VNG Magazine nummer 15, 11 oktober 2024

Tekst: Abdullah Uysal

Een gebrekkige samenwerking tussen rijk en gemeenten staat de effectieve uitvoering van onder meer inkomens­regelingen in de weg, ziet raadslid Abdullah Uysal, die onlangs een scriptie schreef over het onderwerp. De burger is de dupe.

Abdullah Uysal

De laatste tijd komt het steeds vaker voor dat overheden eerder diametraal tegenover elkaar komen te staan dan zij aan zij. Dat de interbestuurlijke verhoudingen onder druk staan, is niet nieuw. Kijk daarvoor alleen al naar het asielvraagstuk of het gedwongen vertrek van de minister-president uit het Torentje vanwege de verbouwing van het Binnenhof. Zelfs voor zoiets kleins en banaals moest de ene overheid (gemeente Den Haag) de andere overheid (het ministerie van Algemene Zaken) een dwangsom opleggen om iets gedaan te krijgen. 
Maar het kan erger: in een totale escalatie dagen ze elkaar voor de rechter en krijgt de bestuursrechter het laatste woord toebedeeld.

Inkomenspolitiek

De Utrechtse gemeenteraad wilde inwoners met een laag inkomen tegemoetkomen door het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid te verruimen. Dit besluit werd door de Kroon, in de gedaante van toenmalig minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken, vernietigd omdat het voeren van inkomensbeleid geen gemeentelijke aangelegenheid is. De Raad van State heeft op grond van de bestaande wet- en regelgeving geoordeeld dat het besluit van Utrecht niet mag, maar erkent tegelijkertijd ook dat het toch echt aan de politiek is om hier verandering in te brengen. 
Dat is precies wat Utrecht getracht heeft te doen. Als eerste overheid staan gemeenten het dichtst bij de burger en weten zij als geen ander wat er speelt in de samenleving. Van gemeenten wordt verwacht dat ze slagvaardig en flexibel opereren en maatwerk leveren; generieke regels vertalen naar en toepassen op lokale omstandigheden, zodat inwoners niet buiten de boot vallen. Zo heeft iedere gemeente haar eigen minimaregelingen, waarbij de een net iets verder gaat dan de ander. Al deze regelingen zijn uiteindelijk bedoeld om de bestaanszekerheid van inwoners te garanderen. Dat is namelijk de kerntaak van de overheid.

Centrale rol

Maar wat als het rijk structureel nalaat om de centrale rol te pakken bij bestaanszekerheid en landelijke regels ontoereikend zijn om te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten? Moet de gemeente die dat adresseert – en zich als eerste overheid logischerwijs geroepen voelt om bestaande noden te lenigen en daartoe allerlei maatregelen neemt – daarvoor gestraft worden?
Een gebrekkige samenwerking tussen gemeenten, provincies en de rijksoverheid staat een effectieve uitvoering van beleid en de levering van publieke diensten in de weg. Dat gaat daarmee uiteindelijk altijd ten koste van de burger, juist als het over inkomenspolitiek of bestaanszekerheid gaat. De overheid is er voor de burger en het belang van de burger dient als uitgangspunt genomen te worden. De casus van Utrecht is hét voorbeeld van regelgerichtheid. De overheid raakt verzeild in formaliteiten en verliest de burger uit het oog. Alsof we niets geleerd hebben van het toeslagenschandaal. De focus zou moeten liggen op rechtvaardigheid in plaats van rechtmatigheid. Die wil is er wel bij gemeenten. Nu nog bij het rijk.

Abdullah Uysal is raadslid (GroenLinks) in Dordrecht. Hij rondde onlangs zijn masterstudie staats- en bestuursrecht af aan de Universiteit Leiden met een scriptie over de verdeling van bevoegdheden tussen overheidslagen.

Schrijf ook een Betoog voor VNG Magazine: redactie@vngmagazine.nl.