sociaal werk is: systeem- versus leefwereld, universaliteit versus selectiviteit, instrumentalisering versus politisering.
Kortom: het boek biedt stof genoeg, waar ook het Nederlandse debat zijn voordeel mee kan doen!
Koen Hermans, Peter Raeymaeckers, Rudi Roose & Caroline Vandekinderen, Sociaal werk. Mensenrechten in praktijk, Uitgeverij Lannoo Campus, € 24,99.