Nummer 2, 2016

Gemeenten helpen hun inwoners die niet (meer) sociaal participeren vanwege armoede en schulden. Armoede vormt niet alleen een financieel vraagstuk, maar raakt ook aan het meedoen in de maatschappij, gezondheid en duurzaamheid.


Alphen aan den Rijn, Eindhoven en Leiden laten zien hoe zij ondanks druk op het budget, hun inwoners activeren. Slimme combinaties en vrijwilligers spelen daarbij een sleutelrol.

Auteur: Marten Muskee

Schaarste door schulden beperkt het denkvermogen van mensen. Ze gaan bij de dag leven en kiezen veelal voor oplossingen op de korte termijn. Sociale deelname valt dan al snel af, een maaltijd is belangrijker. De gemeente biedt deze inwoners de nodige perspectieven en helpt hun leven weer op de rails te zetten.

Wethouder Willem-Jan Stegeman (D66) in Alphen aan den Rijn (werk, inkomen, participatie) noemt het zijn eerste zorg dat gezinnen of alleenstaanden die op of onder de inkomensgrens leven, in een stabiele situatie komen. Dat raakt aan het armoedebeleid. Gezinnen die financieel in de problemen zitten vanwege bijvoorbeeld hoge ziektekosten of kinderen die opgroeien, mogen sociaal niet buiten beeld raken. Dat is de basisvoorwaarde.

Eén samenwerkingsverband

‘Iedereen moet mee kunnen doen, daar is het beleid in Alphen aan den Rijn op gericht. Heb je voldoende geld om mee te doen nadat de basisuitgaven zijn betaald? Het gaat daarbij overigens niet alleen om arme of zieke mensen, maar ook om de kluizenaar die zich onttrekt aan de maatschappij of om mensen met psychische problemen die vereenzamen. Ook laaggeletterdheid kan een reden zijn om niet mee te doen.’

De gemeente heeft bij de aanbesteding van sociale participatie één aanbestedingsproces doorlopen en is een overeenkomst aangegaan met één samenwerkingsverband van verschillende zorg- en welzijnspartners. Dit samenwerkingsverband biedt ondersteuning op maat, zo veel mogelijk in een breed laagdrempelig aanbod in de wijken. Alphen aan den Rijn heeft in die opdracht ook het bestaande welzijnswerk en de tegenprestatie uit de Participatiewet opgenomen.

Volgens Stegeman staan hierbij de mogelijkheden van de inwoner centraal. ‘Door deze manier van aanbesteding van het sociaal domein kunnen we combinaties maken tussen verschillende aanbieders. De welzijnsorganisatie werkt nu bijvoorbeeld samen met de bibliotheek. Die combinaties zorgen voor het sociaal versterken van inwoners die het niet meer gewend zijn om mee te doen en vereenzamen.’

De gemeente heeft opdrachten uitgeschreven voor het opgroeien en de ontwikkeling van kinderen van - 9 maanden tot 12 jaar en voor kinderen van 12 tot 27 jaar. Doel is kwetsbare inwoners veel beter te bereiken en te ondersteunen in basisvoorzieningen. De aandacht richt zich op het ontwikkelen van talenten en vaardigheden en een gezonde leefstijl. Bij de tweede leeftijdsgroep komt daar het zelfredzaam deelnemen aan de maatschappij nog bij. ‘De markt kreeg de opdracht er een programma voor te maken en ook hier zien we allerlei combinaties ontstaan tussen welzijn, sportorganisaties en cultuur zoals de bibliotheek en het theater. We erkennen dat de jeugd als doelgroep meer ondersteuning nodig heeft. Jongeren horen gezond op te groeien en goede gewoontes bijgebracht krijgen, zodat ze later stevig in de maatschappij staan.’

De sociale transitie maakt het in Alphen aan den Rijn gemakkelijker om partijen met elkaar te verbinden om zo de meest optimale zorgplek te vinden. En het werkt. Het welzijnswerk en nieuwe Wmo-taken zijn vorig jaar aanbesteed aan ‘Tom in de buurt’. Zorg- en welzijnsorganisaties hebben de handen ineengeslagen. ‘Er is één aanspreekpunt en de medewerkers in het veld merken dat zij cliënten gemakkelijker kunnen verwijzen. De professionals kennen elkaar doordat ze vanuit één plek werken en de lijnen kort zijn. Daarnaast kunnen de wijkmanagers gemakkelijker achter de voordeur kijken bij cliënten. Dat maakt dat Tom inhoudelijk goede programma’s levert.’

Technologieregeling

Lenie Scholten (GroenLinks), de Eindhovense wethouder voor armoedebeleid, welzijn en zorg, ziet een dilemma bij het armoedebeleid. Naarmate een gemeente dat ruimhartiger toepast, wordt de armoedeval groter. Veel regelingen vervallen boven een bepaalde inkomensgrens  en de vraag is of de inkomensstijging dat compenseert.

Eindhoven heeft het armoedebeleid zo ingericht dat het de basale maatschappelijke participatie van inwoners garandeert. Mensen met weinig geld krijgen een bijdrage zodat ze kunnen sporten, het openbaar vervoer voor inwoners met een minimuminkomen is gratis en er is een technologieregeling voor kinderen in het voortgezet onderwijs waarbij ze een computer krijgen.

Verder is er de schoolkostenregeling waarmee ouders onder meer de eigen bijdrage voor hun kinderen aan de school kunnen betalen. ‘Kinderen mogen niet de dupe worden, is het credo in Eindhoven. Zo kennen we de Stichting Leergeld Eindhoven, het Jeugdsportfonds  en het Jeugdcultuurfonds. De regelingen werken naar tevredenheid. De sportdeelname in Eindhoven is hoger dan in andere steden, veel inwoners maken er gebruik van.’

Geen doelgroepenbeleid

De gemeente kent geen doelgroepenbeleid meer. Dat werkt volgens Scholten stigmatiserend en het houdt de doelgroepen gevangen binnen zichzelf. De gemeente wil ze juist met elkaar mengen. Eindhoven voert een proactief vrijwilligersbeleid en beschikt over de Vrijwilligersacademie, een platform dat de deskundigheid bij alle vrijwilligers in de gemeente bevordert. Er is bij de drie decentralisaties goed over nagedacht wat het beleid wordt rond de participatiemaatschappij. Bij het inrichten van de wijkteams zijn radicale keuzes gemaakt waarbij het draait om ‘samen kracht, eigen kracht en wederkerigheid’.

Scholten: ‘De wijkteams helpen iedereen met een ondersteuningsvraag, maar wat kan de cliënt in ruil daarvoor terugdoen? We proberen mensen te verbinden via actief burgerschap waarbij inwoners één op één aan elkaar worden gekoppeld.’ Scholten noemt het voorbeeld van een wiskundeleraar die taalmaatje werd en van iemand die voor anderen kookt.

Sociale basis

In wijken met lage inkomens is de onderlinge betrokkenheid best groot via niet-officieel vrijwilligerswerk. In dat informele circuit slaan volgens Scholten initiatieven zoals het boodschappenmaatje of activiteiten van Humanitas goed aan. In de betere wijken zijn bewoners hiervoor te druk met hun banen, maar ze zijn wel actief in de sportvereniging van hun kinderen. ‘Dat is een andere vorm van participatie.’ 

Eindhoven investeert in de sociale basis, de basisvoorzieningen moeten beschikbaar zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld over huiskamers of activiteiten op scholen waar ouders met elkaar in contact kunnen komen. Wethouder Scholten legt de focus op ‘normaliseren’. ‘Wij willen dat inwoners zo prettig en zo lang mogelijk in hun wijk kunnen blijven wonen. Daar moet je de basis­infrastructuur op aanpassen.’ Ook Eindhoven moest het nodige bezuinigen op buurthuizen en bibliotheken. Sommige buurten houden nu zelf de bibliotheek of het buurthuis open. ‘Dankzij het enthousiasme en het-is-van-ons-gevoel ontstaan daar meer activiteiten en aanloop.’

Het minimabeleid in Leiden is erop gericht dat ook inwoners met weinig geld mee moeten kunnen doen in de stad. Met name kinderen mogen niet de dupe zijn van ouders die weinig geld hebben. Voor degenen die in een uitkering zitten, wordt ook de tegenprestatie aangegrepen om mee te doen. Het gaat volgens Marleen Damen (PvdA), wethouder werk, inkomen en wijken, om nieuwe vormen van participatie. ‘Leiden voert een ruimhartig minimabeleid. Zo  is er een declaratieregeling om participatie te bevorderen. Inwoners kunnen 210 euro per persoon per jaar declareren om mee te doen en dat kan van alles zijn. De gemeente wil mensen niet aan een lijstje binden hoe ze moeten participeren, daar komen ze samen met de uitvoerder wel uit.’

Kindpakket

Leiden staat inwoners bij die een inkomen hebben tot 120 procent van het wettelijk minimumloon. Daarnaast biedt de gemeente een kindpakket aan waarin een clustering aan regelingen voor kinderen is ondergebracht. Nieuw dit jaar is dat kinderen niet langer hoeven te kiezen tussen sport of mu­ziekles, ze komen voor beide regelingen in aanmerking. Het college besloot vorige week dat ook ouders in de schuldsanering (die niet op het minimum zitten, maar van wie het feitelijk besteedbaar inkomen wel laag is) voor ondersteuning in aanmerking komen.

Damen: ‘Onze belangrijkste focus is de inkomenspositie en de autonomie van de inwoners te verbeteren, die nu en op langere termijn niet in staat zijn deel te nemen in de samenleving. Zij moeten mee kunnen doen en dat kan ook via vrijwilligerswerk. De gemeente heeft alle organisaties en clubs opgeroepen om binnen de eigen organisatie te kijken of ze vrijwilligers kunnen plaatsen. De gemeente ondersteunt hen daarbij.’

Snelle hulp

Het zijn vooral de mensen met een laag inkomen (veelal alleenstaande ouders) en mensen met een slechte gezondheid die de risicogroepen vormen. Meestal is er sprake van een combinatie van factoren. Mensen in de bijstand hebben grotendeels vanwege een laag opleidingsniveau geen startkwalificatie en bij hen spelen ook andere zaken als schulden. Voordeel van de drie decentralisaties is volgens Damen dat de wijkteams samenwerken met diverse disciplines. Zij kunnen snel bepalen welke hulp gewenst is.

‘Vorig jaar was een transitiejaar, toen moest de gemeente zorgen dat er niets van het bordje viel en dat zorg en ondersteuning gegarandeerd waren. Nu de verbindingen er liggen, kunnen we veel beter vraagstukken als armoede en schulden betrekken. De gemeente verleent laagdrempelige schuldhulpverlening door waar nodig aan te schuiven bij de sociale wijkteams en voor wat betreft werk en inkomen ook met een gebiedsgerichte aanpak waarbij consulenten verantwoordelijk zijn voor een of meerdere wijken.’

Bijzondere bijstand en schulden

Uit onderzoek blijkt dat de schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens de laatste jaren is verergerd.

Gemeenten zien een toename van de hulpvraag. Tegelijkertijd staan gemeenten onder druk door de enorme toename van de kosten van bijzondere bijstand.
De bijzondere bijstand wordt steeds vaker beschouwd als ‘logische’ demping voor negatieve (onvoorziene) inkomenseffecten voor individuele inwoners en gezinnen. Denk daarbij aan de kostendelersnorm, kindregelingen, beschermingsbewind, inrichtingskosten of  kosten voor rechtsbijstand.

Om meer richting te geven bij cruciale vragen rond financiële problematiek in de wijk hebben Platform31 en de VNG de handreiking De eindjes aan elkaar knopen uitgebracht.

www.platform31.nl/publicaties