Vincent Ohlrichs helpt de gemeente Huizen toegankelijker te worden
Van drempels die nooduitgangen voor rolstoelers onmogelijk maken tot de bereikbaarheid van een invalidentoilet. Hoe kun je als gemeente nu echt de toegankelijkheid binnen je gemeente testen? Nou, door ervaringsdeskundigen op pad te sturen. Steeds meer gemeenten schakelen mensen met een beperking in om locaties te testen op toegankelijkheid. In Huizen is Vincent Ohlrichs in die rol wereldberoemd geworden.
De 47-jarige geboren Amsterdammer verhuisde als kind met zijn ouders naar Huizen, omdat hier voor hem een geschikte school te vinden was. Vincent is spastisch en zit in een rolstoel. Dat belemmert hem niet om regelmatig naar concerten van Trijntje Oosterhuis te gaan, die hij inmiddels persoonlijk kent, of op de tribunes bij Ajax te zitten. Of zoals hij zelf zegt op de website van de gemeente Huizen: “Mijn ervaring om met ‘uitdagingen’ te leven deel ik graag!” Goedgebekt en met de nodige humor gaat hij elke dag weer die uitdagingen aan.
Sinds twee jaar werkt Vincent vanuit de LFB, de landelijke belangenorganisatie dóór en vóór mensen met een verstandelijke beperking, 4 uur per week voor de gemeente Huizen. Als adviseur toegankelijkheid én als voorzitter van het Toegankelijkheidspanel gaat hij op pad om obstakels in de openbare ruimte en in gebouwen te signaleren. Met zijn Amsterdamse directheid weet hij deze signalen elke keer weer op rake manier af te geven, zoals soms in de lokale media.
Interview met Vincent Ohlrichs
Hoe ben je begonnen als adviseur?
“Ik heb de stoute wielen aangetrokken en ben in 2016 zelf naar de toenmalige wethouder Janny Bakker toegestapt. Ik zei haar dat ik nog wel tijd over had en graag iets wilde doen voor de gemeente Huizen. Ik wil altijd meehelpen aan verbeteringen, aan het helpen van anderen. Daarnaast was ik vooral toe aan een uitdaging. Ze ging er over nadenken, maar liet al snel weten met mij verder te willen. Inmiddels ben ik nu ‘het gezicht van het VN Verdrag voor de gemeente Huizen’.”
Waar let je op in je werk?
“Het VN Verdrag gaat verder dan alleen mensen in een rolstoel. Naast fysieke toegankelijkheid letten we daarom ook op sociale toegankelijkheid. Dat je goed te woord wordt gestaan, dat je makkelijk bij de juiste informatie kan komen en dat deze informatie wordt gedeeld in begrijpelijke taal. Niemand zit te wachten op moeilijke folders waarvan je niet begrijpt wat er in staat. Ik ben voorzitter geworden van het Toegankelijkheidspanel, een club van vijf mensen met een beperking, die de gemeente Huizen helpt toegankelijker te worden.”
En hoe doet het panel dat precies?
“We brengen obstakels in kaart, samen met de organisatie Ongehinderd, een andere organisatie die de gemeente helpt. Samen brengen we veel knelpunten naar voren. Niet alleen bij gemeentelijke gebouwen, ook bij winkels. Het panel signaleert dingen in de fysieke ruimte, zowel in de openbare ruimte als in gebouwen. Van winkeliers die veel dingen op de stoep hebben uitgestald, zodat er geen wandelwagen of een oudere met rollator langs kan, tot gebouwen waar het invalidentoilet slecht bereikbaar is. De gemeente gaat natuurlijk alleen over de openbare ruimte, maar werkt daarnaast ook aan bewustwording bij andere partijen, zoals winkeliers. Zoals horecagelegenheden die geen invalidentoilet hebben. We kijken ook naar de toegankelijkheid bij evenementen. Is daar bijvoorbeeld een invalidentoilet nodig? Wat we bijvoorbeeld vooral elkaar hebben gekregen is dat het nu bij een evenement een voorwaarde is dat er bewegwijzering komt die laat zien waar het dichtstbijzijnde invalidentoilet is.”
Hoe gaat de samenwerking met de gemeente?
“Heel goed. De gemeente kijkt vooral naar gemeente regels en de eigen organisatie. Wij kijken vanuit ons menselijk oogpunt. Daarom is het zo belangrijk dat we zo goed samenwerken. Ik vind het een hele eer om voor de gemeente Huizen te werken. Het is een van de beste gemeenten van Nederland op het gebied van toegankelijkheid en is altijd bereid om te luisteren en te komen met snelle oplossingen.”
Je neemt geen blad voor je mond in je werk. Doe je dat bewust?
“Ik zie vaak mensen om mij heen die zich niet goed kunnen uitdrukken. Omdat ik dat wel goed kan zie ik het dan ook als mijn missie, om dat dan te gebruiken. Juist om degenen die dat niet goed kunnen te helpen. Het is belangrijk in het werk dat ik doe. En ze weten me steeds meer te vinden, ook voor de krant. Of het nu gaat over de Dag van de Toegankelijkheid of het Panel. Gelukkig kan ik nog gewoon over straat.” (Vincent lacht).
Verder geef je regelmatig presentaties. Wat geef je daarin mee?
“Ik geef vooral presentaties aan (nieuwe) leden van raadscommissies van de gemeente medewerkers van de Wmo Raad en spreek regelmatig medewerkers in het sociaal domein. Hoe kunnen ze beter ondersteunen vanuit de hulpvraag? Bejegening is bijvoorbeeld een heel erg belangrijk thema. Dat ik in een rolstoel zit verander je nooit, wel hoe mensen met je omgaan en naar je kijken. Je kunt gewoon tegen me praten, het hoeft niet altijd medisch. Je hoeft niet een bepaald toontje tegen me aan te slaan omdat ik in een rolstoel zit. Dat is een van de belangrijke dingen van het Wmo Loket dat ik wil meegeven: we zijn normale mensen, ook al zitten we in een rolstoel. Kijk verder achter de beperking. Je moet kijken naar de vraag achter de hulpvraag.”
De gemeente
Elsemieke Giezen, beleidsmedewerker maatschappelijke ondersteuning, werkt als een aanjager om de signalen van het Toegankelijkheidspanel om te zetten in acties vanuit de gemeente. Ze noemt het ‘heel waardevol’ dat Vincent hier in dienst is. “Omdat hij hier in het gebouw aanwezig is ervaar je nog meer waar iemand als hij tegenaan loopt. Je wordt er zelf mee geconfronteerd bijvoorbeeld hoe moeilijk het is om een jas aan te trekken. Je staat daar niet dagelijks bij stil. Zo leer je zelf ook anders kijken naar dingen.
We vinden vanuit de gemeente het heel erg belangrijk dat ervaringsdeskundigen het vertellen. Er is niet één waarheid, het is goed om het vanuit verschillende kanten te bekijken. Vincent laat zich niet weerhouden door zijn beperking, hij krijgt heel veel voor elkaar. Op een congres stelt hij makkelijk publiek kritische vragen. Hij is nergens bang voor, trekt zijn mond wel open. Daardoor luisteren mensen echt naar hem, ze nemen de moeite om te horen wat hij te zeggen heeft.”