VNG Magazine nummer 4, 8 maart 2019
Het milieu is een hot issue, vooral onder jongeren. Millennials maken zich – terecht – erg druk over de opwarming van de aarde, de vervuiling van oceanen en het verdwijnen van bossen en oerwouden, met alle gevolgen voor het uitsterven van diersoorten. Het zou dus eenvoudig moeten zijn voor provincies om jongeren naar de stembus te krijgen op 20 maart. Provincies zijn immers belangrijk voor het onderhoud van natuurgebieden, openbaar vervoer en de opwekking van duurzame energie. Ook spelen provincies een rol bij woningbouw en betaalbaar wonen is belangrijk voor jongeren. Maar zij zullen massaal thuisblijven bij de Provinciale Statenverkiezingen.
De eens zo machtige provincies – die onze Republiek vormden – hebben bijna al hun status verloren. Het Rijk weet ook niet wat het met de provincies aan moet. De commissie-Remkes komt niet veel verder dan wat gratuite opmerkingen over een betere verantwoording en de uitslagen op de website van de Kiesraad zetten. Maar dat zal niet leiden tot massale politieke deelname.
Deels is het afhaken van burgers een kennisprobleem. Het is schrikbarend hoe weinig mensen op de hoogte zijn dat we via de provincies de senaat kiezen en daarmee invloed uitoefenen op de landelijke politiek. Onderzoek naar niet-stemmers toont aan dat veel thuisblijvers aangeven te weinig te weten van de provinciale politiek en welke politieke partijen meedoen. Bij meer dan 50 procent van vooral jonge kiezers is dit gebrek aan kennis de belangrijkste reden om de verkiezingen over te slaan. Opvallend is dat juist provincies met een sterke identiteit – zoals Brabant en Limburg – een zeer lage opkomst kennen (respectievelijk 43 en 45 procent).
De provincies hebben zich de kaas van het brood laten eten
Die geringe deelname is problematisch omdat het openbaar bestuur voor zijn legitimiteit afhankelijk is van steun onder de bevolking. Een overheid kan eveneens legitimiteit putten uit de waardering van burgers voor hun productie: de zogeheten ‘output-legitimiteit’. En daar hebben de provincies zich de kaas van het brood laten eten. Voorheen hadden zij aandelen in nutsbedrijven die voor enorme dividenduitkeringen zorgden. Daarmee hadden de Nederlandse provincies het Noorse Model kunnen kopiëren: geld uit aandelen in energiebedrijven inzetten om mooie dingen voor de mensen te doen. Maar de provincies verkochten de aandelen en de miljardeninkomsten zijn in korte tijd versnipperd uitgegeven aan zaken waar burgers weinig van merken. Die aandelen hadden provincies ook ongekende invloed kunnen geven op de energiesector om de transitie naar schonere technieken af te dwingen.
Het geld is weg, en burgers blijven weg. Wat kan de provincie nog redden?
André Krouwel is oprichter van Kieskompas en werkt als politicoloog aan de Vrije Universiteit: andre.krouwel@vu.nl, @AndreKrouwel