VNG Magazine nummer 16, 25 oktober 2019

Auteur: Rineke van Houten | Beeld: VPRO

Decentralisatie van het sociaal domein vraagt van gemeenten een ander type proces en gesprek. Cijfers zijn niet zaligmakend. Hoe pakken Utrecht en Twenterand dat aan?  

Victor Everhardt was ruim zes jaar (D66-)wethouder in Utrecht toen in 2017 de documentaire Alicia werd uitgezonden. Over een meisje dat 1 jaar is als ze uit huis wordt geplaatst en via een pleeggezin in een kindertehuis belandt. Daar zit ze op haar negende nog, jaar na jaar vergeefs hopend op een nieuw pleeggezin.

De hartverscheurende beelden schokten Nederland en staan in het geheugen van Everhardt gegrift. ‘Heel indrukwekkend’, vindt hij nog steeds. ‘Een kind dat terug wil naar haar moeder maar er steeds verder vanaf raakt. Ook professionals vroegen zich af: dit kan toch nooit de bedoeling zijn?’

Utrechts model
Om de Alicia’s binnen de gemeentegrenzen te helpen, had Utrecht al vóór de decentralisatie in 2015 stappen gezet die zouden leiden tot een nieuwe methodiek: het Utrechts model. Het doel: hulp en zorg dicht bij huis, snel beschikbaar, minder versnipperd, meer preventie en minder zware zorg. Voor de  basiszorg werden laagdrempelige buurtteams in het leven geroepen, die samenwerken met scholen, consultatiebureaus, politie en andere partijen. De teams bestaan uit generalisten die aansluiten bij wat iemand kan en wil en de inzet van buren, familie en vrienden stimuleren.

Ook aanvullende jeugdzorg is inmiddels veel dichter bij de wijk georganiseerd, met buurtteams ‘als spil van vernieuwing’. Of het model werkt, leidt Utrecht niet alleen uit de cijfers af. Monitoring en sturing gebeuren ook op basis van onder meer ervaringen van cliënten en professionals, werkbezoeken, praktijkverhalen en raadsinformatiebijeenkomsten.

‘Cijfers in het sociaal domein zijn zeker niet zaligmakend’, zegt Everhardt. ‘Als je monitoring niet duidt, blijft het betekenisloos. Wie wil weten wat de oorzaken zijn van dalingen en stijgingen en hoe alle inzet uitpakt voor de inwoners, heeft een ander type proces en gesprek nodig. Wij voeren de dialoog om goed te kunnen sturen. We zitten met de partners om de tafel: wat zien jullie, klopt dat?’

Smileys
De uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet leidt bij lokaal bestuurders tot grote behoefte aan sturingsinformatie. Wat betekent de stijging van de jeugdhulp precies? Hoe weet je of een dagbesteding bijdraagt aan vermindering van eenzaamheid? Wat is het verhaal achter de cijfers? 

Om te weten hoe burgers de zorg en ondersteuning ervaren, heeft de gemeente Utrecht in samenwerking met de VNG en zorgaanbieders een Ervaringwijzer ontwikkeld: een eenvoudige online applicatie waarmee cliënten anoniem en laagdrempelig vragen kunnen beantwoorden door het aanklikken van smileys in overlopende kleuren van rood naar groen. Veel rode smileys bij een bepaalde vraag? Dat hoeft niet per se te wijzen op een slechte interventie, legt Everhardt uit. ‘Het kan ook zijn dat er meer van de cliënt wordt gevraagd om het doel te bereiken. Dat zoeken we vervolgens uit.’

Data science
Een ander hulpmiddel is de ‘data science’, waarmee de gemeente bijvoorbeeld klantreizen van jeugdhulpgebruikers precies kan volgen: wanneer zitten jongeren waarin een instelling en is andere ondersteuning mogelijk? De uitkomsten van beide instrumenten worden gebruikt voor het gesprek tussen gemeente en zorgaanbieders en voor de verantwoording naar de gemeenteraad en het ministerie. Everhardt: ‘Het doel is leren en daarvoor gaan we in gesprek. De zorgaanbieders zien de resultaten voor hun organisatie, wij zien de resultaten op het niveau van het stelsel of de aanbieder.’

Kun je wel samen met aanbieders monitoren als je ook een opdrachtrelatie hebt? Utrecht stuurt op ‘waarde en vertrouwen’, legt Everhardt uit. ‘We hanteren daarbij het principe dat elke partij haar verantwoordelijkheid moet nemen. De gemeente is rolvast en voorspelbaar, en transparant. Men weet dus wat men van ons kan verwachten. We komen langs met een setje data en nemen de maat. Als je het alleen over de financiën hebt, krijg je geen verbetering.’
Op dit moment is Utrecht met twee zorgaanbieders voor aanvullende jeugdzorg bezig om voor negen jaar een verbintenis aan te gaan, met tussentijdse evaluaties. ‘We hebben partijen uitgedaagd ons te helpen om de Alicia’s thuis te laten wonen, dat is de kerngedachte.’

Praktijkondersteuner
In Twente betrekken veertien gemeenten hun data over het sociaal domein van Kennispunt Twente, een gezamenlijk monitoringssysteem. De gemeente Twenterand heeft begin dit jaar een medewerker in dienst genomen die de data interpreteert en in perspectief plaatst. Ja, dat is een fte erbij, beaamt wethouder Mark Paters (GemeenteBelangen). ‘Maar we willen weten wat de cijfers betekenen en hoe die zich verhouden tot soortgelijke initiatieven in andere gemeenten.’

Als voorbeeld geeft hij het werk van de praktijkondersteuner voor huisartsen in de jeugd-ggz. ‘Door er op tijd bij te zijn, willen we voorkomen dat jongeren in een zwaardere vorm van jeugdzorg terechtkomen. Maar je wilt ook weten welk traject iemand zou zijn ingegaan zonder deze interventie en wat het dus financieel heeft opgeleverd. Zo’n vertaling is ingewikkeld.’

Wat je wilt weten, is voor een deel politiek ingegeven, zegt Paters. ‘We hebben als gemeente een verantwoordelijkheid. We kunnen bij een financieel tekort niet alleen het Rijk aanwijzen als schuldige. We moeten ons ook afvragen wat we zelf doen. Als wij van de gemeenteraad meer geld vragen, moeten we wel kunnen vertellen waarom.’

Ontwikkeltafels
In Twenterand wordt de dialoog onder andere gevoerd aan ‘ontwikkeltafels’, waar partners, vakinhoudelijke medewerkers en bestuurders praten over vernieuwing en verbetering rondom drie thema’s: ‘Groeien jeugdigen op in hun eigen omgeving’, ‘Groeien kinderen veilig op’ en ‘Onderwijs en zorg’.

Paters: ‘Het doel is om innovaties in de jeugdzorg aan te slingeren, heel concreet. En om elkaar scherp te houden. Op alle scholen zitten jongeren met een ondersteuningsbehoefte, het aantal zorgaanbieders op school lijkt groot. Dus samenwerking tussen het onderwijs, de gemeenten en zorgaanbieders is hard nodig om jongeren, ouders en leerkrachten goed te ondersteunen. Hoe doe je dat?’

Ontwikkeljaar jeugdhulp
De Twentse gemeenten verzamelen onder de noemer ‘Ontwikkeljaar jeugdhulp’ informatie en data die nodig zijn voor een mogelijke overgang naar output gerichte bekostiging. Met de elf grootste jeugdhulpverleners zijn afspraken gemaakt voor 2019 in een eenjarige raamovereenkomst. ‘Dat vraagt lef van zowel gemeenten als aanbieders’, zegt Paters. ‘Durf je anderen bij jou in de keuken te laten kijken? Je moet je kwetsbaar opstellen voor een gezamenlijk doel.’ Begin 2020 volgt een evaluatie. ‘Dan komen ook heel praktische zaken aan bod, zoals eenduidige rapportage of facturering.’

Goede monitoring in het sociaal domein is een kwestie van durven en doen, stelt hij. ‘Met het zoveelste praatclubje schiet niemand iets op. We hebben de neiging precies in beeld te willen hebben wat er gebeurt als we dit of dat doen, maar niet alles hoeft duidelijk te zijn tot ver achter de komma. Een beetje buiten de lijntjes kleuren mag.’