VNG Magazine nummer 15, 11 oktober 2019

Auteur: Bert Nijveld | Beeld: Dirk van de Wiel

Marike Simons is medeauteur van het vorig jaar verschenen boek Politieke sensitiviteit voor ambtenaren, het geheime handboek. Ze traint ambtenaren, maar begeleidt ook colleges bij hun samenspel met de ambtelijke organisatie. ‘De ambtenaar die met zijn rug naar de politiek staat, komt nergens.’


De belevingswerelden van politiek bestuurders en hun ambtenaren lopen, zonder dat zij zich daar ten volle van bewust zijn, behoorlijk uit elkaar. Tot dit inzicht kwam Marike Simons toen zij met haar collega Maud van de Wiel politiek adviseur werd van een Amsterdamse wethouder. Een inspirerende en leerzame periode, blikt zij terug. ‘In het beste geval begrijpen de bestuurder en de ambtenaar elkaar niet aldoor. In het slechtste geval bestaan er veel vooroordelen over elkaar en zien ze niet dat ze volledig van elkaar afhankelijk zijn en over en weer van meerwaarde kunnen zijn. Het gevolg is dat een bestuur niet goed werkt, zonder dat men in de gaten heeft waar precies de oorzaak ligt. Als politiek adviseur sta je tussen de wethouder en de ambtenaar in, je bent de hele tijd aan het vertalen.’

Spraakverwarring

Simons kan deze praktijk het best illustreren aan de hand van de vele spraakverwarringen die zij nog dagelijks tegenkomt. ‘Ik was laatst bij een overleg tussen een ambtenaar sport en de betreffende wethouder. De ambtenaar zei: “We moeten even kijken naar de opening van het zwembad, wanneer die plaatsvindt”. Waarop de wethouder de datum noteert in z’n agenda. Die ambtenaar loopt met mij mee naar buiten en verzucht: “Goh, denk je dat de wethouder nu denkt dat hij een lintje door mag knippen?” Nou, dat wist ik dus wel zeker, maar het bleek niet over de opening van een nieuw zwembad te gaan, maar over het openen van het dak voor het zomerseizoen.’

Falen

Op basis van hun ervaringen als politiek adviseur begonnen Simons en Van de Wiel een adviesbureau. ‘We zijn nu 12,5 jaar actief en werken tot ons genoegen met alle drie de hoeken van het lokaal bestuur:  de volksvertegenwoordigers, de bestuurders en de organisatie. Altijd vanuit de optiek: hoe werkt dat samen? We verzorgen trainingen voor ambtenaren of doen heidagen van colleges. Aanvankelijk was er veel schroom om ons in te huren; het voelt toch als falen als je een adviseur nodig zou hebben.’

De trainingen hebben betrekking op het ontwikkelen van politieke sensitiviteit. Simons: ‘Wij hebben onder andere, in samenwerking met de Universiteit Utrecht, een vierdaagse training ontwikkeld waarin we ambtenaren meenemen in de werking van een gemeente, provincie of waterschap. Hoe werkt zo’n overheid en wat is hun rol daarin, welke gesprekstechnieken kunnen ze op welk moment inzetten, welk type bestuurder kunnen ze tegenover zich hebben en hoe kunnen ze daar het best in acteren?

De bestuurscolleges begeleiden we over het algemeen via de heidagen. Elke vier jaar is er een nieuw college. Vaak komen mensen uit een ander werkveld en politiek bestuurder ben je niet van de ene op de andere dag. Wat houdt dat in, hoe doe je dat als team en hoe verhoud je je tot de ambtelijke organisatie? Je bent niet hun baas, maar moet ze wel aansturen, hoe werkt dat?’

Ook voor gemeenteraden zijn programma’s ontwikkeld. ‘Daarin gaat het meer over hun rol als volksvertegenwoordiger en het samenspel met de andere actoren. De drie rollen die ze hebben, de controlerende, de kaderstellende en de volksvertegenwoordigende, zijn over het algemeen wel bekend. Maar als je vraagt wat dat dan precies inhoudt, dan krijg je honderd verschillende interpretaties. Het is verstandig om het er met elkaar aan het begin van een bestuursperiode over te hebben. Wat vinden wij belangrijk en wat hebben wij nodig van het bestuur en de ambtenaren om onze rol goed te kunnen invullen?’

Twee banen

Het boek over politieke sensitiviteit voor ambtenaren voorziet kennelijk in een behoefte. ‘Zo’n boek was er nog niet’, zegt Simons. ‘We hebben daarin elf jaar aan kennis en ervaring kunnen laten landen. “Hadden we dit maar eerder geweten”, horen we regelmatig. Veel ambtenaren komen werken bij de gemeente vanuit hun inhoudelijke expertise. Gaandeweg komen ze er pas achter wat exact de bedoeling is.

‘Wat bijna nooit wordt verteld en ik nog nooit in een functieomschrijving vermeld heb zien staan, is dat je eigenlijk twee banen hebt: die van inhoudelijk expert en die van adviseur van de politiek. Je hebt je expertise in te zetten om de doelen van de politiek te bereiken, niet om je eigen stokpaardjes te berijden. Voor sommigen is dat best een confronterende ontdekking. Voor jou als “ambtenaar schone lucht” staat het buiten kijf dat dat onderwerp belangrijk, zo niet het allerbelangrijkst is. Het maakt niet uit welk politiek bestuur aan de knoppen draait, iedereen wil schone lucht. En dan ineens is er een wethouder die andere afwegingen maakt.
‘Ik heb dan altijd een beetje slecht nieuws voor die ambtenaar: in onze democratie ben jij niet ambtenaar schone lucht, maar ambtenaar met een bepaalde expertise; het bestuur bepaalt waar het heen gaat. Je wordt betaald voor je adviezen, niet voor je opvattingen. Die heb je wel als mens, maar die moet je bewaren voor in je vrije tijd. Tenzij de richting die door de politiek wordt gekozen je zo tegen de borst stuit, dat je je er moreel absoluut niet mee kunt verenigen, dan is er maar een optie, dan moet je weg. Of, zeggen wij er dan altijd semi-grappend achteraan, je moet de politiek in, dan kun je zelf aan de knoppen draaien.’

Is een besluit eenmaal democratisch genomen, dan heb je je rol als adviseur gehad, vervolgt Simons. ‘Ook als de uitkomst je niet bevalt, zul je toch loyaal tot uitvoering over moeten gaan. Ambtenaar is een lastige baan. Je moet én flexibel zijn én stevig; je moet je eigen ideeën en kennis hebben en moet ook loyaal zijn. Dat is echt niet makkelijk.’

Flinke frustraties

Politieke sensitiviteit is te leren, het is niet iets waarmee je geboren wordt. Simons: ‘Het is een mengeling van interesse in de politieke wereld, rolzuiverheid en weten wanneer je stevig en loyaal moet zijn. Je grondhouding moet er een zijn van kritisch positivisme. En vooral moet je er lol in hebben.’

Ze weet overigens ook dat het metier tot flinke frustraties kan leiden. ‘Vaak genoeg kom ik ze tegen: de ambtenaren die een heel participatietraject hebben georganiseerd, die met allerlei stakeholders zijn gaan praten en tot een mooi resultaat zijn gekomen. Ze hebben alles goed gedaan, zijn politiek sensitief geweest, rolzuiver, en toch gaat het dan mis. Ze komen in de raad of bij het algemeen bestuur en dan wordt hun fraaie plan van tafel geveegd.’

Ze geeft nog een voorbeeld. ‘Vaak worden veel mondelinge of schriftelijke vragen gesteld waar ambtenaren vervolgens mee aan het werk gaan. Ze verzamelen alle informatie die nodig is en verwoorden die in prachtig proza. Dan blijkt dat de vragenstellers helemaal niet geïnteresseerd zijn in het antwoord. Die vraag was eigenlijk niet meer dan een ansichtkaart naar hun achterban. Ze hebben alleen even iets willen agenderen. Daar sta je dan met al je inhoud en harde werken. Daar kun je best cynisch van worden.’

Andersom ziet zij ook de ambtenaren die hun rol niet helemaal duidelijk voor ogen hebben. ‘Die beklagen zich bijvoorbeeld over de inefficiënte manier van vergaderen in de raad. Het zou korter en krachtiger moeten. Ze vergeten waarvoor die vergadering gehouden wordt: draagvlak krijgen bij een brede achterban. Dat kost nu eenmaal tijd en gaat niet altijd efficiënt. De ambtenaar die met zijn rug naar de politiek staat, komt nergens. Ontwikkel je je daarentegen politiek sensitief, en je ziet dat je met jouw inspanning en jouw adviezen kunt bijdragen aan een betere besluitvorming, dan wordt je werk een stuk leuker en leidt dat tot betere resultaten. Dat is het wenkend perspectief dat wij in ons boek hebben willen neerzetten.’