VNG Magazine nummer 16, 25 oktober 2019
Tekst: Leo Mudde
Een zware visitatiecommissie trekt deze maanden langs gemeenten om ze te helpen ‘grip’ te krijgen op hun uitgaven in het sociaal domein. VNG Magazine vroeg voorzitter Marjanne Sint naar haar ervaringen tot nu toe en ging op bezoek in Houten, een van de eerste gevisiteerde gemeenten.

Haar gemeentehart gaat weer open, zegt Marjanne Sint. De voormalig gemeentesecretaris van Amsterdam is nu voorzitter van de commissie die gemeenten helpt grip te krijgen op hun uitgaven in het sociaal domein. Deze ‘visitatiecommissie’ van deskundigen kijkt samen met lokaal bestuurders en ambtenaren naar de oorzaken van hun budgetoverschrijdingen en de mogelijkheden om daar interventies op te plegen.
Sint is enthousiast over de oprechte inzet en betrokkenheid bij de gemeenten die er, ondanks de financiële problemen, alles aan doen om hun inwoners de zorg te geven waar ze recht op hebben. ‘Ik vind dit werk ongelooflijk leuk en motiverend’, zegt ze. ‘Het gáát ook ergens over: hoe kunnen we mensen steunen die niet zo zelfredzaam zijn.’
Selectie
Gemeenten konden zichzelf aanmelden voor een visitatie. Dat deden ze massaal, er moest een selectie worden gemaakt op basis van criteria als schaalgrootte, geografische spreiding en of ze als stedelijk of landelijk kunnen worden gezien. Dit jaar wil de commissie elf of twaalf gemeenten bezoeken, het eerste halfjaar van 2020 volgen er nog meer. Hoeveel precies is nog onduidelijk, maar in ieder geval genoeg om in de tweede helft van het jaar met een rapportage te komen die representatief is voor alle gemeenten.
Marjanne Sint en haar commissie hebben nu vijf rapportages afgerond van de negen gemeenten die tot nu toe zijn bezocht. Daaronder één gemeente met meer dan 100.000 inwoners.
Aantal stappen
De visitatie kent een aantal stappen: nadat de VNG een geselecteerde gemeente heeft bezocht om afspraken te maken over het proces en de tijdsinvestering, wordt samen met ketenpartners een beeld opgebouwd van de situatie, onder meer op basis van openbare beleidsdocumenten en rapporten. Dat beeld is, samen met de vraag en de financiële situatie van de gemeente, de basis voor een bestuurlijk intakegesprek met het college, waarbij ook experts van de commissie en van de gemeente aanschuiven. Dit resulteert weer in een onderzoeksagenda: waar gaat de commissie mee aan de slag? De hulp- en onderzoeksvragen worden vervolgens besproken met de ambtenaren en de experts, waarna het onderzoek plaatsvindt. Het resultaat daarvan wordt vastgelegd in een tussenrapportage die dient ter voorbereiding van het bestuurlijke gesprek: de daadwerkelijke visitatie. In dat gesprek worden de hoofdlijnen van de bevindingen doorgenomen en wordt bepaald welke interventiemogelijkheden kansrijk zijn.
Leukste deel
Dat is ook tegelijk het leukste deel van het proces, vindt Sint: ‘We hebben afgesproken dat de gemeente ons ontvangt op een locatie waar ze trots op is, in plaats van op het gemeentehuis. Dat kan dan de bibliotheek zijn, of een woon-zorgcomplex, of een school waarin met andere partners wordt samengewerkt. In een van de gemeenten werden we ontvangen in een café-restaurant waar mensen met een beperking werken.’
Hoewel de commissie in de gemeenten de volle breedte van het sociaal beleid onder het vergrootglas legt, valt nu al op waar de grootste zorgpunten op het terrein van de jeugd liggen, zegt Sint. ‘Alle gemeenten kampen op dat punt met overschrijdingen en ze zijn allemaal bezig zicht te krijgen op de achtergronden daarvan. Daar kunnen wij bij helpen.’
Het is ook het meest ingewikkelde veld. ‘De Participatiewet is overzichtelijk: je hebt werk of niet. De Wmo ook, zeg ik een beetje gechargeerd: je komt wel of niet in aanmerking voor hulp en zo ja, dan is het twee, vier of zes uur. Maar het idee van “één gezin, één plan, één aanpak” is veel lastiger te realiseren voor kinderen in complexe situaties en met een complexe zorgvraag.’
Streng
‘Wij komen de gemeenten niet vertellen hoe het moet, hoe hun beleid eruit moet zien’, benadrukt Sint. ‘Maar we kunnen bijvoorbeeld wel de vraag stellen of een gemeente wel streng genoeg is. Als iedereen die zorg vraagt, die ook direct krijgt, dan heb je een probleem. Naar dat soort dingen kijken we, waarbij we proberen geen normatieve uitspraken te doen. Een van de gemeenten zei dat ze de ozb ging verhogen om het tekort in de jeugdzorg op te vangen. Daarvan zeggen wij niet: dat mag niet. Dat is een keuze van de gemeente, daar gaat de raad uiteindelijk over.’
Voor de commissie is het ook een leerproces. Sint: ‘Wij leren van de gemeentelijke praktijk en nemen dat ook mee naar de volgende gemeenten waar we langsgaan. Wij worden daardoor scherper, wat hopelijk ook leidt tot steeds betere adviezen.’
Zij heeft niet de indruk dat grote gemeenten hun uitgaven in het sociaal domein beter in de hand hebben dan kleinere gemeenten. ‘Het is geen vraagstuk van schaalgrootte. Ik zie kleine gemeenten met heel goede bestuurders en ambtenaren, en grotere waarvan ik denk: iets meer betrokkenheid zou wel mogen. En als kleine gemeenten in regionaal verband goede afspraken hebben, kunnen zij ook kwaliteit leveren.’
Houten
De tweede gemeente die de commissie ontving, was Houten. Zorgwethouder Jana Smith-Visser (ChristenUnie) kijkt met genoegen terug op de visitatie. ‘We kunnen dit jaar onze begroting nog sluitend krijgen’, zegt Smith, ‘maar we hebben wel grote zorgen over de stijgende kosten in het sociaal domein. De zorgvraag stijgt, de trajecten worden langer en zwaarder. Om de kosten beheersbaar te houden, zijn concrete maatregelen nodig. En als je dan de kans krijgt om onafhankelijke professionals te laten meekijken, dan grijpen we die graag aan.’
De wethouder was wel verrast dat de commissie die de feitelijke visitatie deed – het gesprek met het college – ‘een hele club’ bleek te zijn. ‘De voorzitter, Marjanne Sint, en nog vier leden. Van ons zat een ambtelijke expertgroep aan tafel, plus het voltallige college. Daar kregen we ook een compliment voor van de commissie, dat de gemeentelijke aanwezigheid zo groot was waaruit bleek hoeveel belang wij aan het onderwerp hechten.’
Verbeterpunten
Uiteindelijk heeft Smith van de commissie niet ‘iets nieuws’ gehoord. ‘We hebben wel veel goede aanbevelingen gekregen om mee aan de slag te gaan. Er lag van onze kant al een eerste set maatregelen, die konden dankzij de aanbevelingen van de visitatiecommissie worden aangescherpt.’
Volgens de wethouder is de gemeente dankzij het werk van de commissie weer teruggekeerd naar waar het allemaal begon: de visie. ‘Het gaat erom, dat je in je beleid een aantal leidende principes hanteert en die als basis neemt, waarbij leidend moet zijn dat zorg wordt geboden aan wie dat echt nodig heeft. Het gaat dus niet alleen om maatregelen en bezuinigingen. Wij waren te breed uitgewaaierd: ambities, doelen, leidende principes en inrichtingsprincipes bestaan naast elkaar, in plaats van dat onze visie wordt vertaald in concrete doelen. Daarnaast kregen we adviezen over het organiseren van de toegang tot de zorg, het monitoringsysteem en het gebruik van data. Dat leverde concrete verbeterpunten op.’ Ook de contracten met de zorgaanbieders zijn door de commissie tegen het licht gehouden.
Nieuwe koers
Houten gaat begin volgend jaar een nieuwe sociale koers uitzetten en neemt de aanbevelingen van de commissie daarin mee. De implementatie van die nieuwe koers is zelfs even uitgesteld naar aanleiding van de bevindingen, wat wel aangeeft hoe belangrijk die voor de gemeente zijn. Houten wil extra tijd nemen om de ‘leidende principes’ te overwegen en zorgvuldig te formuleren.
Ook maakt Houten graag gebruik van het aanbod van nazorg door de VNG. Want ook daarin voorziet het traject. Wethouder Smith hoopt dan te kunnen leren van de praktijkvoorbeelden van andere gevisiteerde gemeenten.
Eerste resultaten
Vorige maand presenteerde de visitatiecommissie haar eerste bevindingen. Op basis van onderzoek bij een beperkt aantal gemeenten weliswaar, maar toch zijn wat trends al zichtbaar.
- Nadruk op jeugd: zonder uitzondering gaat de meeste aandacht naar uitgaven onder de Jeugdwet, op afstand gevolgd door de Wmo 2015.
- Gebruik van data: gemeenten zijn in wisselende mate in staat om data te ontsluiten en te benutten voor de opbouw van een monitor en/of dashboard. Hierbij maken zij afzonderlijk van elkaar kosten voor de ontwikkeling van instrumentaria. Op dit moment bestaat nog geen model-monitor of ijkpunten waar gemeenten de monitor/dashboard op kunnen richten.
- Regio: er is een stevige positie van de gemeente nodig in de samenwerking met aanbieders, inwoners en omliggende gemeenten. Een zekere schaalgrootte is nodig om dit gesprek op het juiste niveau te kunnen voeren, zeker als het gaat om de rol van grote aanbieders. Tegelijkertijd levert regionale samenwerking ook nieuwe knelpunten op, bijvoorbeeld in besluitvorming of bij tegengestelde uitgangspunten.
- Bezuinigingsmaatregelen: een vroegtijdige start met de transformatie blijkt geen harde garantie voor grip op uitgaven en een afname van tekorten. Veel gemeenten hebben interventies ingezet om de uitgaven te temperen maar zien de uitgaven nog onvoldoende dalen.
- Instroom: werkdruk bij de gemeentelijke toegang en de autonome positie van wettelijk verwijzers (jeugd, met name huisartsen) geeft beperkte grip op de toegang. Zicht op veelvoorkomende (hulp)vragen en een solide samenwerking met huisartsen biedt ruimte om schaarse middelen gerichter in te zetten (‘matched care’ in plaats van ‘stepped care’).
- Doorstroom: afhankelijk van het inkoopmodel valt op dat trajecten vaak langer duren dan oorspronkelijk voorzien en dat de intensiteit opgeschaald wordt gedurende de looptijd. Dit terwijl het aantal trajecten dat verkort is kleiner is. Gemeenten die zicht hebben op de duur van trajecten kijken naar oorzaken van verlengingen en stellen zich zakelijker op naar aanbieders.
- Uitstroom: voorzieningen in de lokale basisinfrastructuur (zoals welzijnswerk) staan in sommige gemeenten onder druk vanwege oplopende tekorten. De commissie ziet een risico van verschraling, waardoor mogelijk de druk op professionele ondersteuning toeneemt.