VNG Magazine nummer 14, 27 september 2019

Auteur: Leo Mudde | Beeld: Jiri Büller

De polarisatie op sociale media is gevaarlijk. De extreme standpunten, links en rechts, zijn echter geen afspiegeling van de werkelijkheid. De gematigde stem van het midden is het grootst, maar die houdt zich stil. Burgemeesters, raadsleden, zij moeten die groep opzoeken en ernaar luisteren. Filosoof en Denker des Vaderlands Daan Roovers: ‘Wie zijn die mensen die zich niet roeren? Als ik burgemeester was, zou ik daarover nadenken.’


De Denker des Vaderlands bemoeit zich actief met de politiek. Meer precies: met de staat van de democratie. De democratie zoals wij die kennen, is aan een flinke verbouwing toe, volgens filosoof Daan Roovers. Maar populistische alternatieven als referenda zijn geen antwoord op de vragen die terecht worden gesteld. En wat we vooral niet moeten doen, is meegaan in de polarisatie. De stem van het midden is nog altijd gematigd en genuanceerd, ook al moeten we moeite doen om die te horen.

Daan Roovers was een paar weken geleden een van de sprekers op het eerste Democratiefestival, een initiatief om op een laagdrempelige manier met een groot publiek in gesprek te gaan over het belang van democratie en het openbaar bestuur. Op de eerste dag vloog een vliegtuigje over het festivalterrein met de banner ‘Democratie = Referendum’. Was getekend: Forum voor Democratie.

Het referendum komt in discussies vaak terug als de ultieme vorm van democratie. Het was ook een terugkerend punt in de Twitterdiscussie over het Democratiefestival: dezelfde D66-minister Ollongren die nu een duur feestje organiseerde, had eerder het referendum afgeschoten. Daan Roovers is geen voorstander van het raadgevend referendum, zegt ze. ‘Het is een instrument, maar een bot instrument. Je kunt alleen maar ja of nee zeggen, dat is te weinig om besluiten op te baseren. Democratie is een gesprek voeren, een mening vormen door een debat. Dat ondervang je niet met een referendum.’

Wat vindt u eigenlijk van de kritiek op de democratie zoals wij die kennen?
‘Internationaal doet Nederland het relatief best goed, zeker als je het vergelijkt met Engeland of Frankrijk. Een meerpartijensysteem, een lage kiesdrempel, allemaal dingen die de onvrede onder burgers wegnemen waardoor de vlam niet zo snel in de pan slaat als bijvoorbeeld in Frankrijk, met z’n gele hesjes. Dat die beweging hier niet aanslaat, heeft zeker ook met ons democratisch systeem te maken.’

U noemde in uw toespraak op het Democratiefestival de representatieve democratie ‘versteend’. Verdwijnt de gemeenteraad op termijn om plaats te maken voor meer directe vormen van democratie?
‘Nee, dat zal niet snel gebeuren, er moeten toch besluiten worden genomen. Maar over de manier waarop gemeenteraden worden samengesteld, zou je wel moeten nadenken. Sowieso zouden de politieke partijen misschien weleens kunnen verdwijnen. We moeten denken over een andere invulling, bijvoorbeeld loting zoals David Van Reybrouck voorstelt ('Omarm de reaguurder', VNG Magazine 17 april 2015, red.): een systeem waarin iedere burger z’n “corvee” doet. Het lijkt me zinniger dáár over na te denken, over hoe we de band met de burger kunnen verstevigen, dan te discussiëren over de vraag of we de democratie moeten invullen met internet en digitale peilingen. Polls zijn eigenlijk gewoon referenda. Wat je met referenda doet, is mensen vragen niet één keer te stemmen, maar vaker. Aan het systeem zelf verandert niets, dus dat lijkt me geen oplossing.’

Burgemeesters hebben echt wel een probleem

Burgemeesters komen met u praten over het functioneren van de lokale democratie. Gaan die gesprekken over dit soort zaken, internetpeilingen, 
referenda?

‘Ik heb straks het eerste gesprek, dus ik weet nog niet precies waar het over gaat. Dat ze met mij in gesprek willen, heeft, denk ik, te maken met de toon die ik aansla. Ze zien eindelijk iemand die mee wil doen, mee wil praten en niet meteen al het bestaande wil afpakken. Blijkbaar is dat heel erg nodig.’

Misschien zien de burgemeesters in u, als buitenstaander, iemand die hen de weg kan wijzen. Als er één bestuurlijke functie aan verandering onderhevig is, dan is het de burgemeester. 
‘Burgemeesters hebben echt wel een probleem. Op straat staan groepen mensen tegenover elkaar, de reacties op de aanslag op de tram in Utrecht bijvoorbeeld waren heftig. Polarisatie is een bestuurlijk probleem, vooral voor de burgemeesters die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid en de openbare orde.’

De media dragen volgens u bij aan de polarisatie. Legt u dat eens uit.
‘Vooral op sociale media zie je overal fitties opduiken. Traditionele media doen verslag van wat zich op Twitter afspeelt. Journalisten zijn gespitst op het leuke tegengeluid, ze willen kijkcijfers en nieuws. Zo ontstaat een populistische monocultuur, uit angst om een bepaalde woede uit de samenleving te missen. En de schreeuwers in het politieke debat zien dat, als ook de mainstream media over hen berichten, polarisatie wordt beloond. Een selffulfilling prophecy, die er ook toe leidt dat de traditionele media zich van hun achterban vervreemden.’

Entertainment

Maar de serieuze media hanteren toch journalistieke en ethische normen? Of is dat een romantische misvatting van een oudere journalist?
‘Dat denk ik, ja. Ik ben zelf journalist geweest, dus ik ken de normen als: hoor en wederhoor, en één bron is geen bron. Dat wordt allemaal niet meer zo nauw genomen. Het is ook niet altijd journalistiek wat wordt bedreven, het is entertainment. Dat heeft vooral te maken met de enorme concurrentiestrijd om onze aandacht, er zijn zo veel media, kranten, zenders en websites. Zoals in een straat vol restaurants de eigenaren je naar binnen willen praten, zo zijn media ook bezig. En dan helpt een extreme boodschap mensen sneller over de drempel dan een serieus verhaal.’

Van Reybrouck zegt dat bestuurders niet bang moeten zijn voor reaguurders, maar ze juist moeten omarmen omdat het betrokken burgers zijn. 
‘Dat vind ik een sympathieke houding. Ik heb een hekel aan cynisme en bewegingen die dat in de hand werken. Nepinspraak bijvoorbeeld. Je geeft mensen een podium om hun woede te ventileren en vervolgens trek je je handen ervan af. Dat is iets om cynisch van te worden, het werkt verdovend voor de democratie.’

Polarisatie is meer een beeld dan een feitelijke situatie, zei u op het Democratiefestival. Wat bedoelde u daarmee?
‘Uit onderzoeken blijkt steeds dat het overgrote deel van de Nederlanders best gelukkig is. Het sterke midden, dat zich op sociale media niet laat horen, heeft nog altijd gematigde, genuanceerde opvattingen. Die gematigde middenstem zou je als gemeenteraad of als burgemeester aan het woord moeten laten. De extremen praten zichzelf het nieuws wel in, de kunst is om ook de mensen die niet komen klagen op de radar te krijgen.’

Misschien willen ze dat niet, bijvoorbeeld omdat ze een keer in de vier jaar stemmen wel genoeg vinden.
‘Maar het is toch belangrijk om te weten wie ze zijn, en hoeveel, en of ze tevreden zijn of zich juist afgekeerd hebben, en waarom dan? Als ik burgemeester was zou ik daarover nadenken. Wie zijn de mensen die zich niet roeren?’

Gevaarlijk

Vindt u de polarisatie op sociale media gevaarlijk?
‘Ja. Mensen zijn vatbaar voor beïnvloeding en dat kan zomaar naar links of naar rechts doorslaan. De essentie van democratie gaat over de geweldloze overdracht van de macht van de ene naar de andere partij. Democratie gaat niet over: wat is het juiste beleid, of welk beleid wordt er gevoerd, het gaat eigenlijk alleen maar over machtsverhoudingen. Maar die moeten wel gebaseerd zijn op de geïnformeerde opvattingen van de bevolking. Als men maar wat roept, krijg je zo veel opvattingen dat iedereen ermee aan de haal kan gaan. Het wordt dan een soort zeil waar de wind onder kan slaan en alle kanten op kan waaien. Dat lijkt me heel gevaarlijk. Kijk hoe vreselijk mis het kan gaan in Engeland.’

Als de jongeren, die in grote meerderheid tegen de brexit zijn, waren gaan stemmen bij het referendum, was de brexit nooit doorgegaan. 
‘Ze dachten dat er toch geen meerderheid voor een brexit zou zijn. Ik kan leven met andere opvattingen over democratie, maar ik heb moeite met gemakzucht, met politieke luiheid.’

Het land besturen is geen potje knikkeren

‘Wij zijn de politiek’ heet uw boekje dat dit voorjaar verscheen, waarin u pleit voor een nieuw politiek bewustzijn. Een duidelijke titel.
‘Politiek is te belangrijk om aan anderen uit te besteden, wij zijn inderdaad allemaal die politiek. De klimaatspijbelaars beseffen dat, maar niet iedereen hoeft activist of demonstrant te worden om politiek betrokken te zijn. Wie in de ondernemingsraad van een bedrijf zit, of in de medezeggenschapsraad van een school, doet ook aan politiek.’

Jongeren

Ik was op het Democratiefestival bij een lezing van Lisa van der Geer, een scholier van zestien met een heel volwassen verhaal over het belang van schone lucht en de gevaren van sociale media. Jongeren als zij en Greta Thunberg lijken aan invloed te winnen. Zijn we getuige van een nieuwe periode waarin jongeren de politiek wakker schudden?
‘We moeten jongeren in ieder geval meer betrekken bij politiek en democratie. Het onderwijs zou daar veel meer aandacht voor moeten hebben. Tussen hun vierde en zestiende jaar zitten kinderen op school, dan hebben we ze binnen. Daarna zijn we ze kwijt, dus in die periode moeten we ze leren over democratie. Het is flauw om alles op het bord van de onderwijzer te leggen, maar het is wel de periode waarin we iets kunnen doen. Een vak als maatschappijleer zou echt weer aandacht moeten krijgen.’

De stemgerechtigde leeftijd verlagen naar zestien, is dat een goed idee?
‘Ik ben daar wel voorstander van. Ik lees ook dat een stem van jongeren zwaarder zou moeten wegen dan van ouderen, omdat zij een langere toekomst hebben. Dat vind ik onzin. Maar ze eerder kennis te laten maken met politiek lijkt me wel goed. Op hun zestiende zijn jongeren geïnteresseerder dan op hun achttiende. Dan gebeurt er zo veel, ze gaan het huis uit en krijgen relaties, dan kunnen ze politiek er niet bij hebben. Als ze zestien zijn, staan ze daar nog voor open. Maak de stap om deel te nemen aan het democratisch proces dan ook laagdrempeliger.’

En een opkomstplicht bij verkiezingen, zoals in België, is dat een oplossing voor wat u politieke luiheid noemt?
‘Nee, de nadelen daarvan zijn groter dan de voordelen. Een proteststem is alleen zinvol in een systeem waarin geen opkomstplicht is, anders wordt elke stem gemakkelijk een proteststem. Ik geloof wel in ons huidige systeem, waarin je een beetje moeite moet doen maar ook weer niet te veel. In Amerika moet je veel moeite doen om te kunnen stemmen. Je ziet wat daarvan kan komen. Van alle systemen die ik ken, is het Nederlandse zeker niet het slechtste.’

Verantwoordelijke kiezer

Politici zeggen vaak, na een verkiezing, dat de kiezer altijd gelijk heeft. Maar is dat ook zo?
‘Daar kan ik moeilijk iets over zeggen. Je kunt de kiezer niet corrigeren in zijn opvattingen, zeggen wat hij van iets wel of juist niet moet vinden. In Amerika stemden veel mensen op Trump, ook al was dat niet in hun belang. Maar dat is geen reden om te  zeggen dat ze ongelijk hadden. Ik vind wel dat je mensen moreel kunt aanspreken op hun verantwoordelijkheid als kiezer. Je kunt de Amerikaanse kiezers wel confronteren met het feit dat zij Trump in het zadel hebben geholpen, en dat hij niet alleen de man van “America First” is maar ook de man die zich neerbuigend uitlaat over shithole countries en over vrouwen en minderheden. Je mag kiezers confronteren met de consequenties van hun beslissingen. Het land besturen is geen potje knikkeren. Stemmen op iemand omdat het zo’n leuke man of vrouw is, is een iets te lichte opvatting van democratie.’

Maar dat is toch niet nieuw? Hans van Mierlo, Ed Nijpels, Wouter Bos, het waren allemaal frisse gezichten met een grote gunfactor.
‘Ik vind het mijn taak om de kiezer aan te spreken op z’n verantwoordelijkheid. De tijd is voorbij om een beetje vrijblijvend te stemmen en te denken dat het toch geen consequenties heeft. Democratie wordt pas echt ernstig genomen als ze bedreigd wordt. De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog was iedereen zich bewust van de gevaren die een democratie kunnen bedreigen. Een groot trauma gaat maar een of twee generaties mee, dan verwatert de gedachte aan dat trauma en wordt het weer een vanzelfsprekendheid. Dan wordt het weer gewoon dat we in een vrij land leven en dat het niet zoveel meer uitmaakt op wie of wat je stemt.’

Misschien moeten kiezers wel een klein examen doen op internet, voor ze mogen stemmen.
‘Halverwege de negentiende eeuw kwam de filosoof John Stuart Mill al met dat idee. Heel interessant, maar we moeten het niet doen. Mill zei: iedereen mag stemmen, maar als je iets weet van een bepaald onderwerp krijg je een extra stem. Iedereen zou aan het begin gelijke stemrechten moeten hebben, maar je moest extra stemrecht kunnen verdienen omdat je ergens verstand van had, of je ergens in had verdiept. 
‘Dat vond ik sympathiek. De Amerikaanse filosoof en politicoloog Jason Brennan heeft iets soortgelijks beschreven in zijn boek Against democracy: extra stemrecht voor meer geïnformeerden. Niet omdat die mensen belangrijker zijn, maar omdat je er belang bij hebt als je je verdiept in de democratie. Dat vind ik een heel goed idee, en tóch kan het niet. Want het allerbelangrijkste in een democratie is dat elke stem even zwaar telt. Er zijn maar twee dingen belangrijk: dat macht geen verschil maakt, en dat geld geen rol speelt. Die pijlers zijn zo fundamenteel, daar moet je van afblijven.’