Herkennen de burgemeesters in de biblebelt het beeld dat Jan Hoekman schetst van het werk van de politie in een overwegend bevindelijk gereformeerde gemeenschap? VNG Magazine legde een aantal observaties aan hen voor.‘De kerk kan onze partner zijn’
De gemeenschap houdt de problemen binnenskamers en ‘lost het zelf wel op’, waardoor overlast en probleemgedrag ontsnappen aan de aandacht van de politie.
Theo Segers (burgemeester van Staphorst): ‘Een aantal problemen blijft inderdaad achter gesloten deuren. Maar ik zie ook dat er vaak complimenten vanuit de gemeenschap komen voor het werk van de wijkagenten. Afgelopen zomer hadden we hier een vermissingszaak, waarbij de gemeenschap de wijkagent direct informeerde. Door die samenwerking en de lokale kennis kon er snel worden geschakeld, wat uiteindelijk leidde tot de oplossing van de zaak.’
Pieter van Maaren (burgemeester van Urk): ‘Ik zie eerder het tegenovergestelde. De criminaliteit op Urk loopt grotendeels gelijk met de landelijke trend. Het is wel zo dat in kleinere gemeenschappen de sociale controle hoger is, zelf ervaar ik dat als positief. Op Urk waren er in 2017 slechts vijftien woninginbraken, dat is echt niet zo weinig omdat men ze niet meldt bij de politie. Door de goede relatie van de inwoners met de wijkagenten is het oplossingspercentage op Urk daarbij opvallend hoog.’
Jan Kottelenberg (burgemeester van Neder-Betuwe): ‘Ja, de gemeenschap houdt haar problemen het liefst binnenskamers, maar dat vind ik niet zo vreemd. Men is betrokken bij elkaar en probeert voor elkaar in te staan. Dat is vaak positief, maar soms niet, namelijk als leden van de gemeenschap hierdoor beschadigd raken en zaken worden toegedekt. Met name bij zedenzaken kan dit wel het geval zijn. Politie en gemeentebestuur hebben wel een goed en regelmatig contact met de predikanten en de kerkenraden om ook deze zaken te bespreken.’
Breunis van de Weerd (burgemeester van Nunspeet): ‘Ik herken dat beeld wel een beetje. Ook de neiging om problemen intern op te lossen en geen aangifte te doen van gelijkgezinden is mij niet onbekend. Vooral in de relationele sfeer probeert men heel lang de problemen zelf, of met behulp van de kerk, op te lossen. Een woningbrand van drie jaar geleden is nog steeds niet opgelost, omdat niemand wil getuigen. De vraag is wel of dat een kerkelijk gebonden fenomeen is, of streekgebonden. Op de hele Veluwe kom ik een sterk ontwikkeld gevoel tegen van “overheid bemoei je niet met ons, we redden het zelf wel”. Zowel bij kerkelijke als niet-kerkelijke Veluwenaren.’
Men oordeelt subjectief over wat criminaliteit is: is de dader iemand uit de eigen gemeenschap, dan wordt het gedrag langs andere maatstaven gemeten. Onderlinge ruzies worden onderling afgedaan, betreft het iemand ‘van buiten’ dan wordt aangifte gedaan bij de politie.
Kottelenberg: ‘Beoordeelt men mensen uit eigen kring anders dan mensen van buiten de gemeenschap? Ja, maar dat is niet zo vreemd. Iedere ouder kijkt anders naar zijn eigen kinderen dan naar andermans kinderen. Ook in reformatorisch bevindelijke kringen voelt men zich verantwoordelijk voor elkaar. Dat is te prijzen. Waar de wet ernstig wordt overtreden, zoekt men wel de hulp van politie, maar ook van gemeentelijke zorgteams. Vaak schoorvoetend, er is een groot schaamtegevoel dat dit ook in hun kring voorkomt. Wellicht heeft dit ook te maken met de platte-landscultuur: je loopt niet met je vuile was te koop. Ook hier geldt voor kerk en politie dat het belangrijk is in elkaar te investeren.’
Wat zouden de belangrijkste aandachtspunten voor de politie moeten zijn voor het werken in een biblebeltgemeente?
Segers: ‘Zichtbaarheid op straat en bij lokale overleggen. Maak een praatje met de inwoners en zet in op nazorg, kom na een heftig incident een paar keer terug. Voel je als wijkagent betrokken en blijf je verwonderen. Vraag inwoners en sleutelfiguren in de gemeenschap om hulp. Zij weten of kennen vaak een praktische oplossing. Bij de jaarwisseling heeft de gemeenschap zelf stewards geregeld, de politie is dan op de achtergrond aanwezig. Hierdoor kennen we al jaren een dalende trend van vernielingen en overlast.’
Van Maaren: ‘De helft van de inwoners van Urk is jonger dan 25 jaar, belangrijk is dus de aandacht voor de jeugd: van jongeren op de fiets zonder licht tot vandalisme. Ook hierbij is de bekendheid van de wijkagenten belangrijk. Naast een hoger oplossingspercentage werkt dat ook nog eens preventief. De Urker is gezagsgetrouw, zowel richting ambtsdragers uit de kerk als de politie. Zwaardere criminaliteit blijft hierdoor onder jongeren gelukkig uit.’
Van de Weerd: ‘Het is van belang elkaar te kennen en te weten wat er speelt. De wijkagent kent de gemeenschap en heeft contacten met sleutelfiguren, ook met ambtsdragers en predikanten. Hij wordt gewaardeerd omdat hij duidelijke piketpalen heeft geslagen. Als gemeente hebben we periodiek overleg met vertegenwoordigers van de kerken. Daar komen dit soort onderwerpen ook op tafel. Zo nodig schuift de politie aan om mee te praten. Iedere week heb ik overleg met de politie en laat ik me bijpraten.’
Kottelenberg: ‘Mijn insteek is dat bevindelijk gereformeerden niet wezenlijk anders zijn dan andere Nederlanders. De politiecijfers in de gemeente Neder-Betuwe wijken ook niet sterk af van de omliggende gemeenten. Dat wil echter niet zeggen dat deze groep geen speciale aandacht vraagt. Echter als je hun cultuur begrijpt, zijn het fantastische mensen, net zo goed en slecht als u en ik. Gedreven ondernemende mensen die graag hun eigen zaakjes regelen. Maar wellicht is dit ook wel typerend voor de Betuwenaar. Ik kan er uitstekend mee uit de voeten.’