VNG Magazine nummer 16, 25 oktober 2019
Tekst: Ron Meerhof
Deze week verschijnen de memoires van oud-burgemeester en oud-VNG-voorzitter Ivo Opstelten. In Opstelten. Een leven in het openbaar bestuur tekent journalist Ron Meerhof de ervaringen op van de VVD’er die al op zijn 28ste burgemeester was. VNG Magazine publiceert een deel van het boek.

In 1994, tijdens zijn burgemeesterschap van Utrecht, wordt Opstelten gevraagd voorzitter te worden van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hij is vereerd. In die functie gaat hij rechtstreek met het kabinet overleggen over de gemeentefinanciën. De autonomie van gemeenten en hun verhouding tot het Rijk is in de tweede helft van de jaren negentig het grote thema voor de VNG. Minister van Binnenlandse Zaken Hans Dijkstal legt niet veel belangstelling aan de dag voor het wel en wee van lagere overheden; de provincies, waterschappen en gemeenten. Dijkstal staat in die tijd bekend als het oliemannetje. Hij is vooral druk met het overeind houden van de paarse coalitie van PvdA, VVD en D66 in het kabinet-Kok II (1998-2002).
De gemeenten voelen dat gebrek aan belangstelling. Ze vinden bovendien dat hun positie wordt uitgehold door een reeks van maatregelen. Zo schaft het kabinet de milieuleges af om de concurrentiepositie van bedrijven te verbeteren en hoeven telecommunicatiebedrijven voortaan geen precariorechten meer af te dragen voor het leggen van kabels in de grond. Deze en andere maatregelen kosten de gemeenten geld. De meeste uitkeringen van het Rijk aan gemeenten zijn in die tijd geoormerkt: al bij toekenning staat vast waarvoor het mag worden uitgegeven. Wanneer gemeenten zelf wat willen, dan luidt het antwoord vanuit het Rijk vaak: geen geld.
Zalmsnip
Grootste steen des aanstoots is de zalmsnip. Als tegemoetkoming in de gemeentelijke lasten kent het kabinet in 1998 elk huishouden honderd gulden toe. Het biljet met een waarde van omgerekend ongeveer 45 euro draagt de afbeelding van een snip en wordt toegekend door minister van Financiën Gerrit Zalm. Dat geld gaat rechtstreeks van het Rijk naar de burger, zonder tussenkomst van de gemeenten. Samen met Joop van den Berg, hoofddirecteur van de VNG, grijpt Opstelten de zalmsnip aan om het punt van de autonomie van de gemeenten aanhangig te maken. ‘Wij wilden af van dat voortdurende gebedel om geld,’ zegt Van den Berg. ‘We wilden sowieso meer geld, maar vooral veel meer zeggenschap over hoe het uit te geven.’
Activisme
Het kabinet, Opsteltens partijgenoten incluis, moet even wennen aan zijn activisme. Bij een overleg op het ministerie van Financiën, in gezelschap van minister Zalm, verklaart Opstelten de vergadering na een kwartier voor gesloten. Hij staat op en beent weg. Het gezelschap blijft in grote verwarring achter. ‘Opstelten was duidelijk niet bezig om iedereen te vriend te houden,’ zegt Van den Berg. ‘Ook zijn partijgenoten niet. Je hoefde nooit bang te zijn dat hij zich zou inhouden omdat hij andere belangen had. Dat opstappen diende een doel; het kabinet moest ervan doordrongen raken dat het ons menens was. We hadden de mogelijkheid van dat scenario tevoren ook laten doorschemeren aan andere partijen bij dat overleg. Die wilden we niet al te hard aan het schrikken maken.’
Achilleshiel
Er komt een nieuw overleg waarbij alle overheden aanschuiven: het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de VNG aan de ene kant en een delegatie van het kabinet aan de andere kant. Ook premier Wim Kok is erbij. Het overleg loopt bijna uit op een ramp. Opsteltens sterke punt – zijn humor – blijkt daar een achilleshiel. Het tijdstip van dat overleg is al helemaal verkeerd: maandagochtend tien uur. Wim Kok staat bekend als humeurig, maar op dat tijdstip is hij ronduit chagrijnig. Hij heeft eigenlijk geen zin in zo’n overhedenoverleg en bovendien is hij wantrouwend over wat de VNG wil. Opstelten begint zoals hij wel vaker doet, met grappen en grollen om het ijs te breken. Als de eerste grappen niet aankomen, doet hij er een schepje bovenop. Van den Berg: ‘Ik zag het escaleren. Kok was allang opgehouden met luisteren, ik zag hem denken dat hij belazerd werd. Toen heb ik met het zweet in mijn handen iets gedaan wat voor een ambtenaar ongehoord is: in een gesprek tussen bestuurders greep ik in. Kort en zakelijk, op een nogal ongeduldige en bruuske toon, heb ik zonder verdere plichtplegingen gezegd wat we wilden: andere taakverdeling, decentralisatie en financiën voortaan als onderdeel, niet als hoofdbestanddeel, van de relatie tussen Rijk en overheden. Ik zag Kok ontspannen. Ik had hem goed ingeschat, we konden toch tot zaken komen, maar ik maakte me wel zorgen. Was dit het einde van mijn carrière bij de VNG? Ik had immers mijn bestuurlijke baas gepasseerd. Eenmaal buiten zei Opstelten dat het goed was geweest dat ik ingreep, omdat het helemaal misging. Hij erkende zijn falen en deed dat ruiterlijk. Hij is er de man niet naar om zich te laten gijzelen door protocol.’
Ambtelijke fase
Al gijzelt hij wel graag anderen met protocol, als hem dat zo uitkomt. Zo bespreken Opstelten en Van den Berg eens iets lastigs met staatssecretaris Tonny van de Vondervoort. Van den Berg: ‘Onze zaak was, laat ik het zo zeggen: niet heel sterk. Maar we probeerden het toch en dat lukte eigenlijk wonderwel. Van de Vondervoort zat gewoonlijk goed in haar dossiers, maar hier was ook zij overvraagd. Het gesprek verliep dus in ons voordeel.’
Maar op enig moment geeft ze de ambtenaar naast haar het woord. Die weet wel van de hoed en de rand en zal een stuk minder makkelijk te overbluffen zijn. Gevaarlijk, dus. Opstelten verstrakt, gaat achterover zitten en
onderbreekt de ambtenaar met de woorden: ‘Mevrouw de staatssecretaris! Kennelijk zit dit dossier nog in de ambtelijke fase en is het nog veel te vroeg voor dit bestuurlijk overleg! Gaan u en ik nu zaken doen of ben ik in de verkeerde vergadering beland?’ De ambtenaar zwijgt, Van de Vondervoort neemt weer het woord en de VNG-delegatie gaat weg met waar ze voor gekomen zijn.
Autonomie
In zijn jaren als voorzitter van de VNG krijgt Opstelten het voor elkaar dat groei of krimp van het Gemeentefonds, de bijdrage uit het Rijk die rond een derde van de gemeentelijke financiën vormt, voortaan gelijke tred moet houden met de groei of krimp van de netto rijksuitgaven. Dat heeft een gunstige, stabiliserende uitwerking op de financiële positie van gemeenten. In een interview met VNG Magazine toont hij zich tevreden over wat onder zijn voorzitterschap bereikt is: ‘De autonomie is duidelijk toegenomen. Steden kunnen steeds meer initiatief nemen. Dat is goed voor alle gemeenten en dus ook voor de VNG. Het lokaal bestuur is van de drie bestuurslagen de sterkste gebleken. Gemeenten bepalen de agenda op terreinen als veiligheid, het grotestedenbeleid, sociale cohesie, platteland en fysieke investeringen. De bakermat van deze onderwerpen ligt in het lokaal bestuur en zo hoort het ook. Daarom ben ik ook zo tevreden dat ik burgemeester ben. In het lokaal bestuur gebeurt het.’
Opstelten. Een leven in het openbaar bestuur, door Ron Meerhof.
Uitgeverij De Bezige Bij, € 26,99.