VNG Magazine nummer 3, 22 februari 2019
Auteur: Leo Mudde | Beeld: Comité van de Regio’s
Cor Lamers, voorzitter van de milieucommissie van het Comité van de Regio’s, wil het milieubeleid van de Europese Unie radicaal wijzigen. In Brussel verdedigde hij met succes zijn advies voor een stelselwijziging. Want zoals het nu gaat, werkt het niet langer.
Al sinds het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw geven Milieuactieprogramma’s (MAP’s) richting aan de ontwikkeling van het milieubeleid van de Europese Unie. Het zevende MAP loopt op z’n eind: in 2020 moet er een nieuw, achtste MAP zijn. En dat moet de Europese aanpak van de milieuproblematiek over een heel andere boeg
gooien, vindt het Comité van de Regio’s (CvdR), het adviesorgaan dat bestaat uit gekozen leden van plaatselijke en regionale overheden in alle 28 EU-landen.
Vorige week ging het CvdR in Brussel unaniem akkoord met een ontwerpadvies over de ontwikkeling van het achtste MAP dat gerust revolutionair mag worden genoemd. Het huidige milieuactieprogramma is niet uitvoerbaar gebleken. De doelstellingen worden niet gehaald, door een gebrek aan integraal beleid, onvoldoende financiering, onvoldoende kennisdeling en gebrekkige betrokkenheid en participatie van lokale gemeenschappen.
Dat kan zo niet langer, vond Cor Lamers. De burgemeester van Schiedam maakt deel uit van de Nederlandse vertegenwoordiging in het CvdR en is voorzitter van de commissie Milieu, Klimaatverandering en Energie (ENVE). Hoewel het niet gebruikelijk is dat commissievoorzitters rapporteur zijn van adviezen, vond hij dit onderwerp belangrijk genoeg om het zelf te schrijven en te verdedigen.
Systeemtransitie
Volgens Lamers behelst het advies niet minder dan een omslag in het denken over milieubeleid. ‘We hebben het in onze discussies over klimaat en duurzaamheid altijd over transities, zoals de energie- en de klimaattransitie. Wat wij nu voorstellen, zijn een systeemtransitie en een transitie in het denken. We willen dat de Europese Commissie op een heel andere manier naar haar doelstellingen gaat kijken. Niet langer álles in detail willen regelen, maar alleen wat minimaal geregeld móét worden.’
Lamers noemt dat de ‘rock bottom’, de harde bodem die voor iedere inwoner van de EU gegarandeerd is. Die bodem (in Brussel ook wel het acquis genoemd) bestaat uit gemeenschappelijke rechten en plichten die voortvloeien uit de Europese verdragen, verordeningen, richtlijnen, adviezen en gerechtelijke uitspraken. Het is gemeenschapsrecht waar je overal mag rekenen, of je nou in Athene of in Rotterdam woont.
Het aflopende MAP was niet slecht. Dat het niet heeft gebracht wat er zeven jaar geleden van werd verwacht, mag de Europese Commissie niet worden verweten, zegt Lamers. Het is, in vergelijking met het zesde programma dat nog een MAP ‘oude stijl’ was, al een goede stap in de richting van integraal werken. ‘Het is echter heel erg top-down geredeneerd vanuit de verwachting dat iedereen de EU-regels wel even gaat uitvoeren.’
Dat is niet realistisch en daarom is een andere werkwijze nodig, een gebiedsgerichte en integrale benadering die meer ruimte geeft aan steden en regio’s om verbindingen tussen verschillende beleidsterreinen te leggen en praktische oplossingen te vinden. ‘Om Einstein te citeren: “We kunnen een probleem niet oplossen met een werkwijze die dat probleem heeft veroorzaakt”.’
Niet langer álles in detail willen regelen
Implementatie
Er is de afgelopen twintig, dertig jaar best veel bereikt als het gaat over het vastleggen van regels. Het schort aan de implementatie ervan, constateert Lamers. ‘Daarom zeggen wij: zorg ervoor dat je, als je met nieuwe initiatieven komt, een doelstelling formuleert waarmee de steden en de regio’s zelf aan de slag kunnen. Het gaat om de lokale en regionale context. Luchtkwaliteit is in Nederland van een heel andere orde dan in Oostenrijk. We hebben er allebei mee te maken, maar je moet de Oostenrijkse oplossing niet in Nederland toepassen.’
Om samenhang in het beleid te realiseren, stelt Lamers een gebiedsgerichte aanpak voor. Steden en dorpen zijn speerpunten in de samenleving, belangrijke entiteiten waar mensen leven, werken en zich verplaatsen. Deze steden zijn bovendien verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de vervuiling die de maatschappij produceert. ‘Echter, landelijke en stedelijke gebieden verschillen van elkaar. We hebben op maat gemaakte oplossingen nodig, passend in het specifieke gebied.’
Dat het advies uit een Nederlandse koker komt, is niet verrassend. Gebiedsgericht en integraal werken is hier niet bijzonder meer en ook in Brussel zijn ze geïnteresseerd in deze aanpak. ‘Maar het systeem van de wetgeving is daar nog helemaal niet op ingericht. Dat moet veranderen want als je milieubeleid goed wilt implementeren, dan gaat dat alleen via een integrale aanpak waarbij je alle bestuursniveaus erbij betrekt.’
Ambitieus
Het is ambitieus om een aanpak waarover zelfs in Nederland nog volop wordt gediscussieerd, op Europees niveau te willen toepassen. Maar het móét, zegt Lamers: ‘Het oude systeem levert geen resultaten op. Kijk alleen maar naar de luchtkwaliteit. Veel Europese metropoolgebieden, maar ook plattelandsgebieden, hebben moeite om aan de richtlijnen te voldoen. En daar zijn we al twintig jaar mee bezig.’
Het moment waarop het CvdR zijn advies uitbrengt, is niet toevallig gekozen. Na de verkiezingen van 23 mei treden een nieuw Europees Parlement en een nieuwe Europese Commissie aan. ‘Het achtste MAP is van de nieuwe Commissie’, zegt Lamers. ‘Ambtelijk wil men er in Brussel ook nog niet de vingers aan branden, maar de huidige Eurocommissarissen vinden het prima dat wij de lead nemen. Bij hen is het kwartje gevallen, ze snappen dat als er een richtlijn wordt vastgesteld, die in Schiedam moet worden uitgevoerd, niet in Brussel.’
Hij verwacht ook bijval van het Europees Parlement. De voorzitter van de milieucommissie van het Parlement, Adina-Ioana Valean, zat naast Lamers toen hij zijn advies in het CvdR verdedigde en zei er ‘heel erg blij’ mee te zijn. Wat haar betreft is het een duidelijk signaal aan de nieuwe Commissie om het MAP niet op de lange baan te schuiven. Zelf noemt Lamers het advies ‘een leuk presentje’ voor de nieuwe Eurocommissarissen. Het CvdR is de eerste Europese instelling die zich uitspreekt over een nieuw milieubeleid. ‘Eigenlijk zou dit advies onderdeel moeten zijn van het inwerkprogramma van de nieuwe Eurocommissaris voor milieu.’
Een gezond leven
Hij heeft zelfs al een titel voor het achtste MAP bedacht: Een gezond leven voor iedereen. Lamers: ‘Als het gaat over milieu en duurzaamheid, denkt de de Europese burger het eerst aan gezondheid. Luchtkwaliteit, geluidhinder, gebruik van gevaarlijke stoffen, het heeft allemaal effect op de gezondheid. In Nederland lopen pilots met de Gezonde Stad, in mijn eigen Schiedam maar vooral in Utrecht. Misschien moeten die pilots voor Europa een aanjager zijn.’
Milieudoelstellingen concurreren in de praktijk met andere belangen. Ze zouden daarom moeten worden verbonden met de economische en sociale doelstellingen. Lamers is daarom gecharmeerd van de Gezonde Stad-aanpak. ‘Daarin is de gezondheid van mensen, natuur, economie en de maatschappij de basis voor het totale gemeentelijk beleid. Gezondheid is een bindend thema. Als je daarvoor kiest, sluiten de gelederen zich.'