VNG Magazine nummer 9, 24 mei 2019 

Auteur: Paul van der Zwan 

Drie vragen aan ... Peter Castenmiller, bestuurskundige 


Bestuurskundigen Klaartje Peters en Peter Castenmiller onderzochten in opdracht van het ministerie van BZK de toepassing van de instrumenten die de raad ter beschikking heeft voor zijn controlerende en kaderstellende taak. Om de controle door de raad is daarvan het resultaat. ‘Raden moeten meer in zichzelf investeren’, vindt Castenmiller. 

1. Sommige raadsleden vinden dat de raad instrumenten voor controle en kaderstelling verkeerd gebruikt, bijvoorbeeld voor het bedrijven van politiek. Hoe erg is dat laatste? 

‘Natuurlijk is het onvermijdelijk dat raadsleden politiek bedrijven. Sterker nog, dat is hun eerste functie. In die zin is het niet erg. Wel komt het voor dat bijvoorbeeld raadsleden en fracties van coalitiepartijen andere partijen, zoals die van de oppositie, dwars proberen te zitten. Coalitiefracties zijn doorgaans toch beter geïnformeerd, die informatie delen ze niet graag met oppositiepartijen. Om diezelfde reden proberen coalitiefracties te beknibbelen op de fractieondersteuning, het stellen van vragen te ontmoedigen of te bezuinigen op de griffie en de rekenkamer. Uit politiek oogpunt is dat te begrijpen: ook in de politiek is kennis macht. Daarmee ondergraven zij natuurlijk wel de kwaliteit van de raad als geheel. Op de korte termijn kan dat handig zijn voor de beter georganiseerde partijen, vaak ook coalitiepartijen, maar op de langere termijn is dat toch schadelijk voor de kwaliteit van het bestuur.’ 

2. Hoe is het gesteld met de digitale informatievoorziening aan de raad in veel gemeenten? 

‘Dat hebben Klaartje Peters en ik zes jaar geleden ook al onderzocht. De informatievoorziening ten behoeve van de raad is ingewikkeld, omdat raadsleden veel bronnen kunnen gebruiken, maar niet altijd de kwaliteit daarvan  kunnen beoordelen. De opkomst van vele vormen van digitale informatievoorziening heeft het niet eenvoudiger gemaakt, omdat de hoeveelheid beschikbare informatie enorm is toegenomen. De structurering daarvan is echter een groot probleem. Wie beoordeelt bijvoorbeeld of informatie klopt of nep is? Een instantie daarvoor ontbreekt. Griffies en andere onderdelen van de gemeentelijke organisatie hebben vaak niet de tijd of de capaciteit om hier voldoende aandacht aan te besteden. Het terugzoeken van informatie, over raadsvergaderingen, eerdere voor een agendapunt relevante stukken of oudere dossiers is vandaag de dag met de toegenomen digitalisering eerder  lastiger dan makkelijker geworden. Veel gemeenten maken audio- of videoverslagen van raadsvergaderingen. Maar hoe vind je daarin iets terug van twee of drie jaar geleden? Dat is lastig. De raad ziet soms door de bomen het bos niet meer.’ 

3. De kaderstelling en controle door raden kunnen en moeten beter, vinden veel raadsleden. Wat zijn, kort gezegd, de mogelijkheden daartoe?   

‘Gemeenteraden moeten de kaders stellen. In de praktijk blijkt echter dat zij daarvoor voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de voorbereidingen door het college van B en W. Zowel voor kaderstelling als controle is een goede informatievoorziening essentieel. Daarom moeten raden niet te benauwd zijn om te investeren in goede ondersteuning, in de griffie, in de rekenkamer, en in het actueel houden van de eigen kennis. In ons onderzoek zijn wij op een merkwaardige zuinigheid bij gemeenteraden gestuit, die ervoor terugschrikken om “in zichzelf” te investeren. Dat moet echt veranderen.’