VNG Magazine 10, 9 juni 2016

Tekst: Leo Mudde

Over vier jaar moeten gemeenteraden krachtiger, trefzekerder zijn dan nu. Robuuster, noemt Kajsa Ollongren het zelf. Ze presenteerde tijdens het VNG Jaarcongres in Haarlemmermeer het advies Maatwerkdemocratie van de VNG Denktank waarvan zij de voorzitter was.

 

Missing media-item.

De titel Maatwerkdemocratie sluit aan bij de veelheid aan opvattingen over wat de gemeenteraad moet doen en hoe hij zich moet verhouden tot college en inwoners. Die verschillen van gemeente tot gemeente. De Denktank, schrijft Kajsa Ollongren in het voorwoord bij het advies, zag zich dus gesteld voor de taak om een ‘bewegend doel’ te raken. En daar is hij in geslaagd, constateert ze met tevredenheid.

Niet dat het gemakkelijk was. Het rapport had eigenlijk een halfjaar geleden al af moeten zijn maar het product dat er toen lag, was niet voldragen. ‘We hadden het kunnen afronden, maar we wilden er geen haastklus van maken. Daarom hebben we wat extra tijd genomen.’

Kloek document

Dat leidde tot een kloek document van bijna honderd pagina’s. De meeste daarvan worden gevuld met een literatuurverkenning waarvoor Wim Voermans, hoogleraar staats- en bestuursrecht in Leiden, voor een belangrijk deel verantwoordelijk is. Hij zorgde voor de wetenschappelijke ondersteuning van de Denktank die verder bestond uit mensen met een lokale bestuursachtergrond: burgemeesters, wethouders, raadsleden, griffiers en een gemeentesecretaris.

Brede samenstelling

Het is opmerkelijk dat Ollongren, als wethouder, voorzitter en boegbeeld is van een commissie die adviseert over de toekomst van de gemeenteraad – alsof het dualisme, waarin wethouders en raadsleden strikt gescheiden zijn, failliet is verklaard. Zelf ziet ze dat anders: ‘De commissie is bewust breed samengesteld en iedereen had alle ruimte om een inbreng te leveren. We deelden met z’n allen een grote betrokkenheid bij het lokaal bestuur. Dan maakt het uiteindelijk niet uit of je wethouder of raadslid bent.’

Servicebeurt

Veertien jaar na de ingrijpende dualiseringsoperatie van het lokaal bestuur zijn gemeenteraden aan een servicebeurt en een upgrade toe. De vraag waarop de commissie een antwoord moest geven, was: is de gemeenteraad toekomstbestendig genoeg om de komende tijd goed te doorstaan?

‘Het is niet zo dat gemeenteraden nu niet goed functioneren’, zegt Ollongren. ‘Ze werken zoals ze al heel lang werken, maar doen dat in een omgeving die wél ontzettend is veranderd en nog steeds verandert. Met de drie decentralisaties hebben raden veel meer verantwoordelijkheid gekregen, maar ze zijn onvoldoende toegerust om daarmee goed om te kunnen gaan. Ook omdat de verhoudingen met de inwoners en andere partijen zijn veranderd. Burgers willen dingen zelf doen, zij laten niet alles meer over aan de gemeenteraad.’

Zijn zij teleurgesteld in de gemeentepolitiek?

‘Dat weet ik niet, ze worden in ieder geval steeds mondiger en daar zal de raad in zijn functioneren rekening mee moeten houden. Ons advies aan de raden is: gééf de burgers die ruimte, neem het initiatief niet over en probeer het niet in de weg te staan. Wees niet te bang iets aan hen over te laten. Raden en burgerinitiatieven kunnen goed naast elkaar bestaan. Dat betekent ook dat er verschillen tussen de ene en de andere gemeente kunnen ontstaan. Geen gemeente is hetzelfde. Ze verschillen in schaal, geografische ligging, karakter. Laat die diversiteit toe.’

En dat alles met kleinere gemeenteraden, zoals u adviseert?

‘Raden moeten compacter én beter worden. Een voorbeeld: het verschil tussen de vergoeding voor raadsleden in grote en kleine gemeenten is echt te groot. Wat dat kleiner betreft: de omvang van een raad is niet het belangrijkst.

Het gaat erom dat ze goed zijn, en vooral ook in staat worden gesteld goed te kunnen functioneren. De kwaliteit moet vooropstaan, van de raadsleden zelf en van hun de ondersteuning.’

Bij de invoering van het dualisme is die ondersteuning toch geregeld? Toen kreeg de raad zijn eigen griffie. Is daar toen onvoldoende over nagedacht?

‘In ieder geval ís er toen over nagedacht, anders was de griffie er helemaal niet gekomen. Maar wij constateren dat griffies vooral gericht zijn op het proces om vergaderingen en besluitvorming goed te laten verlopen, niet op de inhoud. Ik zeg: ontlast de griffier van de procedures zodat hij of zij zich kan richten op de inhoudelijke ondersteuning. Investeren in de ondersteuning dus, dat moet geregeld worden. Dat kan door de raden worden opgepakt, of door de griffies zelf.’

Als gemeenteraden beter zijn toegerust op hun taken, worden ze volgens de Denktank ook aantrekkelijker en kunnen raadsleden (nog) beter worden.

‘Via gerichte rekrutering en betere opleiding en ondersteuning kunnen raadsleden met een grote deskundigheid op een bepaald terrein beter het controlerende en kaderstellende werk doen’, zo staat in het advies. Hierdoor zou het ook mogelijk worden om kennis uit de samenleving beter te benutten.

Pleit de Denktank daarmee voor professionalisering van raadsleden?

‘Het moeten zeker geen professionals worden, maar ze moeten wel beter ondersteund worden. Ik heb grote bewondering voor raadsleden. Het komt er toch vaak op neer dat ze het werk in de avonduren moeten doen, met veel passie en overtuiging. Maar ze moeten toch een begroting kunnen lezen en dat is nu niet altijd het geval.’

U bent kritisch over het grote aantal fractieafsplitsingen. Wat kan daartegen worden gedaan?

‘Wij hebben gemerkt dat raadsleden zelf zich ook ergeren aan de vele afsplitsingen. Versplintering in de politiek gaat ten koste van de slagkracht. Grondwettelijk is het nu niet mogelijk om raadsleden die zich afsplitsen van hun partij, hun zetel te ontnemen. Maar gemeenteraden kunnen in hun eigen vergaderreglement wel maatregelen nemen tegen uitstappers, bijvoorbeeld in de sfeer van ondersteuning. Je zou ook een herziening van de Grondwet kunnen overwegen.’

U stelt in het advies ook dat een slechte sfeer en verpolitiseerde verhoudingen een gemeenteraad langdurig kunnen verlammen.

‘Hoe langer raadsleden zitten, hoe groter de kans is op intern gedoe dat afleidt van de inhoud. Dit speelt in veel gemeenten, maar je kunt niet van bovenaf opleggen dat raadsleden na een bepaalde periode moeten opstappen. Het is aan de partijen en de fracties om daar iets aan te doen. Wij adviseren het aantal raadsperiodes te maximeren tot hooguit drie termijnen.’

De Denktank gaat het heikele onderwerp van de gemeenteschaal niet uit de weg. ‘Vlucht niet vooruit in intensieve vormen van gemeentelijke samenwerking, waar gemeentelijke herindeling eigenlijk aan de orde is’, schrijft u.

‘Herindelen om te herindelen is niet aan de orde, er moeten goede redenen voor zijn. Wij signaleren dat het aantal gemeenschappelijke regelingen toeneemt en dat raden moeite hebben daarin hun weg te vinden. Welke rol hebben ze, hoe kunnen ze er nog invloed op uitoefenen en controleren? Soms ontkom je niet aan de conclusie dat dat echt niet meer lukt. Zet dan ook de volgende stap, zeggen wij, en ga over tot herindeling. Het kan een instrument zijn om een gemeente krachtiger te maken.’

Aanbevelingen voor de raad van de toekomst

Om te komen tot robuuste gemeenteraden die aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen, doet de Denktank onder meer de volgende aanbevelingen:

  • Reduceer het aantal raadsleden en versterk de deskundigheid en ondersteuning van de overgebleven raadsleden.
  • Breng inhoud en financiën beter met elkaar in balans. Laat gemeenten geen doorgeefluik van het Rijk zijn, schep zo nodig meer mogelijkheden voor lokale belastingen.
  • Maak duidelijke afspraken over taken en rollen tussen raad, college en inwoners.
  • Investeer in het vakmanschap van raadsleden.
  • Laat ruimte voor de kracht van de samenleving, onder andere in de vorm van burgerparticipatie en burgerinitiatieven.
  • Houd vanuit de gemeenteraad voeling met wat leeft in gemeenten, bijvoorbeeld via peilingen, burgertops of gemeentedagen.
  • Vlucht niet vooruit in gemeentelijke samenwerking, daar waar herindeling eigenlijk aan de orde is.
  • Pas de Wet gemeenschappelijke regelingen aan met het oog op de positie van de gemeenteraad.
  • Denk na over bovengemeentelijke vormen van middenbestuur, vooral op sociaaleconomisch terrein en betrek burgers daar inhoudelijk bij.

bit.ly/Jaarbericht2016

Meest invloedrijk

Kajsa Ollongren was, volgens de Volkskrant, als secretaris-generaal bij het ministerie van Algemene Zaken, de meest invloedrijke vrouw van Nederland. Nu is ze, na burgemeester Eberhard van der Laan, misschien wel de machtigste bestuurder van de hoofdstad, met grote dossiers als lucht- en zeehaven, monumenten en kunst en cultuur in haar portefeuille. En economie – daarom is ze ook trots op de verkiezing van Amsterdam tot EU-hoofdstad van de innovatie.

‘De komende twee jaar zijn we de iCapital of Europe, met een kleine i en een hoofdletter C’, zegt ze. Dat is geen loze titel, het heeft echt betekenis en ik vind het een groot compliment. De stad heeft een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt op het gebied van innovatie en kennis. Er gebeurt heel veel, ook vanuit de universiteiten, de ziekenhuizen en het bedrijfsleven. Dat hier het Startup Fest is georganiseerd, zegt wel iets. Wat hier gebeurt, straalt uit op heel Nederland. Amsterdam is een groot en goed merk, daar profiteert het land van. En wij verbinden ons graag met andere steden.’

Twee jaar geleden ruilde Ollongren Den Haag in voor het wethouderschap van Amsterdam. Geen moment heeft ze spijt gehad van haar overstap naar het lokaal bestuur, zegt ze nu. Ja, als het een kleinere gemeente was geweest die bij haar had aangeklopt, dan had ze zich nog wel even bedacht. Maar Amsterdam is, met een begroting van 6 miljard euro, hors categorie.

Het mooie aan het lokaal bestuur is dat ze nu echt zelf aan de slag kan, verantwoordelijk is. ‘Als wethouder draai je aan de knoppen, je zet niet alleen beleid in de steigers maar maakt het ook af. Het werk in de gemeente is veel concreter dan wat wordt bedacht op die vierkante kilometer in Den Haag. Gevarieerder ook. De ene dag praat je met de winkeliers van de Damstraat, de andere dag vlieg je met een delegatie naar Beijing.’

Kajsa Ollongren (Leiden, 1967) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna volgde ze een opleiding bestuurskunde aan de Ecole Nationale d’Administration in Parijs en de leergang buitenlandse betrekkingen aan Instituut Clingendael.

Ze werkte als directeur Europese integratie en strategie (2001-2007) en als plaatsvervangend directeur-generaal (2005-2007) bij het ministerie van Economische Zaken. Daarna werd ze plaatsvervangend secretaris-generaal (2007-2011) en secretaris-generaal (2011-2014) bij het ministerie van Algemene Zaken.

In juni 2014 werd ze namens D66 wethouder in Amsterdam.