
De ‘solidaire gemeenschap’ is het sleutelwoord van het Collectief tegen Kindermishandeling in Leeuwarden/Weststellingwerf. Kern van de aanpak is de drempel naar hulpverlening te verlagen. Een andere houding en handelwijze van hulpverleners leidt tot een beter en gemakkelijker gesprek over de situatie in het gezin.
Minder ‘we hebben je in de gaten’, meer begrip voor de kwetsbaarheid van ouders. Zodat het voor gezinnen in moeilijkheden gemakkelijker wordt hulp te vragen. Het is een aanpak die lijkt te werken; de eerste ervaringen zijn positief.
Foto: Projectleider Lienja van Eijkern (links) en gedragswetenschapper Femke Tiemersma
Kwetsbare gezinnen beter bereiken. De drempel naar hulpverlening verlagen. Dat is de inzet van het Collectief tegen Kindermishandeling in Leeuwarden/Weststellingwerf. In verschillende wijken zette het Collectief leerwerkgemeenschappen van professionals op die werken met kinderen. Het idee is dat hulpverleners meer voor elkaar krijgen als ze solidair zijn met kwetsbare ouders. Meer: ik zie dat het niet goed met je gaat, hoe kan ik je helpen? Dan: we hebben je in de gaten, waag het niet nog eens.
Kwetsbare ouders worden sterker als ze ‘buffers’ hebben. Dat zijn bijvoorbeeld de dingen die wel goed zijn gegaan, vrienden of familie die een handje reiken, en het vermogen om te reflecteren op hun kinderen het opvoeden.
De Friese aanpak is gericht op het versterken van die buffers. In het land is er veel belangstelling voor. De handleiding die projectleider Lienja van Eijkern plaatste op LinkedIn werd binnen een week drieduizend keer bekeken.
Lees de hele reportage
Begrip verbetert de verstandhouding met kwetsbare gezinnen.
Meer begrip voor de kwetsbare positie van ouders verlaagt de drempel naar hulpverlening. In het verhaal van ouders zitten aanknopingspunten om verwaarlozing of kindermishandeling te stoppen. Veel meer dan in normen of vastomlijnde opvattingen over veiligheid of hulpverlening.
Het Collectief tegen Kindermishandeling in Leeuwarden/Weststellingwerf zette in verschillende wijken leerwerkgemeenschappen op. Professionals die werken met kinderen, voerden fundamentele gesprekken over hoe ze in hun werk staan, en ze gingen aan de slag met de ouderschapstheorie van Alice van der Pas. Het resultaat is een accentverschuiving; een andere manier van kijken naar het aanpakken van kindermishandeling. In het hele land is daar belangstelling voor. De handleiding die projectleider Lienja van Eijkern plaatste op LinkedIn werd binnen een week drieduizend keer bekeken.
Ik hoorde van veel hulpverleners dat ze het gevoel hadden een tegenstrijdige opdracht uit te voeren: enerzijds uitgaan van de kracht van een gezin en anderzijds politieagent zijn en (verplicht) moeten melden.
Van Eijkern vertelt over het Friese Collectief samen met Femke Tiemersma. Zij is betrokken als gedragswetenschapper van de gebiedsteams in Weststellingwerf. Aan het begin van het programma maakte Van Eijkern een rondgang langs professionals. Wat zijn je knelpunten bij het uitvoeren van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling? Waar loop je in het werk tegenaan? ‘Ik hoorde van veel hulpverleners dat ze het gevoel hadden een tegenstrijdige opdracht uit te voeren: van enerzijds uitgaan van de kracht van een gezin en anderzijds van politieagent zijn en (verplicht) moeten melden. Die combinatie is ingewikkeld.’
Bovendien speelde in Friesland – net als elders – dat oude netwerken waren verdwenen na de decentralisaties. Zo ontstond de gedachte van leerwerkgemeenschappen. Opnieuw kennismaken, ervaringen uitwisselen en leren. Eén ding wilden de ondervraagde professionals zeker niet: nieuwe richtlijnen en protocollen.
Hoe ga je om met het dilemma tussen begrip en drang?
Van Eijkern ging op internet op zoek naar een project dat het dilemma tussen begrip en drang oploste en ze kwam uit bij de ouderschapstheorie van Alice van der Pas. De belangrijkste notie daarvan is dat ouders per definitie kwetsbaar zijn. Om goed te kunnen functioneren als ouder heb je ‘buffers’ nodig: een sociaal netwerk, het vermogen om te kunnen reflecteren op wat er in je kind omgaat, succeservaringen en mensen die solidair met je zijn. Van Eijkern: ‘Toen ik dat las dacht ik: dit is wat ze bedoelen.’ Ze haalde er een expert (Margreth Hoek) bij en samen zetten ze de bijeenkomsten van de leerwerkgemeenschappen op touw.
In Weststellingwerf kreeg iedereen die in een wijk met kinderen werkte een uitnodiging om deel te nemen. Medewerkers van de kinderopvang, de intern begeleider van de school, gebiedsteammedewerkers en van de jeugdgezondheidszorg deden mee, onder hen ook Femke Tiemersma. ‘We zijn begonnen te praten over de vraag: wat vinden we van ouderschap? Wat zijn de eisen en verwachtingen? Wat maakt je kwetsbaar als ouder?
Met te veel normatief denken, verlies je de nieuwsgierigheid naar het verhaal van mensen. De meeste mensen willen hun kind niet mishandelen of verwaarlozen, maar toch gebeurt het. Daar zit een verhaal achter
Het was inspirerend om uitgebreid stil te staan bij hoe we nu eigenlijk bezig zijn. Met te veel normatief denken, verlies je de nieuwsgierigheid naar het verhaal van mensen. De meeste mensen willen hun kind niet mishandelen of verwaarlozen, maar toch gebeurt het. Daar zit een verhaal achter. Als je daarnaar op zoek gaat, vind je de aanknopingspunten om het geweld of de verwaarlozing te stoppen.’
Tiemersma heeft een adviserende rol in de gebiedsteams, daarnaast is ze zelf hulpverlener. Ze vertelt over een gezin dat ze begeleidde volgens de theorie van de buffers. Het werkte. ‘Het ging om een in de regio bekend gezin met een stapeling van problemen: opvoedproblematiek, schulden en meer. Daaraan lagen tal van oorzaken ten grondslag. Ik bouwde voort op de dingen waar deze ouders trots op waren. Dat het bijvoorbeeld was gelukt om zonder ruzie het huiswerk van een kind te structureren. Hoe kwam het dat dit zo goed lukte? Kon dat ook in andere situaties? Op een keer konden ze echt niets meer bedenken dat goed ging. Toen wist ik dat er iets moest gebeuren. Het gezin kreeg opvoedondersteuning en hulp van de kredietbank. Het bleef geregeld misgaan, maar altijd zijn we over de moeilijke dingen in gesprek gebleven. Die ouders wilden blijven proberen hun kinderen goed groot te brengen, ze een beter leven te geven dan zijzelf hadden gehad.’
Je bereikt meer door naast ouders te gaan staan en te zeggen: ik zie dat het niet goed met je gaat, hoe kan ik je helpen? Dan met: we hebben je in de gaten, waag het niet nog eens.’ Dit is niet hetzelfde als wegkijken.
Van Eijkern valt Tiemersma bij. ‘Als je dit gezin niet zo had benaderd, waren ze in een heel ander circuit terecht gekomen, dan waren die kinderen voor je het weet uit huis geplaatst. Dat het gezin ruimte en vertrouwen kreeg is essentieel. Je bereikt meer door naast ouders te gaan staan en te zeggen: ik zie dat het niet goed met je gaat, hoe kan ik je helpen? Dan met: we hebben je in de gaten, waag het niet nog eens.’ Tiemersma vult aan dat dit niet hetzelfde is als wegkijken. In een ander gezin gaf ze wel degelijk de aanzet tot een uithuisplaatsing omdat de situatie voor de kinderen te onveilig was geworden.
Het veiligheidsdenken is doorgeslagen, het welzijn van kinderen moet centraal staan. De neiging is het systeem in te richten op zeer ernstige kindermishandeling, maar uit de prevalentiecijfers blijkt dat 70% van de gevallen verwaarlozing betreft.
Het welzijn van kinderen moet meer centraal komen te staan in de aanpak van kindermishandeling, bepleiten Van Eijkern en Tiemersma. Nu voelen kinderen zich na het ingrijpen van hulpverleners vaak ongelukkiger dan daarvoor, blijkt uit onderzoek van het Trimbos Instituut. Van Eijkern: ‘Het veiligheidsdenken is doorgeslagen. De neiging is het systeem in te richten op zeer ernstige kindermishandeling, maar uit de prevalentiecijfers blijkt dat 70% van de gevallen verwaarlozing betreft. Dat vereist hulp die past in de context van het gezin.’
Jazeker, je hebt psychopaten en sociopaten die kinderen willens en wetens mishandelen. Dan passen enkel harde maatregelen.
Ze sluit niet de ogen voor extreme gevallen. ‘Jazeker, je hebt psychopaten en sociopaten die kinderen willens en wetens mishandelen. Dan passen enkel harde maatregelen. Maar je moet het systeem inrichten op wat het meeste voorkomt, niet op die paar procent uitzonderingen.’
Van Eijkern wil naast ouders staan als de veiligheid van de kinderen onder druk komt te staan. ‘De zorg voor zulke ouders kan niet zonder toezicht. De insteek is dan niet dat we de maatschappij beschermen, maar die ouders tegen zichzelf. Het is om hen te helpen voorkomen dat ze opnieuw falen.’
Kern van de aanpak is de drempel naar hulpverlening te verlagen. Een andere houding en handelwijze van hulpverleners leidt tot een beter en gemakkelijker gesprek over de situatie in het gezin. Minder ‘wat jij doet kan niet door de beugel’, meer begrip voor de kwetsbaarheid van ouders. Dit leidt tot beter contact met hulpverleners. Ouders voelen zich gesteund, hulpverleners kunnen aan de slag met oplossingen. In twee wijken in Leeuwarden en Weststellingwerf vormde het collectief leerwerkgemeenschappen van professionals rond deze andere benadering. De gemeente Leeuwarden gaat de aanpak nu breed invoeren, te beginnen in twee nieuwe wijken en gefaseerd worden in alle wijken waar het relevant is, leerwerkgemeenschappen opgezet.
Meer informatie
Kern van de aanpak is de drempel naar hulpverlening te verlagen. Een andere houding en handelwijze van hulpverleners leidt tot een beter en gemakkelijker gesprek over de situatie in het gezin. Minder ‘we hebben je in de gaten’, meer begrip voor de kwetsbaarheid van ouders.
In Friesland wordt ruim dertig procent van de vermoedelijke slachtoffers van kindermishandeling gemeld bij het voormalig Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.
Dat is twee keer zoveel als het landelijke percentage ten opzichte van de het aantal vermoedelijke slachtoffers en daarmee een relatief hoog percentage.
Elkaar kennen en weten wie je kunt bellen is belangrijk
Desalniettemin blijft een groot deel van de slachtoffers van kindermishandeling nog steeds onopgemerkt en krijgt geen passende hulpverlening aangeboden.
Solidaire gemeenschap
Uitgaande van wat gezinnen nodig hebben lijkt het omgekeerde van eenzijdige framing van belang. Alice van der Pas (2005, 2013) formuleerde vier noodzakelijke buffers van ouderschap, te weten:
- een solidaire gemeenschap
- sociaal netwerk en goede taakverdeling
- zicht op het kind en metapositie
- ‘goede ouder’-ervaringen
Van deze vier buffers ontbreekt een solidaire gemeenschap veelal in de hedendaagse praktijk. Solidariteit betekent dat de leden van een groep een gemeenschappelijk belang onderschrijven, ten gunste van de groepsleden. Solidariteit gaat dus niet over het opleggen van normen, maar over het nastreven van een gemeenschappelijk belang.
Twee deelprojecten
De aanpak van het collectief Leeuwarden/Weststellingwerf valt uiteen in twee deelprojecten.
- Handelen en Houding
Het doel van dit deelproject is om meer gezinnen waar kindermishandeling voorkomt te bereiken zodat de juiste hulp en ondersteuning geboden kan worden. - Veiligheid en veerkracht
Procesondersteuning om, vanuit de principes van een solidaire gemeenschap, te komen tot een gezamenlijke visie en een regionale samenwerking met werkafspraken en gezamenlijke instrumenten
Beide deelprojecten worden zowel in Leeuwarden als in Weststellingwerf uitgevoerd.
Drempel verlagen
Kern van de aanpak is de drempel naar hulpverlening te verlagen. Een andere houding en handelwijze van hulpverleners leidt tot een beter en gemakkelijker gesprek over de situatie in het gezin. Minder ‘we hebben je in de gaten’, meer begrip voor de kwetsbaarheid van ouders. Zodat het voor gezinnen in moeilijkheden gemakkelijker wordt hulp te vragen. Het is een aanpak die lijkt te werken; de eerste ervaringen zijn positief.
Hulpverleners vertellen dat ze hele andere gesprekken hebben, er is meer echt contact. Mensen schieten minder in de verdediging en vertellen eerder over de moeilijkheden die er zijn. Die openheid leidt ertoe dat problemen worden besproken en dat ruimte ontstaat om te zoeken naar oplossingen. De gesprekken zijn prettiger, ook voor hulpverleners. Zij willen immers graag helpen. Zo komt de methode dichtbij de basisbehoefte van mensen. Ouders voelen zich gesteund, er is iemand solidair met ze. De hulpverlener kan aan de slag met oplossingen.
Meer informatie
Dit collectief zit niet toevallig in Leeuwarden en in Weststellingwerf. Ze ontwikkelen een werkwijze voor de stad en voor het platteland. Zo is de aanpak voor iedereen te gebruiken en Friesland-breed in te voeren. Bij dramatische zaken van kindermishandeling is het meestal zo dat mensen rond het slachtoffer al langer het gevoel hadden dat er iets niet klopte. Het Collectief tegen Kindermishandeling Leeuwarden/Weststellingwerf wil dat het gemakkelijker wordt om een niet-pluisgevoel aan de orde te stellen en te handelen.
Onderbuikgevoel bespreekbaar maken door klimaat van vertrouwen
Bij dramatische zaken van kindermishandeling is het meestal zo dat mensen rond het slachtoffer al langer het gevoel hadden dat er iets niet klopte. Het Collectief tegen Kindermishandeling Leeuwarden/Weststellingwerf wil dat het gemakkelijker wordt om een niet-pluisgevoel aan de orde te stellen en te handelen.
Wethouder Thea Koster (Leeuwarden)
Signalen worden te vaak genegeerd uit schroomvalligheid of angst
Het Collectief tegen Kindermishandeling in Friesland zit niet toevallig in Leeuwarden en in Weststellingwerf. ‘We ontwikkelen een werkwijze voor de stad en voor het platteland. Zo is de aanpak voor iedereen te gebruiken en kunnen we het Friesland-breed invoeren, dat is de bedoeling,’ vertelt wethouder Koster (Leeuwarden).
Ze is als bestuurlijk trekker zeer gemotiveerd voor het onderwerp. ‘De bedoeling van de decentralisaties is om problemen eerder aan te pakken: preventie.
Tegelijkertijd zien we dat de daarvoor benodigde samenwerking tussen professionals opnieuw op gang moet komen na alle veranderingen, zoals de komst van de wijk- en gebiedsteams.
Die samenwerking moeten we opnieuw tegen het licht houden zodat we zeker weten dat iedereen handelt als hij moet handelen. Mensen denken nog te vaak: dat doet een ander wel.’
Wethouder Frans Kloosterman (Weststellingwerf)
Gebiedsteam moet zijn gezicht laten zien in de leraarskamer
Wethouder Frans Kloosterman van Weststellingwerf werkte 25 jaar bij de politie en was daar lange tijd verantwoordelijk voor het jeugdbeleid. Ook was hij vijf jaar manager bij een instelling voor jeugdhulp.
De aanpak van kindermishandeling verbeteren is een constante in zijn werkzame leven. Dat hij de gedroomde ‘duo-bestuurlijke trekker’ was voor het Collectief behoeft geen betoog.
Voor Kloosterman is ‘vertrouwen’ het sleutelwoord. ‘Dat wil zeggen: elkaar kennen en weten wie je kunt bellen. Kindermishandeling moet bespreekbaar worden gemaakt.’
Wantrouwen en een cultuur van schuld en afrekenen zijn daarbij funest. ‘Dan gaan professionals zich indekken en hun tijd besteden aan rapporteren, wat alleen maar averechts werkt.’
Samenwerken en signaleren
De uitvoeringsagenda van Leeuwarden/Weststellingwerf heeft twee deelprojecten. Het ene gericht op handelen en houding, het andere op veiligheid en veerkracht. Bij handelen en houding is het doel om voor alle betrokkene de drempel te verlagen om met signalen aan de slag te gaan. Scholen krijgen daarbij een centrale plek, vertelt Koster.
‘Stel, een kind draagt ’s winters nog steeds zomerkleren. Dat kan een teken zijn van verwaarlozing. We willen leerkrachten ondersteunen om zo’n signaal laagdrempelig bespreekbaar te maken. Van een gesprek alleen al, kan soms een preventieve werking uitgaan. Nu worden signalen te vaak genegeerd uit schroomvalligheid of angst. Het idee leeft dat een melding een zware beschuldiging is die kan leiden tot uithuisplaatsing.’
Dat is ook de ervaring van Kloosterman. ‘De scholen hebben een relatie met ouders, die melden niet snel. Daarom is het bijvoorbeeld belangrijk dat een contactpersoon van het wijkteam geregeld zijn gezicht laat zien in de leraarskamer. Met iemand die je kent, kun je gemakkelijker iets in vertrouwen bespreken, dan heb je niet zo snel het gevoel dat je het misschien helemaal fout doet.’ Niet alleen scholen, ook andere vrijwilligers en professionals moeten gemakkelijk een beroep kunnen doen op ondersteuning van het gebiedsteam.
Projectgroepen
Het idee is om in twee wijken (in Wolvega en in Leeuwarden) projectgroepen te vormen met deelnemers van alle organisaties (gebiedsteam, basisonderwijs, kinderopvang, huisarts, sportverenigingen etcetera). In een reeks bijeenkomsten maken zij afspraken over handelen en houding ten aanzien van kindermishandeling.
Het is de bedoeling dat professionals in de wijken zich samen ontwikkelen en met elkaar in verbinding staan. De projectgroep kan daarvoor activiteiten organiseren, bijvoorbeeld een discussieavond op school of een training bij de voetvalvereniging. De pilots in de twee wijken zijn erop gericht een solidaire gemeenschap op te zetten die gezinnen ondersteunt als het dreigt mis te gaan in een gezin.
Veiligheid en veerkracht
Het andere deelproject veiligheid en veerkracht is gericht op beter samenwerken tussen de verschillende organisaties betrokken bij drang en dwang. Kloosterman: ‘Bij talloze casussen in het land hebben we evaluaties gezien van gezinnen waar meer dan tien hulpverleners betrokken waren, en waar het desondanks misging omdat de regie ontbrak. Het is vitaal om duidelijke afspraken te maken. Wie doet wat? Wie trekt het verder? Dat vereist dat mensen elkaar kennen en vertrouwen.'
Partners bij elkaar brengen
Om dat bereiken wordt een projectgroep opgezet met deelnemers van de gebiedsteams, Veilig Thuis, de Gecertificeerde Instellingen, het Veiligheidshuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de politie en het Openbaar Ministerie. In deze groep wordt het probleem geanalyseerd en afspraken gemaakt. Ook aan de hand van casussen, vertelt Koster.
‘Het is waardevol om partners bij elkaar te brengen en voorbeelden te bespreken die op een incident hadden kunnen uitlopen. Het fijne is dat dit kan zonder dat er een dramatisch incident is. Nu doen we het hopelijk op tijd en kunnen we los van de waan van de dag afspraken maken over hoe het proces eruit zou moeten zien.’

De ‘solidaire gemeenschap’ is het sleutelwoord van het Collectief tegen Kindermishandeling in Leeuwarden / Weststellingwerf. Kern van de aanpak is de drempel naar hulpverlening te verlagen. Een andere houding en handelwijze van hulpverleners leidt tot een beter en gemakkelijker gesprek over de situatie in het gezin. Projectleider Lienja van Eijkern legt uit.
Meer begrip voor kwetsbare ouders
De ‘solidaire gemeenschap’ is het sleutelwoord van het Collectief tegen Kindermishandeling in Leeuwarden / Weststellingwerf. Kern van de aanpak is de drempel naar hulpverlening te verlagen. Een andere houding en handelwijze van hulpverleners leidt tot een beter en gemakkelijker gesprek over de situatie in het gezin.
Minder ‘we hebben je in de gaten’, meer begrip voor de kwetsbaarheid van ouders. Zodat het voor gezinnen in moeilijkheden gemakkelijker wordt hulp te vragen. Het is een aanpak die lijkt te werken; de eerste ervaringen zijn positief.
In twee wijken (in Wolvega en Leeuwarden) zijn projectgroepen gevormd met deelnemers van diverse organisaties (wijkteams, onderwijs, JGZ, opbouwwerker enz.). Zij proberen in hun wijk een solidaire gemeenschap te vormen, vertelt projectleider Lienja van Eijkern.
Wat is precies een solidaire gemeenschap?
Het kenmerkende is dat we uitgaan van de goede intenties van ouders en dat we meer oog hebben voor hun kwetsbaarheid en de problemen die ze ondervinden.
Soms hebben ouders bijvoorbeeld moeite de ontwikkeling van hun kind bij te houden, of ze zijn zo in beslag genomen door problemen dat ze niet opmerken dat hun kind bijvoorbeeld een jas nodig heeft. Het gaat erom te constateren dat dit bestaat zonder te snel en te veel te oordelen.
Want dan wordt het wij tegen zij, terwijl ouders hetzelfde belang hebben als hulpverleners: ze willen het beste voor het kind. Het helpt als er iemand solidair met je is. Dat je als hulpverlener aan de ouder vraagt hoe het met hem gaat.
Waar is dat op gebaseerd?
We gaan uit van de ouderschapstheorie van Alice van der Pas. Ouders zijn per definitie kwetsbaar, om goed te functioneren zijn vier dingen essentieel.
- Het is eerste is een sociaal netwerk om taken te kunnen verdelen.
- Daarnaast is het belangrijk te weten wat er in een kind omgaat en dat je daarop kunt reflecteren. Van der Pas noemt dat ‘een metapositie innemen’.
- De derde ‘buffer’ is dat je geregeld ervaart dat je het goed doet als ouder: goede ouderervaringen.
- De solidaire gemeenschap is het vierde punt.
Die solidiare gemeenschap bestaat uit de mensen rond het gezin: buren, kennissen, professionals. Het is een breed begrip, het idee is ouders te ondersteunen waar het lastig wordt. Wij beginnen daarmee in de wijk, in eerste instantie met een solidaire gemeenschap die wordt gevormd door professionals die werken in de wijk en in tweede instantie de bewoners van een wijk.
Wat moet de solidaire gemeenschap doen?
We proberen het handelen en de houding van hulpverleners zo te beïnvloeden dat ze de solidaire gemeenschap integreren in hun werk. We behandelen de theorie en de praktijk, dat laatste aan de hand van casuïstiek.
Laatst hadden we een casus waarbij leerkrachten vermoedden dat de kinderen van een gezin thuis in de knel zaten. Ze gedroegen zich teruggetrokken en waren onverzorgd. Volgens de Meldcode ga je dan signaleren, het bespreken met een collega en vervolgens komt de moeilijkste stap: met het signaal het gezin instappen.
Onze beweging is: hoe krijgen we mensen zover dat ze zelf naar buiten treden. Niet als een politieagent het gesprek aan te gaan op de manier van: ik zie signalen, hoe weerlegt u dat? Maar door te zeggen: ik heb het gevoel dat het af en toe moeilijk voor je is, gaat het wel goed met je?
Dat sluit aan bij de theorie van kwetsbare ouders. Meer begrip, meer belangstelling, meer vertrouwen in de goede intenties van ouders en minder in de modus dat het kind door professionals moet worden beschermd tegen die ouders. De vraag hoe het met de ouder gaat, wordt vaak overgeslagen.
Werkte het?
Hulpverleners vertellen dat ze hele andere gesprekken hebben, er is meer echt contact. Mensen schieten minder in de verdediging en vertellen eerder over de moeilijkheden die er zijn. Die openheid leidt ertoe dat problemen worden besproken en dat ruimte ontstaat om te zoeken naar oplossingen. De gesprekken zijn prettiger, ook voor hulpverleners. Zij willen immers graag helpen. Zo komt de methode dichtbij de basisbehoefte van mensen. Ouders voelen zich gesteund, er is iemand solidair met ze. De hulpverlener kan aan de slag met oplossingen.
Wat gebeurt er bij de bijeenkomsten van de projectgroepen?
Met de projectgroepen zitten we elke maand in een vaste samenstelling bij elkaar. Het eerste uur bespreken we theorie. Daarna praten we over casussen. Niet in de zin van analyseren hoe de lijnen en de samenwerking lopen, maar in de zin van attitude en professioneel gedrag. Daarbij vormt zich soms spontaan een solidaire gemeenschap rond een casus.
Zoals toen we laatst spraken over de kinderen van een vluchtelinge uit Syrië, een alleenstaande vrouw met een tweeling. De jeugdgezondheidszorg maakte zich zorgen over de kinderen. In de bespreking werd er spontaan van alles georganiseerd.
De kinderopvang kon de vrouw en de kinderen begeleiden, de buurtopbouwwerker had een groep waar de vrouw goed bij kon aansluiten. Zo ontstond ook aan de kant van de hulpverlening een solidaire gemeenschap rond die medewerker van de jeugdgezondheidszorg.
En als de veiligheid in het geding is?
Dat is een dilemma. Hoe koppel je die andere attitude aan veiligheid? De harde grens is als de veiligheid van kinderen in gevaar is. Meestal hoeft de hulpverlener niet de norm te stellen, ouders weten zelf ook wel wat de norm is, alleen lukt het ze niet altijd om ernaar te leven.
Als blijkt dat ouders er totaal anders over denken, krijg je een ander gesprek. Solidariteit vraag wederkerigheid. Als ouders het contact afhouden en je komt niet tot de kern dan is er een grote kans dat je het niet redt. Al ben je nog zo welwillend en belangstellend. Dan moet je wat anders doen.
Laatst hadden we een ingewikkelde casus. Een vader met een drankverslaving waarbij ook huiselijk geweld speelde. De moeder had de vader eruit gezet. Hij is bij opa en oma gaan wonen. Dat ging maar tijdelijk goed en na een tijdje was hij terug. Dat hebben we geanalyseerd aan de hand van de vraag: waar zitten de buffers? Waar zit de kracht? De moeder heeft goed gehandeld, hoe kunnen we haar steunen om de buffers te versterken?
De vader staat op de wachtlijst om te worden opgenomen in een afkickcentrum. Hij wil hulp, dat is ook krachtig. Met hem is afgesproken dat hij betrokken blijft bij het gezin, maar dat hij de kinderen niet tot last mag zijn. Dat snapt hij goed en wil hij ook graag.
De vraag is wel wat je moet doen als het hem uiteindelijk niet lukt op koers te blijven tot er een plek vrij is en hij nergens naar luistert. Kom je dan op dwangmaatregelen of kun je situatie met steun aan de moeder nog onder controle houden tot de plek er wel is?
Strekt de solidaire gemeenschap verder dan professionals?
Uiteindelijk wel. In de eerste helft van 2016 werken we in de projectgroepen met professionals: wijkteamleden, wijkverpleegkundigen, de opbouwwerker, de sportbuurtwerker, de intern begeleiders enzovoorts.
Als zij de theorie en de werkwijze straks goed in de vingers hebben, kunnen we na de zomer bijeenkomsten organiseren voor ouders en wijkbewoners om het bewustzijn te creëren om makkelijker naar elkaar en naar een professional toe te stappen. Als dat lukt – eind 2016 – dan is er in zo’n wijk een solidaire gemeenschap ontstaan.
Hoe pak je dat aan?
Het is een experiment. Ik kan me voorstellen dat we aansluiten bij thema-ouderavonden op school. Dat we met ouders in gesprek gaan met uitleg over de ouderschapstheorie. Het is de bedoeling dat professionals straks zover zijn dat ze dit kunnen gaan doen. Het is een beetje zoeken naar wat werkt.
In Amerika is er een gelijksoortig project. Daar vragen ze wijkbewoners om deel te nemen aan solidaire gemeenschap, mensen met kennis en deskundigheid en de juiste houding. In Amerika bleek dat effectief, maar ik weet niet of we genoeg tijd hebben om hier ook zo’n vrijwilligersgemeenschap te bouwen.
Wat hoop je dat de solidaire gemeenschap oplevert?
Dat meer en vaker gezinnen in beeld komen, dat ze zelf hulp durven zoeken en dat we daardoor zicht krijgen op beginnende kindermishandeling, en het samen met ouders oplossen voordat het erger wordt. Dat ouders zich geholpen voelen en dat de hulp een goede-ouderervaring wordt.
Het is wel lastig het resultaat cijfermatig te monitoren. Met vragenlijsten gaan we wel proberen te meten of het mechanisme werkt. De eerste hoop is dat professionals het gevoel hebben dat ze sneller en makkelijker in gesprek raken en dat ze ervaren dat mensen hen makkelijker aanspreken en eerlijk vertellen hoe het thuis is.