VNG Magazine nummer 13, 13 september 2019

Auteur: Kees Stam en Gert-Joost Peek | Beeld: Menno Leutscher

In het boek Plekken van hoop en verandering beschrijven en analyseren diverse onderzoekers nieuwe lokale samenwerkingsverbanden, die van onderop de krachten bundelen. Eén daarvan is de Voedseltuin in Rotterdam. Door de financiële crisis van 2008 kwam er ook in de havenstad een einde aan de traditionele publiek-private samenwerkingsconstructies tussen gemeenten en grote projectontwikkelaars. Dit bood mogelijkheden voor bewoners, gebruikers en ondernemers om actief te participeren in gebiedsontwikkeling. Maar hoe behandel je lokale bottom-upinitiatieven? En hoe werk je er mee samen? In Merwe-Vierhavens wordt hier volop mee geëxperimenteerd. De Voedseltuin laat zien hoe lastig het is, maar ook hoe het wel kan. Een voorpublicatie.


Op de noordoever van de Maas, op de grens van Rotterdam en Schiedam, ligt Merwe-Vierhavens, kortweg M4H. Dit havengebied werd begin twintigste eeuw aangelegd en was ooit de grootste fruithaven ter wereld. Imposante loodsen voor de op- en overslag van fruit en fruitsappen karakteriseren het gebied. Doordat steeds meer bedrijven verhuizen naar grotere havengebieden ontstaat in M4H ruimte voor nieuwe bedrijvigheid in combinatie met stedelijk wonen. De gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam werken samen aan een nieuwe invulling van het gebied. Tijdens de crisis kregen pioniers er de ruimte om te experimenteren. 

Lief, leuk en tijdelijk pionieren

In 2002 werd in Rotterdam de eerste Voedselbank van Nederland opgericht. De initiatiefnemers wilden voedselverspilling en armoede in de stad bestrijden. In 2009 ontstond het idee voor een voedseltuin. De Voedselbank had namelijk grote moeite om de voedselpakketten te vullen met voldoende verse groenten. Tegelijkertijd zaten veel klanten van de Voedselbank werkloos thuis. In 2010 werd daarom de stichting Voedseltuin Rotterdam opgericht. Op een braakliggend stuk grond achter het pand van de Voedselbank gingen klanten, op vrijwillige basis, zelf groenten verbouwen.
Die grond was eigendom van de gemeente. Door de financiële crisis ging er een streep door eerdere bouwplannen. De Voedseltuin kon de grond daardoor voor vijf jaar om niet huren. Naast de gratis grond kreeg de Voedseltuin van de gemeente een kleine pipowagen die als kantoor gebruikt werd. Want vanaf het begin waren er een aantal ambtenaren die de Voedseltuin enthousiast steunden. Maar de gemeente zag de tuin vooral als een leuk, lief en tijdelijk initiatief, schrijft Voedseltuin-directeur Erik Sterk in zijn essay Aan onze kant is het groener. 

De Voedseltuin werd volledig afhankelijk van fondsen

Re-integratie

Veel vrijwilligers kwamen bij de Voedseltuin terecht in het kader van hun re-integratie op de arbeidsmarkt. Het vinden van vrijwilligers was dan ook geen probleem, zij dienden zich vanzelf aan. Ook de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente stuurde regelmatig mensen naar de tuin toe. Men vond hier een plek om weer structuur in hun leven aan te brengen, hun talenten te ontdekken en uit hun sociaal isolement te komen. De Voedseltuin werd een bekend re-integratietraject. ‘We zijn eigenlijk een kleine zorginstelling geworden, maar dan supergoedkoop’, legt Sterk uit in een artikel van Ike Teuling en Katarina Jazbec op Vers Beton, een online Rotterdams magazine. Het nadeel van die bekendheid was dat vrijwilligers soms eigenlijk meer begeleiding nodig hadden dan dat de Voedseltuin kon bieden.
De kosten die de Voedseltuin maakte, werden in het begin grotendeels gedekt door gemeentelijke subsidies op begeleiding van re-integratie. Door een wijziging in het gemeentelijk beleid werden deze subsidies al snel stopgezet. De Voedseltuin werd daarmee volledig afhankelijk van fondsen. De tuin was wel een sociaal initiatief, maar nog geen sociale onderneming. Het ontbrak aan een verdienmodel. Ook de gemeente twijfelde ernstig aan de houdbaarheid van het initiatief. Na vijf jaar pionieren was het voortbestaan van de tuin hoogst onzeker omdat de grond slechts voor die periode was vrijgegeven.
De aanhoudende crisis hielp de Voedseltuin, omdat gemeente en Havenbedrijf in de tussentijd van strategie veranderden. In 2015 kozen zij bewust voor een ‘organische gebiedsontwikkeling’. In plaats van een uit de grondexploitatie gestuurde ontwikkeling kozen zij hiermee voor sturing op meervoudige waardecreatie. Initiatieven werden hiermee niet alleen op de financiële, maar ook op de inhoudelijke bijdrage beoordeeld.
De organische gebiedsontwikkeling was door pioniers zoals de Voedseltuin al in gang gezet. De gemeente liet weten te waarderen wat de Voedseltuin deed als placemaker in M4H en onderkende de inhoudelijke bijdrage van de tuin. Niet alleen als re-integratietraject, maar ook in de gebiedsontwikkeling. Dat verraste de initiatiefnemers. ‘We kwamen hier om een groentetuintje te beginnen en toen hoorden we ineens dat we iets met gebiedsontwikkeling deden’, vertelt Tineke van der Burg, zakelijk coördinator van de Voedseltuin, in het eerdergenoemde artikel op Vers Beton. De tuin had een verlaten niemandsland veranderd in een aantrekkelijk stukje groen. En doordat er steeds mensen bezig waren, verbeterde ook de veiligheid in het gebied.
Desondanks kwam verdere steun van de gemeente niet vanzelf. Om verder te mogen gaan, daagden zij de Voedseltuin uit een plan te bedenken om bestaansrecht te verwerven in de toekomstplannen voor M4H. Een belangrijke voorwaarde voor de gemeente was dat het uiterlijk van de rommelig uitziende tuin werd verbeterd. ‘Het hoeft natuurlijk geen Central Park te worden, maar zoals het er nu uitziet, kan niet’, liet een ambtenaar van de afdeling Stadsontwikkeling weten op Vers Beton.

Vrijwilligers zagen de tuin ingrijpend veranderen

Van tuin naar park

De Voedseltuin huurde een landschapsarchitect in om een nieuw ontwerp voor de tuin te maken. De buren van de tuin, waaronder een aantal architectenbureaus, werden intensief betrokken in de ontwerpfase. Zo ontstond er een sterke community rondom de Voedseltuin. Met het nieuwe ontwerp zou de tuin een meer parkachtige uitstraling krijgen. Samen met de beeldentuin van Atelier Van Lieshout zou de tuin daarmee niet alleen voor gebruikers aantrekkelijk worden, maar ook voor bezoekers en toekomstige bewoners.
De gemeente was enorm enthousiast over het nieuwe ontwerp, maar moest wel wennen aan deze organische en bottom-upvorm van gebiedsontwikkeling. De nieuwe strategie vroeg om een rolverandering en het meebewegen van cultuur, structuur en werkwijzen, zowel op het niveau van de individuele ambtenaar als op het niveau van de organisatie. De samenwerking met de Voedseltuin was ook voor de gemeente een leerproces. Uiteindelijk kreeg de Voedseltuin vanwege het nieuwe ontwerp een contractverlenging voor nog eens vijf jaar. 
De organisch gegroeide tuin werd daarmee onderdeel van de plannen van gemeente en Havenbedrijf. Het maakte de samenwerking een stuk makkelijker. In plaats van lief, leuk en tijdelijk werd de Voedseltuin een serieuze speler in de gebiedsontwikkeling van M4H. De gemeente stelde zich vervolgens ook een stuk constructiever op, en legde zelf het nieuwe hoofdpad door de tuin aan. Ook werd toestemming gegeven om een containerhome op de tuin te plaatsen. Een warme en droge plek voor vrijwilligers en te verhuren als evenementenlocatie.
Met een flinke subsidie van CityLab010, een ondersteuningsprogramma van de gemeente voor lokale initiatieven, werd in 2016 begonnen met de transformatie van de tuin. Dit riep bij vrijwilligers in eerste instantie behoorlijk wat weerstand op. Zij zagen ‘hun’ tuin ingrijpend veranderen. ‘Ik heb daar lang een sceptische houding in gehad, omdat ik dacht: hoe gaat dat nou worden? Maar nu [...] denk ik: ja, dit is toch wel heel erg mooi’, aldus een vrijwilliger. De initiatiefnemers moesten wel. ‘Om als tuin te overleven zijn we ons steeds meer gaan richten op [de] gebiedsontwikkeling van M4H, als Makers District’, schrijft Sterk in zijn essay.

Bestaansrecht en financiering

Centraal in het nieuwe ontwerp van de tuin stonden zogenaamde voedselcirkels. Geïnspireerd op de principes van permacultuur zijn dit cirkelvormige velden waarin groenten worden verbouwd. Om ze aan te leggen werden sponsoren gezocht. Bedrijven konden een cirkel adopteren, waarna er een naambordje bij kwam te staan. Zo adopteerden verschillende architectenbureaus uit het naastgelegen Keilepand gezamenlijk een cirkel. Ook HIWA, een groot op- en overslagbedrijf van fruitsappen, deed dat. Hiermee werd voor het eerst een link gelegd tussen de traditionele havenindustrie en de nieuwe bedrijvigheid in het gebied.
Door de jaren heen vonden op de tuin ook verschillende experimenten plaats op het gebied van klimaatadaptatie en duurzaamheid. Veelal gebeurde dit in samenwerking met andere ondernemers uit M4H. De Voedseltuin werd een belangrijke spil in het netwerk van M4H. In 2017 werd de samenwerking met stichting Pluspunt verder uitgebreid. Pluspunt begeleidt re-integratietrajecten van mensen die dak- en thuisloos zijn of zijn geweest. Zo versterkte de Voedseltuin zijn positie als zorginstelling en re-integratietraject. In 2018 werd een vriendencampagne gelanceerd. Voor een bepaald bedrag kan iedereen ‘vriend van de Voedseltuin’ worden. Afhankelijk van het bedrag wordt een vriend dan een appeltje voor de dorst, een toffe peer, een kers op de taart of, in het geval van een eenmalige donatie, een zuurpruim.
De voedselcirkels, de experimenten, de samenwerking met Pluspunt en de vriendencampagne zijn allemaal manieren waarop de Voedseltuin zocht naar versterking van haar bestaansrecht en naar nieuwe financieringsmogelijkheden. Want nog steeds is de Voedseltuin grotendeels afhankelijk van fondsen en subsidies, ook al genereert de tuin steeds meer eigen inkomsten. Sterk schrijft: ‘Inmiddels zijn we een stapje verder. Ik denk dat we een sociaal ondernemer zijn; we zijn niet meer volledig afhankelijk van fondsen. We zijn deels publiek, deels privaat en deels collectief.’
In 2020 loopt de tweede contracttermijn van de Voedseltuin af. Maar in de huidige plannen van gemeente en Havenbedrijf staat de tuin van zevenduizend vierkante meter ‘gewoon’ ingetekend. ‘Niemand durft ons nu nog rood in te kleuren”, zegt een opgeluchte Sterk op de website Vers Beton. Anno 2019 heeft de tuin verschillende functies: een productiefunctie, een leer- en werkfunctie, een verblijfs- en ontmoetingsfunctie en een experimenteer- en innovatiefunctie.

Meervoudige waardecreatie

Voor een bottom-upinitiatief zoals de Voedseltuin is het belangrijk lef te tonen. Om, als de mogelijkheid zich voordoet, te gaan pionieren en te gaan doen. In een organische gebiedsontwikkeling moet een initiatief uiteindelijk zichzelf bewijzen. Voor een gemeente of andere grondeigenaar is het altijd de vraag of een initiatief de hoge verwachtingen kan waarmaken. De Voedseltuin begon kleinschalig te pionieren, zonder veel verwachtingen. Maar in vijf jaar bewees de tuin zichzelf als een maatschappelijk relevant initiatief.
Door het initiatief vervolgens verder te ontwikkelen, overtuigden de initiatiefnemers de gemeente van haar bestaansrecht in de grotere gebiedsontwikkeling van M4H. De Voedseltuin werd een serieuze speler in die gebiedsontwikkeling, wat de samenwerking met de gemeente een stuk makkelijker maakte. Later vroeg de gemeente de Voedseltuin zelfs om advies over hoe samenwerkingen tussen gemeente en lokale initiatieven het beste ingericht konden worden.
Voor een deel verklaart dit waarom de Voedseltuin tot op heden een succesverhaal is, en andere projecten sneuvelden. Wat ook hielp is dat de Voedseltuin de blik naar buiten hield, en vanaf het begin de samenwerking zocht met andere ondernemers in het gebied. Zo ontstond er een sterke community van placemakers in M4H, met de tuin als groene verbinder. De Voedseltuin verbindt de sociale ontwikkeling van kwetsbare Rotterdammers met de gebiedsontwikkeling van M4H. In die meervoudige waardecreatie ligt de kracht en het bestaansrecht van de Voedseltuin. Want, zo schrijft Sterk: ‘Al snel werd duidelijk dat we die meervoudige waardecreatie niet als een bijvangst moesten zien, maar als kern van ons initiatief. Die gedachte vormde het uitgangspunt van de verdere ontwikkeling van ons initiatief.’

De auteurs zijn verbonden aan het lectoraat Gebiedsontwikkeling & Transitiemanagement, Hogeschool Rotterdam.

Plekken van hoop en verandering


De Voedseltuin is een van de tien casestudy's die worden beschreven in het boek Plekken van hoop en verandering dat op 19 september verschijnt. Onderzoekers van lectoraten van tien hogescholen – verenigd in het Platform Stad en Wijk – hebben in diverse steden onderzocht hoe lokale samenwerkingsverbanden problemen agenderen en kansen voor creatieve oplossingen benutten. Het gaat om groepen van diverse personen en organisaties die taaie vraagstukken te lijf gaan. Ondanks hun verschillende achtergronden, belangen, denk- en werkwijzen bouwen zij gezamenlijk aan iets ‘nieuws’. Dit zorgt voor tal van verschuivingen in rollen en (machts-)verhoudingen. Er ontstaat een nieuw speelveld met deels nieuwe spelers en spelregels. Het is daarbij te gemakkelijk om te denken dat de bewoners aan zet zijn en de overheid een stap terug mag of kan zetten. Voor alle partijen, formele en informele, is het een zoektocht naar een nieuwe vorm van samenwerken. Daarmee past het in een grotere transitie waarin nieuwe vormen van economie, gemeenschapen en governance tot ontwikkeling komen. In het boek wordt inzicht gegeven in deze zoektocht, de knelpunten en de belangrijkste leerpunten uit de praktijk.

Plekken van hoop en verandering; samenwerkingsverbanden die lokaal verschil maken - door Gerben Helleman, Stan Majoor, Vincent Smit en Guido Walraven. Academische Uitgeverij Eburon. Meer informatie via platformstadenwijk.nl.