Nummer 20, 15 december 2017

Auteur: Paul van der Zwan | Beeld: © Jiri Büller

Breda werkt samen met burgers, ondernemers en het onderwijs aan de reductie van CO2-uitstoot. De animo onder de deelnemers groeit snel, zegt wethouder Paul de Beer (D66): ‘Het aantal koplopers is zo groot dat zij inmiddels het peloton zijn gaan vormen.’


Het is een stip aan de horizon: een honderd procent duurzame energievoorziening. Om die te bereiken, heeft het toenmalige kabinet in 2013 het Energieakkoord voor duurzame groei gesloten. Werkgevers, vakbonden, milieuorganisaties en gemeenten tekenden het akkoord. Dat bevat diverse afspraken, bijvoorbeeld dat in 2020 14 procent van alle energie duurzaam wordt opgewekt en in 2023 16 procent. En het behelst rijksinvesteringen in de isolatie van huurwoningen, die leiden tot een lagere CO2-uitstoot.
Het kabinet-Rutte III is niet minder ambitieus. Het regeerakkoord stelt een nationaal Klimaat- en energieakkoord in het vooruitzicht waarmee met alle partijen de CO2-uitstoot verlaagd moet worden. Het kabinet kent een emissiereductiedoelstelling van 49 procent in 2030. Gemeenten zijn inmiddels hard aan de slag, onder meer om die CO2-uitstoot terug te dringen. Breda is een van hen, VNG Magazine sprak met wethouder De Beer.

Het CBS meldde onlangs dat de CO2-uitstoot in het derde kwartaal hoger is dan in diezelfde periode vorig jaar. Hoe alarmerend vindt u dat?
‘Dat is opvallend, de uitstoot zou namelijk minder moeten zijn gezien wat er onder meer lokaal wordt gedaan om deze terug te dringen. De belangrijkste verklaring vormt wellicht het economisch herstel dat is ingezet. Daardoor neemt de consumptie toe en vindt meer uitstoot plaats van CO2. Dat is een flinke tegenvaller, maar het maakt de opgave die we met zijn allen hebben om minder CO2 uit te stoten, des te groter.’

Welk beeld geeft de uitstoot in Breda te zien in deze periode?
‘De cijfers tot 2014 laten een dalende lijn zijn, zo blijkt uit de Klimaatmonitor van Rijkswaterstaat. Recentere cijfers hebben we niet. Ik ga er maar vanuit dat ook hier de CO2-uitstoot de afgelopen drie maanden is gestegen.’

Wanneer wil Breda CO2-neutraal zijn?
‘Als gemeentelijke organisatie streven we ernaar dat onze CO2-emissie in 2020 op nul ligt. Dat is geen harde verplichting, maar wel een drijfveer. We willen hiermee een voorbeeldige overheid zijn. We werken ernaartoe om Breda in 2044 CO2-neutraal te hebben.’ 

Hoe ver is Breda op streek?
‘Onze doelstelling voor 2044 dateert van 2008 en 2009 vormt het peiljaar, dat is dus de nulsituatie. De meest recente cijfers zijn van 2014: in vijf jaar tijd hebben we een reductie van CO2-uitstoot bereikt van 14 procent. Dat is niet slecht, maar we hebben nog 86 procent te gaan, dus dat is nog steeds een fikse opgave.’

Op welke manier geeft u als gemeente het goede voorbeeld?
‘Bijvoorbeeld met onze straatverlichting. We trekken er 6,5 miljoen euro voor uit om die te vervangen door ledverlichting. 30 procent van onze straatverlichting heeft inmiddels al ledlampen. Over twee jaar moet dat 80 à 90 procent zijn. Er zijn straatlantaarns die tien jaar of minder staan, deze nu al vervangen zou kapitaalvernietiging zijn, daarom doen we dat pas later.
Daarnaast werken we aan verduurzaming van ons vastgoed. Ongeveer zeventig panden vormen de kern van dat vastgoed. Het onderhoud daarvan verduurzamen we. Een energieadviseur loopt al onze panden na en koppelt verduurzamingsmaatregelen aan al geplande vervangingen. Volgend jaar willen we gemiddeld op energielabel A zitten. Daarmee zouden we de doelen uit het Energieakkoord maatschappelijk vastgoed dan al hebben behaald. Overigens lopen we bij dit soort maatregelen wel tegen beperkingen aan.’

Ruimtelijke ordening is puzzelen voor gemeenten

Welke beperkingen zijn dat?
‘Plannen voor duurzame energie in een grote stad vergen ruimte en die heeft Breda niet zoveel. We hebben hier relatief veel natuur en zijn aan de andere kant een compacte stad. Wil je het warmtenet verder verduurzamen, dan heb je de ruimte nodig. Datzelfde geldt voor de aanleg van zonnecollectoren en de plaatsing van windmolens. Dat laatste gaan we met drie andere gemeenten doen. We zitten in de besluitvormende fase; ik verwacht dat die windmolens er over krap drie jaar staan. Die samenwerking vormt een goede oplossing. Ruimtelijke ordening is puzzelen voor gemeenten, zeker voor grotere gemeenten.’

De gemeente wil natuurlijk het goede voorbeeld geven, maar hoe belangrijk is medewerking van inwoners en bedrijven?
‘Die is natuurlijk essentieel, terugdringing van de CO2-emissie vormt vanzelfsprekend geen gemeentelijk “dingetje”. Er is eenvoudigweg geen andere weg dan het als samenleving te doen. Die samenwerking komt bijvoorbeeld terug in Energiek Breda, de naam van de aanpak van CO2-reductie door ondernemers, onderwijs, burgers en de gemeente. Het initiatief zoekt naar projecten die daaraan bij kunnen dragen. Een kernteam steunt die projecten en  helpt bij de realisatie ervan. We stellen daarvoor jaarlijks een miljoen euro ter beschikking.’

Wat vindt u goede voorbeelden van stappen die bewoners en bedrijven in Breda hebben gezet om de CO2-uitstoot te verminderen?
‘De plaatsing van tienduizend zonnepanelen op de Bredase daken in 2016. Bij mijn aantreden in 2014 wilde ik het aantal zonnepanelen verhogen van tientallen per jaar naar duizenden, dat is snel geregeld en daar ben ik blij om. 
Het gaat zowel om daken van huizen als van scholen. Het kan overigens nog wel wat meer. De gemeente heeft hierbij ook een rol gespeeld. Zo hebben wij een bedrijf ingehuurd dat hielp bij de aanvraag van subsidie uit de rijksregeling Stimulering Duurzame Energieproductie.
‘Maar ook sportverenigingen die ledverlichting aanbrengen, vind ik een uitstekend voorbeeld. Als gemeente subsidiëren wij een derde van de investeringen die zij moeten doen. Inmiddels hebben de meeste verenigingen ledverlichting. De grootste atletiekvereniging hier, en eveneens van het land overigens, heeft ook nog eens zonnepanelen geplaatst.
‘Maar ook het bedrijfsleven doet zijn best. Op meer plaatsen waar bedrijven al samenwerken bij het onderhoud van hun bedrijventerrein kijken ze nu eveneens naar duurzaamheid, bijvoorbeeld door zonnepanelen te plaatsen op de daken. Op het bedrijventerrein Hazeldonk zijn drie windmolens geplaatst. Deze leveren stroom aan het net. Bedrijven besteden daarnaast vaak aandacht aan klimaatadaptatie, dus hoe je het terrein klimaatbestendig inricht. Zo kunnen zij enorme hitte in gebouwen bij warm weer tegengaan met groene daken. En bedrijven vertrouwen minder blind op de goede werking van het riool. Ze werken eraan dat op hun terrein water kan worden vastgehouden zodat bij enorme wateroverlast het riool niet overloopt. Steeds meer ondernemers werken mee aan vermindering van de CO2-uitstoot en aan klimaatbeheersing. Het aantal koplopers is zo groot dat zij inmiddels het peloton zijn gaan vormen.’

Hoe stimuleert de gemeente bewoners en bedrijven daarbij?
‘We hebben ruim een maand geleden met de gemeente Oosterhout de zogeheten Green Deal VvE-POWER getekend oftewel Vereniging van Eigenaren Platform Op Weg naar Energieneutraliteit Regio Brabant. Het doel is verregaande CO2-reductie en energieneutrale woningen. We beseften dat veel opgaven op dit gebied zijn gericht op huurwoningen en op particuliere eigenaren van gezinswoningen. Maar voor verenigingen van eigenaren was weinig aandacht. Hen wilden we ook betrekken bij de energietransitie. We willen leden van een VvE, bijvoorbeeld bewoners van een appartementengebouw, bewust maken van het belang van energiebesparing en het opwekken van duurzame energie. En hen vervolgens helpen bij stappen op weg naar een beter, toekomstbestendig en energieneutraal complex.’

Faciliteren jullie dat ook?
‘Dat is wel de bedoeling. We denken nu na over een energiefonds voor de voorfinanciering van projecten door VvE’s. Ik voorzie hierbij overigens weinig problemen, geld is immers goedkoop in de huidige tijd. Het fonds zou gevuld kunnen worden door het energiefonds van de provincie Noord-Brabant, door duurzame banken of door de gemeenten Breda en Oosterhout. Ik verwacht overigens dat dergelijke green deals een hoge vlucht gaan nemen; binnen enkele jaren zullen tientallen gemeenten er ook toe overgaan.’

Breda kent eveneens een klimaatfonds.
‘Dat klopt. Dat hadden we al een tijdje in kleinere vorm. Dat was toen de drie windmolens op het bedrijventerrein Hazeldonk zijn geplaatst. Die hebben wij als gemeente gebruiksklaar gemaakt en deze vervolgens verkocht aan een ontwikkelaar. In ruil daarvoor stort die ontwikkelaar jaarlijks twee ton in het fonds. Dat geld stellen wij beschikbaar aan burgers en bedrijven voor allerlei projecten zoals deelauto’s en wellicht dus de voorfinanciering van VvE’s. Dit loopt al drie jaar, we hebben nog zo veel geld in het fonds dat de financiering van projecten de komende twaalf jaar is gegarandeerd.’

Ik ben blij dat de landelijke overheid aan boord lijkt te stappen

Hoeveel hoop heeft u dat de CO2-reductie gaat lukken?
‘Landelijk is het streven om in 2050 CO2-neutraal te zijn. De provincie Noord-Brabant kent hetzelfde streven. Breda heeft een marsroute die in 2044 eindigt; dat is ambitieus, maar het moet lukken. Zeker als we samenwerken in de regio. Wij namen ook deel aan de proef van de regio West-Brabant voor het ontwikkelen van een Regionale Energiestrategie – een afspraak van zes partijen waaronder de VNG – om te komen tot een energieneutrale regio in 2050. Die regionale samenwerking op dit gebied is de toekomst; we moeten samen maar kijken wat het streven wordt, 2044 of 2050. Om 2044 te halen, zijn wel innovaties nodig.’

Aan welke innovaties moeten we dan denken?
‘Verbeteren van het rendement van zonnepanelen en meer opwekking van energie per windmolen. Of betere opslag van energie in zout. Nu heb je voor een gezin opslag nodig ter grootte van een container. Een zoutbatterij kan werken, maar dan moet die niet groter zijn dan een kubieke meter. Dan is die geschikt voor dag- en seizoenopslag van energie. Of we doelstellingen halen, hangt sterk af van de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van de nieuwste technologieën.’

Hoe beoordeelt u bij dit alles de rol van het Rijk?
‘De energietransitie kan alleen slagen als we het met zijn allen doen, en die niet overlaten aan een groepje idealisten, dat 10 procent vormt van de totale bevolking. Het Rijk hebben we uiteraard ook hard nodig. Ik ben blij dat de landelijke overheid aan boord lijkt te stappen. Dat was de laatste jaren in mijn ogen te weinig het geval. Maar de ambities van Rutte III zijn hoopvol. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn focus op de overgang naar gasloze woningen en gebouwen. Dat helpt mij als wethouder weer om die transitie overtuigender te verkopen binnen mijn gemeente.’